ECLI:NL:OGEAM:2021:158

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
820.00001/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van functie en aanvaarden van steekpenningen door ambtenaar in Sint Maarten

In deze zaak is de verdachte, als hoofd van de afdeling Infrastructuurbeheer van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI), beschuldigd van het aannemen van steekpenningen en het vervalsen van facturen. De zaak betreft een periode van 2013 tot 2018, waarin de verdachte samen met zijn echtgenote en zoon betrokken was bij verschillende onregelmatigheden rondom aanbestedingen en het beheer van de vuilstortplaats op Sint Maarten. De verdachte heeft in ruil voor het aannemen van steekpenningen ervoor gezorgd dat de aanbesteding voor de vuilstortplaats werd gegund aan een bedrijf, terwijl hij ook facturen indiende die niet gerelateerd waren aan de werkzaamheden van het ministerie. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het aannemen van steekpenningen, wat heeft geleid tot een veroordeling tot een gevangenisstraf van 32 maanden en ontzetting van het recht om ambten te bekleden voor zeven jaar. De zaak is behandeld in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarbij de verdachte zijn onschuld heeft volgehouden en heeft gepleit voor vrijspraak, maar het gerecht heeft de bewijsvoering van het openbaar ministerie als overtuigend beschouwd.

Uitspraak

Parketnummer: 820.00001/21
Uitspraak: 23 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van dit gerecht in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam],
geboren op [datum] 1963 in Sint Maarten,
adres: [adres] in Sint Maarten.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
9 april 2021, 18 en 20 mei 2021, 27, 28 en 29 september 2021, 15 en 16 november 2021 en 23 december 2021.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J. Bloem naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 30 augustus 2018 te Sint Maarten, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet als ambtenaar, te weten als hoofd van de afdeling Infrastructuurbeheer (
Infrastructure Management), werkzaam bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI),
een gift en/of belofte (en/of dienst) heeft aangenomen van [medeverdachte 1] en/of [getuige 1]en/of [medeverdachte 3]
en/of (telkens) voor zichzelf en/of zijn echtgenote [naam] en/of zijn zoon [naam] althans (een) ander(en), een gift en/of belofte (en/of dienst) heeft gevraagd aan [medeverdachte 1 ] en/of [getuige 1] en/of [medeverdachte 3], zijnde die gift(en) en/of belofte(n) (en/of dienst(en)):
  • een geldbedrag van USD 5.000,-; en/of
  • een geldbedrag van USD 22.700,-; en/of
  • (het aangaan van) een (dienstverlenings-)overeenkomst met het bedrijf van [naam] en/of met [echtgenote] en/of (een) geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) ANG 233.496,91; en/of
  • (het aangaan van) een arbeidsovereenkomst met [zoon] en/of (een) geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) ANG 128.832,09; en/of
  • (een) geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) NAF 188.800,-, althans een maandelijks geldbedrag (ongeveer) variërend van USD 6.000,- tot USD 7.000,-,
althans, een of meer gift(en) en/of beloft(en) (en/of dienst(en)),
(telkens) wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze/die (gift(en) en/of belofte(s) (en/of dienst(en)) hem, verdachte en/of (een) ander(en) en/of zijn mededaders werd(en) gedaan, verleend en/of werd(en) aangeboden,
teneinde hem, verdachte, (zelf) te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten en/of ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, al dan niet in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening was gedaan en/of nagelaten,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens):
  • anders dan om zakelijke redenen en/of niet alleen vanwege zakelijke redenen het beheerscontract van de vuilstortplaats (
  • nog geheime en/of (nog) niet openbare en/of concurrentiegevoelige (overheids)informatie aan [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] verstrekt en/of voor hem/hen het (de) benodigde (aanbestedings)document(en) opgesteld en/of hem/hen geadviseerd en/of geassisteerd bij het opstellen van (een) (aanbestedings)document(en), benodigd voor het verkrijgen van het beheerscontract van de vuilstortplaats (
  • een relatie aangegaan en/of onderhouden tussen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) enerzijds en [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [getuige 1] anderzijds, al dan niet via een derde, ten einde (aldus) gunning van (een) toekomstige (verlenging van een) beheerscontract(en) mogelijk te maken; en/of
  • ervoor gezorgd en/of zich ervoor ingespannen en/of zijn invloed ofwel zijn gezag aangewend dat de genoegzame naleving van geldende (veiligheids-) procedures en verplichtingen die voor [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [getuige 1] voortvloeiden uit het beheerscontract van de vuilstortplaats (
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 30 augustus 2018 te Sint Maarten, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in zijn hoedanigheid als ambtenaar, te weten als hoofd van de afdeling Infrastructuurbeheer (
Infrastructure Management), werkzaam bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI),
opzettelijk met misbruik van zijn functie en/of positie iets heeft gedaan en/of heeft nagelaten te doen teneinde enig voordeel voor zichzelf en/of zijn echtgenote [naam] en/of zijn zoon [naam] althans (een) ander(en) te verkrijgen, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
  • anders dan om zakelijke redenen en/of niet alleen vanwege zakelijke redenen het beheerscontract van de vuilstortplaats (
  • nog geheime en/of (nog) niet openbare en/of concurrentiegevoelige (overheids)informatie aan [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [getuige 1] verstrekt en/of voor hem/hen het (de) benodigde (aanbestedings)document(en) opgesteld en/of hem/hen geadviseerd en/of geassisteerd bij het opstellen van (een) (aanbestedings)document(en), benodigd voor het verkrijgen van het beheerscontract van de vuilstortplaats (
  • een relatie aangegaan en/of onderhouden tussen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) enerzijds en [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [getuige 1] anderzijds, al dan niet via een derde, ten einde (aldus) gunning van (een) toekomstige (verlenging van een) beheerscontract(en) mogelijk te maken; en/of
  • ervoor gezorgd en/of zich er voor ingespannen voor en/of zijn invloed aangewend om de genoegzame naleving van geldende (veiligheids-) procedures en verplichtingen die voor [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [getuige 1] voortvloeiden uit het beheerscontract van de vuilstortplaats (
en overige relevante regelgeving niet (volledig) zouden worden gehandhaafd of dat anderszins (volledige) nakoming daarvan zou worden afgedwongen,
in elk geval (telkens) iets heeft gedaan en/of nagelaten iets te doen teneinde enig voordeel voor zichzelf en/of zijn echtgenote[naam] en/of zijn zoon [naam] althans (een) ander(en) te verkrijgen, welk voordeel bestond uit gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) van [medeverdachte 1] en/of [getuige 1] en/of [medeverdachte 3], zijnde die git(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en):
  • een geldbedrag van USD 5.000,-; en/of
  • een geldbedrag van USD 22.700,-; en/of
  • (het aangaan van) een (dienstverlenings-)overeenkomst met het bedrijf van [naam] /of met de echtgenote van verdachte [naam] en/of (een) geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) ANG 233.496,91; en/of
  • (het aangaan van) een arbeidsovereenkomst met [zoon] en/of (een) geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) ANG 128.832,09; en/of
  • (een) geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) NAF 188.800,-, althans een maandelijks geldbedrag (ongeveer) variërend van USD 6.000,- tot USD 7.000,-.
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 31 december 2017 te Sint Maarten, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in zijn hoedanigheid als ambtenaar, te weten als hoofd van de afdeling Infrastructuurbeheer (
Infrastructure Management), werkzaam bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI),
opzettelijk met misbruik van zijn functie en/of positie iets heeft gedaan en/of heeft nagelaten te doen teneinde enig voordeel voor zichzelf en/of zijn echtgenote [naam] en/of zijn zoon [naam] althans een of meer familielid/leden, te verkrijgen,
namelijk heeft hij (anders dan om zakelijke redenen en/of niet alleen vanwege zakelijke redenen), terwijl de aanleg van het parkeerterrein op Kim Sha Beach (op een stuk grond samengesteld uit de percelen kadastraal bekend als [kadastrale aanduidingen] reeds was gestart danwel dat reeds tot de aanleg van het parkeerterrein was besloten en/of de bestemming van het betreffende stuk grond door de overheid was vastgesteld (telkens):
  • het herlocatieverzoek van het bedrijf S&Y Enterprises N.V. (van Mullet Bay Beach) naar Kim Sha Beach) goedgekeurd en/of er voor gezorgd en/of voor laten zorgen dat dit herlocatieverzoek werd goedgekeurd en/of een of meer ander(en) benaderd om op deze wijze de behandeling/afwikkeling van dit verzoek te bespoedigen, althans op enigerlei wijze betrokkenheid gehad bij de behandeling/afwikkeling van dit herlocatieverzoek en/of
  • er voor gezorgd en/of er voor laten zorgen en/of zich er voor ingespannen dat het bedrijf S & Y Enterprises N.V. een bouwvergunning en/of een huurcontract verkreeg op het perceel grond met kadastrale kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding] , gelegen te kim Sha Beach,
in elk geval (telkens) iets heeft gedaan en/of nagelaten iets te doen teneinde enig voordeel voor zichzelf en/of zijn echtgenote [naam] en/of zijn zoon [naam] ), althans een of meer familielid/leden, te verkrijgen, namelijk goedkeuring van voornoemd herlocatieverzoek en het afgeven van voornoemde bouwvergunning terwijl dit in strijd was met de voorgenomen bestemming van het perceel.
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 te Sint Maarten, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een factuur/purchase order, te weten:
een factuur van Sheriff Security Force N.V. (d.d. 8 mei 2013) ten bedrage van USD 546 (D-070, pagina 1) en/of
een factuur (bedoeld als specificatie of estimate) van Sheriff Security Force N.V. (d.d. 23 mei 2013) ten bedrage van USD 9.427,25 (D-071, pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 131318 (d.d. 7 juni 2013) ten bedrage van USD 9.973,25 (D-070, pagina 2); en/of
een factuur van I and B Maintenance Service N.V. (d.d. 21 september 2013) ten bedrage van USD 29.100 (D-167, pagina 4); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10489 (d.d. 23 september 2013) ten bedrage van USD 29.100 (D-203, pagina 2); en/of
een factuur van I and B Maintenance Service N.V. (d.d. 11 juni 2014) ten bedrage van USD 6.720 (D-206, pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 0031 (d.d. 16 juni 2014) ten bedrage van USD 6.720 (D-206, pagina 2); en/of
en factuur van I and B Maintenance Service N.V. (d.d. 22 oktober 2013) ten bedrage van USD 16.766 (D-203, pagina 3); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 0966 (d.d. 11 november 2013) ten bedrage van USD 5.126 (D-203, pagina 4); en/of
een factuur van Darius N.V. (d.d. 3 juli 2013) ten bedrage van USD 2.640 (DOC-195), pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10457 (d.d. 8 juni 2013) ten bedrage van USD 2.640 (D-195, pagina 2); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10475 (d.d. 14 augustus 2013) ten bedrage van USD 8.940 (D-193, pagina 3); en/of
een factuur van Darius N.V. (d.d. 8 september 2013) ten bedrage van USD 1.120 (DOC-194, pagina 1); en/of
en factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 132483 (d.d. 10 september 2013) ten bedrage van USD 1.120 (D-192, pagina 2); en/of
een factuur van Office World (d.d. 1 maart 2014) ten bedrage van USD 1.813,84 (D-239, pagina 1); en/of
PO 5553 (d.d. 24 februari 2014) ten bedrage van USD 964 (D-239, pagina 4); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5554 (d.d. 24 februari 2014) ten bedrage van USD 900 (D-239, pagina 2); en/of
een factuur van Studiomart (d.d. 1 juni 2014) ten bedrage van USD 790 (D-234, pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 141307 (d.d. 29 augustus 2014) ten bedrage van USD 790 (D-234, pagina 2); en/of
een factuur van Caines Construction & Maintenance Services (d.d. 13 januari 2014) ten bedrage van USD 2.200 (D-215, pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 14002 (d.d. 6 januari 2014) ten bedrage van USD 2.200 (D-215, pagina 2); en/of
een factuur van Caines Construction & Maintenance Services (d.d. 18 maart 2014) ten bedrage van USD 1.959,55 (D-214, pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5585 (d.d. 9 april 2014) ten bedrage van USD 1.959,55 (D-214, pagina 2); en/of
een factuur van Caribbean Embroidery (d.d. 17 maart 2014) ten bedrage van USD 615 (D-219, pagina 3); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5567 (d.d. 18 maart 2014) ten bedrage van USD 615 (D-201, pagina 2); en/of
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2130213 (d.d. 14 juni 2014) ten bedrage van NAF 44.657,68 (D-165, pagina 2 en 3); en/of
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2130365 (d.d. 9 oktober 2013) ten bedrage van NAF 105.113,53 (D-167, pagina 1 en 2); en/of
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140164 (d.d. 28 maart 2014) ten bedrage van NAF 39.659,90 (D-168, pagina 1 en 2); en/of
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140181 (d.d. 10 april 2014) ten bedrage van NAF 40.852,14 (D-169, pagina 1 en 2); en/of
en verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140282 (d.d. 20 juni 2014) ten bedrage van NAF 35.293,84 (D-171, pagina 1 en 2); en/of
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2130365 (d.d. 9 oktober 2013 ten bedrage van NAF 105.113,53 (D-278, pagina 1 en 2),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) waaruit enig recht en/of enige verbintenis en/of enige bevrijding van schuld kan ontstaan en/of dat bestemd was / die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
(telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel is/kon ontstaan voor het bedrijf Windward Roads B.V. en/of het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, milieu & Infrastructuur (VROMI), althans het Land Sint Maarten,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) in/op genoemde factuur/purchase order vermeld dat – zakelijk weergegeven -:
  • de factuur was bestemd voor Windward Roads B.V. en/of
  • de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht/verleend en/of goederen zijn geleverd voor en/of op verzoek van het bedrijf Windward Roads B.V., terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten en/of goederen niet voor en/of op verzoek van dat bedrijf zijn verricht/verleend of geleverd; en/of
  • de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht door het bedrijf Windward Roads B.V., terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet door dat bedrijf zijn verricht; en/of
  • de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht in het kader van een bepaald project (en derhalve zijn geboekt onder een stelpost), terwijl de op de factuur vermelde werkzaamheden of diensten niet in het kader van dit project/deze stelpost zijn verricht.
4.
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 te Sint Maarten, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, te weten:
een factuur van Sheriff Security Force N.V. (d.d. 8 mei 2013) ten bedrage van USD 546 (D-070, pagina 1) en/of
een factuur (bedoeld als specificatie of estimate) van Sheriff Security Force N.V. (d.d. 23 mei 2013) ten bedrage van USD 9.427,25 (D-071, pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 131318 (d.d. 7 juni 2013) ten bedrage van USD 9.973,25 (D-070, pagina 2); en/of
2.
een factuur van I and B Maintenance Service N.V. (d.d. 21 september 2013) ten bedrage van USD 29.100 (D-167, pagina 4); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10489 (d.d. 23 september 2013) ten bedrage van USD 29.100 (D-203, pagina 2); en/of
een factuur van I and B Maintenance Service N.V. (d.d. 11 juni 2014) ten bedrage van USD 6.720 (D-206, pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 0031 (d.d. 16 juni 2014) ten bedrage van USD 6.720 (D-206, pagina 2); en/of
en factuur van I and B Maintenance Service N.V. (d.d. 22 oktober 2013) ten bedrage van USD 16.766 (D-203, pagina 3); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 0966 (d.d. 11 november 2013) ten bedrage van USD 5.126 (D-203, pagina 4); en/of
3.
een factuur van Darius N.V. (d.d. 3 juli 2013) ten bedrage van USD 2.640 (DOC-195), pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10457 (d.d. 8 juni 2013) ten bedrage van USD 2.640 (D-195, pagina 2); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10475 (d.d. 14 augustus 2013) ten bedrage van USD 8.940 (D-193, pagina 3); en/of
een factuur van Darius N.V. (d.d. 8 september 2013) ten bedrage van USD 1.120 (DOC-194, pagina 1); en/of
en factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 132483 (d.d. 10 september 2013) ten bedrage van USD 1.120 (D-192, pagina 2); en/of
4.
een factuur van Office World (d.d. 1 maart 2014) ten bedrage van USD 1.813,84 (D-239, pagina 1); en/of
PO 5553 (d.d. 24 februari 2014) ten bedrage van USD 964 (D-239, pagina 4); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5554 (d.d. 24 februari 2014) ten bedrage van USD 900 (D-239, pagina 2); en/of
5.
een factuur van Studiomart (d.d. 1 juni 2014) ten bedrage van USD 790 (D-234, pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 141307 (d.d. 29 augustus 2014) ten bedrage van USD 790 (D-234, pagina 2); en/of
6.
een factuur van Caines Construction & Maintenance Services (d.d. 13 januari 2014) ten bedrage van USD 2.200 (D-215, pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 14002 (d.d. 6 januari 2014) ten bedrage van USD 2.200 (D-215, pagina 2); en/of
een factuur van Caines Construction & Maintenance Services (d.d. 18 maart 2014) ten bedrage van USD 1.959,55 (D-214, pagina 1); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5585 (d.d. 9 april 2014) ten bedrage van USD 1.959,55 (D-214, pagina 2); en/of
7.
een factuur van Caribbean Embroidery (d.d. 17 maart 2014) ten bedrage van USD 615 (D-219, pagina 3); en/of
een factuur/purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5567 (d.d. 18 maart 2014) ten bedrage van USD 615 (D-201, pagina 2); en/of
8.
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2130213 (d.d. 14 juni 2014) ten bedrage van NNAF 44.657,68 (D-165, pagina 2 en 3); en/of
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2130365 (d.d. 9 oktober 2013) ten bedrage van NAF 105.113,53 (D-167, pagina 1 en 2); en/of
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140164 (d.d. 28 maart 2014) ten bedrage van NAF 39.659,90 (D-168, pagina 1 en 2); en/of
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140181 (d.d. 10 april 2014) ten bedrage van NAF 40.852,14 (D-169, pagina 1 en 2); en/of
en verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140282 (d.d. 20 juni 2014) ten bedrage van NAF 35.293,84 (D-171, pagina 1 en 2); en/of
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2130365 (d.d. 9 oktober 2013 ten bedrage van NAF 105.113,53 (D-278, pagina 1 en 2),
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat bestemd was/die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan en/of
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens):
  • deze factuur/purchase order ter uitbetaling heeft gediend of laten indienen bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI); en/of
  • deze factuur/purchase order heeft/hebben (laten) voorzien van een paraaf (ter goedkeuring); en/of
  • deze factuur/purchase order heeft/hebben laten uitbetalen door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI); en/of
  • deze factuur/purchase order heeft opgenomen of heeft laten opnemen in de (crediteuren)administratie/boekhouding van Windward Roads B.V.,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in die factuur/purchase order (telkens) was opgenomen en/of vermeld dat -zakelijk weergegeven-:
  • de factuur was bestemd voor Windward Roads B.V. en/of
  • de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht/verleend en/of goederen zijn geleverd voor en/of op verzoek van het bedrijf Windward Roads B.V., terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten en/of goederen niet voor en/of op verzoek van dat bedrijf zijn verricht/verleend of geleverd; en/of
  • de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht door het bedrijf Windward Roads B.V., terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet door dat bedrijf zijn verricht; en/of
  • de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht in het kader van een bepaald project (en derhalve zijn geboekt onder een stelpost), terwijl de op de factuur vermelde werkzaamheden of diensten niet in het kader van dit project/deze stelpost zijn verricht.
Voor zover in de tenlastelegging overigens nog taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, leest het gerecht deze voor de leesbaarheid in de bewezenverklaring cursief verbeterd.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens ernstige vormverzuimen/normschendingen in verschillende fasen van het strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte. Subsidiair dient dit tot bewijsuitsluiting te leiden en meer subsidiair (ook vanwege de schending van de redelijke termijn) tot strafvermindering, aldus de raadsman.
Concluderend stelt de raadsman dat het onderzoek op zeer vooringenomen, roofzuchtige en in elk geval onzorgvuldige wijze is geschied door “Officers van de Court” die zich de strafrechtelijke veroordeling van [verdachte] en [echtgenote] in het vizier stelden, koste wat het kost. De rechten en belangen van [verdachte] zijn daarbij telkenmale geschonden en met voeten getreden, zodanig dat niet meer gesproken kan worden van een eerlijke/zuivere rechtsbedeling. Daarbij zijn, volgens de raadsman, getuigen/verdachten op verkapte wijze als kroongetuige ingezet, zijn personen die, hoe vaag ook, negatief over [verdachte] en [echtgenote] kunnen verklaren buiten vervolging gesteld of gehouden en zijn andere getuigen bedreigd, getreiterd en ongeoorloofd onder druk gezet om negatief over [verdachte] te verklaren.
Het openbaar ministerie stelt, bij tijd en wijle bijgestaan door rechters, alles in het werk om tegen [verdachte] en [echtgenote] een succesvolle strafvervolging te realiseren, waarbij schending van procedurele waarborgen, equality of arms, niet is geschuwd, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich in repliek, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een oneerlijk proces, noch van een inbreuk op enig beginsel van behoorlijke rechtspleging of andere normschending, en acht daarom geen grond aanwezig voor niet-ontvankelijk verklaring, bewijsuitsluiting of strafvermindering.
Alvorens over te gaan tot de bespreking van hetgeen de raadsman ter adstructie van zijn stellingen heeft aangevoerd, merkt het gerecht het volgende op.
Van de raadsman mag in het kader van gestelde vormverzuimen en/of normschendingen worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) genoemde factoren wordt aangegeven tot welk in dat artikel omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. Hoewel het gerecht zich heeft ingespannen om tot een juiste duiding te komen van al hetgeen door de raadsman in dit verband naar voren is gebracht, is zij daarin beperkt doordat de raadsman op veel punten heeft volstaan met een globale omschrijving van de gestelde normschending alsook een summiere motivering van het gestelde, waarbij de argumentatielijnen van de raadsman en de volgens hem aan bepaalde omstandigheden/voorvallen te verbinden conclusies niet altijd goed te volgen zijn, en ook niet steeds duidelijk is welk rechtsgevolg de raadsman nu precies aan welke normschending verbonden wenst te zien.
Met inachtneming van de hierdoor veroorzaakte beperkingen heeft het gerecht, teneinde toch zoveel mogelijk recht te doen aan hetgeen is aangevoerd, de volgende hoofdthema’s in het betoog van de raadsman weten te onderkennen:
de bevooroordeelde houding van het openbaar ministerie en de opsporingsambtenaren;
de onthouding van processtukken in de verlofprocedure;
de weigering van de rechter-commissaris om de verdachte aanwezig te laten zijn bij de getuigenverhoren;
e aanloop naar de zitting van 27 september 2021, de onjuiste weergave van verklaringen van de verdachte in het proces-verbaal van de zitting van
28 en 29 september 2021 door de zittingsrechter en de correctie van de raadsman door de zittingsrechter;
de (verkapte) inzet van kroongetuigen en het doen van toezeggingen;
het bedreigen, treiteren en ongeoorloofd onder druk zetten van getuigen.
a.
De bevooroordeelde houding van het openbaar ministerie en de opsporingsambtenaren
De raadsman heeft in dit verband in de eerste plaats aangevoerd dat het procesdossier een gekunstelde werkelijkheid weergeeft, bestaande uit roddels en stemmingmakerij, met onbegrip voor de realiteit op de werkvloer binnen overheidsdepartementen op Sint Maarten. Ook is geen onderzoek gedaan naar ontlastende scenario’s. De ondertoon van het hele onderzoek was dat men ontdaan was dat [naam bedrijf 2] het contract voor de Dump had verloren, aldus de raadsman.
Het gerecht volgt de raadsman niet in dit betoog, reeds omdat dit verweer niet met concrete feiten en omstandigheden wordt onderbouwd.
Voor zover de raadsman doelt op – naar zijn mening – te gemakkelijk door opsporingsambtenaren en/of leden van het openbaar ministerie getrokken conclusies ten nadele van zijn cliënt, zij opgemerkt dat deze strafprocedure er juist voor is bedoeld om te bepalen of die conclusies al dan niet terecht zijn. Het enkel innemen van een – van dat van de raadsman afwijkend – standpunt door opsporingsambtenaren en/of leden van het openbaar ministerie levert niet een normschending op. Ook het – al dan niet in het kader van rechtshulpverzoeken –
door opsporingsambtenaren en/of de officier van justitie verwijzen naar (de resultaten van) andere opsporingsonderzoeken levert niet een dergelijke schending op.
Het gerecht is voorts, het dossier en de loop van de strafprocedure overziend, van oordeel dat er – onder meer door het ter zitting horen van verschillende door de verdediging verzochte getuigen en het mede naar aanleiding van verzoeken van de verdediging laten opstellen van nadere processen-verbaal – voldoende oog is geweest voor niet alleen belastende, maar ook voor mogelijk ontlastende feiten en omstandigheden. De raadsman heeft ook niet gesteld welk alternatief scenario daarbij over het hoofd zou zijn gezien.
Voor zover de raadsman hierbij doelt op het feit dat TCI-processen-verbaal in het dossier zijn gevoegd, faalt dat betoog eveneens. Het opnemen van dergelijke, volgens vast protocol tot stand gekomen processen-verbaal, met de daarin opgenomen kanttekening dat deze niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, levert geen schending op van enige norm.
Wat er ook zij van de stelling van de raadsman dat [verdachte] en [echtgenote] zich tijdens hun verhoren bij de politie terecht op hun verschoningsrecht hebben beroepen, en wel degelijk bereid waren hun verhaal te doen bij de rechter-commissaris, het feit dat de officier van justitie niet bereid is gebleken daarvoor een gerechtelijk vooronderzoek te vorderen levert geen normschending op, reeds omdat de officier van justitie hiertoe niet verplicht is. Niet aannemelijk is geworden dat de officier van justitie hiermee wilde voorkomen dat ook anderen bij de rechter-commissaris gehoord zouden worden, voordat de opsporingsambtenaren met hen gesproken zouden hebben. Zulks te meer nu de raadsman in het geheel geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die enig aanknopingspunt bieden voor de juistheid van het gestelde en het gerecht daarvan ook overigens niets is gebleken.
De onthouding van processtukken in de verlofprocedure
De raadsman heeft aangevoerd dat de voorzitter van de hofcombinatie (en de procureur-generaal) in de verlofprocedure verdachtes recht op een eerlijk proces hebben geschonden, door hem in die procedure het grootste deel van de processtukken te (laten) onthouden, waarbij deze bij de – uiteindelijk te late – verstrekking ook nog onvolledig waren.
Voor zover niet reeds op grond van het gesloten systeem van rechtsmiddelen moet worden geoordeeld dat dit verweer niet kan slagen, oordeelt het gerecht dat niet valt in te zien welke norm zou zijn geschonden met het door de voorzitter op grond van een in artikel 7 van de Landsverordening vervolging politieke gezagsdragers neergelegde wettelijke bevoegdheid genomen gemotiveerd besluit tot onthouding van processtukken in de zaak van [verdachte].
De weigering van de rechter-commissaris om de verdachte aanwezig te laten zijn bij de getuigenverhoren
De raadsman heeft gesteld dat de door hem uitvoerig beschreven gang van zaken met betrekking tot de getuigenverhoren bij de rechter-commissaris moet worden gekwalificeerd als een stelselmatige beperking en schending van de verdedigingsrechten die vormverzuimen oplevert en ervoor heeft gezorgd dat er geen sprake was van een eerlijke procesvoering.
Het gerecht oordeelt dat, wat hier ook van zij, vast staat dat alle door het gerecht toegewezen getuigen uiteindelijk op de openbare terechtzitting door de zittingsrechter zijn gehoord. De raadsman en zijn cliënt zijn daarbij aanwezig geweest en hebben de getuigen vragen kunnen stellen en tegen hun verklaring kunnen inbrengen wat tot zijn verdediging kan dienen. Bij die stand van zaken is er geen sprake van enige normschending en/of een oneerlijk proces.
De aanloop naar de zitting van 27 september 2021, de onjuiste weergave van verklaringen van de verdachte in het proces-verbaal van de zitting van

28 en 29 september 2021 door de zittingsrechter, en de correctie van de raadsman door de zittingsrechter

De raadsman heeft in de eerste plaats betoogd dat zijn cliënten zich onder druk gezet hebben gevoeld in de aanloop naar de zitting van 27 september 2021. Hoe dat ook zij, feit is dat [verdachte] en [echtgenote] op die zitting zijn verschenen, in aanwezigheid van de raadsman. Voorts is, mede op verzoek van de raadsman, het onderzoek ter zitting voor zes weken geschorst, onder meer om de raadsman de gelegenheid te geven zich voor te bereiden op het pleidooi, mede op basis van hetgeen de getuigen ter zitting op 27 en 28 september 2021 hadden verklaard. De raadsman heeft op 15 en 16 november 2021 uitgebreid het woord ter verdediging gevoerd.
Het gerecht vermag niet in te zien op welke wijze deze gang van zaken voor de cliënten van de raadsman, zoals deze stelt, een zodanige druk hebben opgeleverd, dat van een normschending kan worden gesproken.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de verklaringen van zijn cliënten, alsook die van de andere, in hetzelfde feitencomplex gelijktijdig maar niet gevoegd terechtstaande, verdachten – ten nadele van [verdachte] – onjuist in het proces-verbaal van de zitting van 28 en 29 september 2021 zijn opgenomen. Hierbij zouden hele delen van de politieverhoren zijn opgenomen, die niet ter zitting zijn gezegd of besproken.
Het gerecht overweegt hierover dat deze kwestie reeds is besproken op de zitting van 15 november 2021, zoals blijkt uit het van die zitting opgemaakte proces-verbaal. Het gerecht blijft bij hetgeen in dat proces-verbaal is overwogen en beslist en beschouwt die overwegingen en beslissingen als hier te zijn herhaald en ingelast.
Bij pleidooi heeft de raadsman nog gewezen op een aantal andere vermeende onjuistheden.
Voor zover dit de verklaringen van de andere verdachten betreft, geldt dat de raadsman van [verdachte] niet in de positie is om daarin wijzigingen voor te stellen, aangezien deze verklaringen niet in zijn zaak zijn afgelegd noch in zijn zaak zijn gevoegd. Wel heeft het gerecht de bij pleidooi hierover door de raadsman gemaakte opmerkingen ter informatie gehecht aan het proces-verbaal van de zitting van 15 en 16 november 2021.
Het gerecht stelt voorop dat de rechter samen met de griffiers de inhoud van het proces-verbaal vaststelt en ondertekent ter juistheid van hetgeen daar is vermeld. Het proces-verbaal wordt vastgesteld aan de hand van de zittingsaantekeningen van de griffiers van de in acht genomen vormen en van al hetgeen met betrekking tot de zaak op de terechtzitting voorvalt. Het proces-verbaal behelst daarnaast de zakelijke inhoud van de verklaringen van getuigen, deskundigen en verdachten. Een zogenoemd “verzamelproces-verbaal” waarin niet alleen wordt vermeld wat in de zaak van de verdachte is voorgevallen maar ook de verslaglegging bevat van de gelijktijdige, niet gevoegde, behandeling van de zaak tegen de andere verdachten, is een geaccepteerde werkwijze en brengt geen nietigheid van het onderzoek ter zitting mee. Indien de verdediging van mening is dat in dat proces-verbaal onjuistheden zijn geslopen die van belang zijn voor de verdediging dan kan zij dit ter zitting aan de orde stellen. De rechter kan, indien hij het aangevoerde juist acht en in het belang van het onderzoek, binnen redelijke grenzen, het proces-verbaal aanpassen.
Het gerecht heeft aan de hand van de aantekeningen van beide griffiers vastgesteld dat wat in het proces-verbaal is opgenomen een juiste zakelijke weergave is van hetgeen de verdachte ter zitting heeft verklaard. Maar ook indien woordelijk zou zijn gezegd wat de raadsman heeft aangevoerd, ziet het gerecht niet welk nadeel de verdachte heeft ondervonden van de zakelijke weergave daarvan. Overigens is juist dat [naam] niet heeft verklaard dat de camera’s niets te maken hadden met de Landfill. Dit moet verbeterd worden gelezen als: Sewage plant.
Nu door de raadsman op geen enkele wijze is aangevoerd welk rechtens te respecteren belang is geschaad, wordt het verweer verworpen.
De raadsman heeft voorts gesteld dat is afgedaan aan het verdedigingsbelang van zijn cliënt en aan het recht op een eerlijke procesvoering, doordat de zittingsrechter hem heeft meegedeeld dat het storend was dat de raadsman tijdens het pleidooi van mr. Bommel bij herhaling hoorbaar sprak met zijn cliënt.
Hierover overweegt het gerecht als volgt. De rechter bepaalt de orde in de zittingszaal. Het spreekt dan ook voor zich dat de rechter, indien een van de raadslieden zich in de zittingszaal op een zodanige wijze met zijn cliënten verstaat dat het voor de rechter en de griffiers niet meer goed mogelijk is om het betoog van de raadsvrouw van een van de andere procesdeelnemers te kunnen volgen, dient in te grijpen. Dat is hier ook gebeurd. Het is te betreuren dat de raadsman kennelijk het storende van zijn gedrag voor zijn omgeving op dat moment niet heeft ingezien of dat dit hem is ontgaan. Wat daarvan ook zij, het gerecht vermag – zonder nadere motivering, die niet is gegeven – niet in te zien welke inbreuk op welk beginsel van behoorlijke procesorde of andere normschending hier aan de orde is en in het verlengde daarvan, op welke wijze dit kan bijdragen aan het door de raadsman beoogde rechtsgevolg van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
De (verkapte) inzet van kroongetuigen en het doen van toezeggingen
De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld dat in de onderhavige zaak geen gebruik is gemaakt van kroongetuigen en dat aan niemand enige toezegging is gedaan om hem te bewegen om een verklaring af te leggen. Het gerecht heeft, bij afwezigheid van concrete indicaties voor het tegendeel, geen reden om aan de juistheid van die mededeling te twijfelen.
Het bedreigen, treiteren en ongeoorloofd onder druk zetten van getuigen
De raadsman heeft bij pleidooi gesteld dat TBO-verbalisanten tijdens verhoren getuigen op onaanvaardbare wijze onder druk hebben gezet om – naar het gerecht begrijpt: – nadelig over [verdachte] te verklaren. Steun voor deze stelling moet volgens de raadsman worden gevonden in door hem overgelegde schriftelijke verklaringen, waarbij de raadsman kennelijk in het bijzonder doelt op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] .
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Vooropgesteld wordt dat het pressieverbod inhoudt dat verhorende ambtenaren geen ongeoorloofde lichamelijke of psychische druk op een gehoorde persoon mogen uitoefenen, waardoor deze een verklaring aflegt waarvan niet kan worden gezegd dat deze in vrijheid is afgelegd. De vraag wanneer van zo’n ongeoorloofde druk sprake is, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. In de jurisprudentie valt geen scherpe scheidslijn te ontwaren tussen datgene wat nog wel en datgene wat niet meer geoorloofd is. Duidelijk is wel dat een indringende ondervraging, zeker indien een verdenking bestaat van een zeer ernstig feit, op zichzelf toegestaan is.
In het naar aanleiding van vragen van de raadsman over dit onderwerp opgestelde proces-verbaal van bevindingen van 24 augustus 2021 (AMB-111) is gerelateerd dat alle tijdens de verhoren in het dossier Ruby gestelde vragen en antwoorden letterlijk zijn uitgewerkt en opgetekend in de desbetreffende processen-verbaal van verhoor. Nu het gerecht geen reden heeft om aan de juistheid van die mededeling te twijfelen, zijn die processen-verbaal van verhoor zelf de belangrijkste kenbron bij de beantwoording van de vraag of al dan niet sprake is geweest van oneigenlijke druk op getuigen en/of verdachten. Het gerecht zal ter beoordeling van de door de desbetreffende getuigen afgelegde schriftelijke verklaringen hierna de processen-verbaal van hun verhoren nader beschouwen.
[naam medeverdachte 1]
[getuige 1] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 9 november 2020 verklaard:

On many occasions during that time [naam] told me that he was being questioned about the Sint Maarten Dump. More specifically, about the contact that was awarded to a company that he was involved with to maintain or operate the Dump. According to [naam] he was repeatedly asked if he and/or his company gave mr. [verdachte] any money to be awarded a contract, or for any type of favor. [naam] was complaining about this and I always got the impression that he felt pressured by the persons who were questioning him.
(…) At a certain point in time [naam] started telling me and [naam] that the police officers who were questioning him were telling him that unless he stated or admitted that he or his company was/were paying money to Mr. [verdachte], the police would go after [naam] for tax evasion matters.”
[getuige 1] heeft verklaringen afgelegd op 11 december 2018, 2 april 2019, 3 april 2019, 20 februari 2020, 21 februari 2020 en op 24 april 2020. Verbalisanten relateren in de vierde verklaring dat [getuige 1] het zichtbaar moeilijk heeft en dat hij aangeeft dat hij worstelt wat hij moet vertellen. Hij zegt dat de druk groot is en dat verbalisanten ’s avonds naar huis gaan maar dat hij nog verder moet op het eiland. In zijn vijfde verklaring geeft [medeverdachte 2 ] aan dat zijn angst hem erin zit wat er hierna gaat gebeuren. Straks staat het op papier en zit het in het dossier. Hij zit dan thuis en moet hierdoor continu oppassen. [getuige 1] sluit af met de woorden dat hij denkt dat hij nu alles wel heeft verteld.
Op 24 april 2020 is [getuige 1] telefonisch gehoord. Tijdens het verhoor wordt hij boos en vraagt verbalisanten wat de bedoeling is. Hij verklaart dat hij weet dat hij fouten heeft gemaakt en dat hij heeft geprobeerd openheid van zaken hierover te geven. Hij vraagt zich af of hij nu vervolgd gaat worden voor belastingfeiten. Verbalisanten hebben hierop gezegd dat zij de afgelegde verklaringen toetsen op basis van feiten, zodat zij de verklaringen kunnen verifiëren. Als op enig moment aan [medeverdachte 2] wordt gevraagd waarom hij niet direct openheid van zaken heeft gegeven toen verbalisanten hem confronteerden met de factuur, antwoordt hij dat hij die afweging heeft gemaakt omdat hij eerder met die factuur is geconfronteerd en hij bij hetzelfde verhaal wilde blijven omdat het anders ongeloofwaardig zou zijn (
a lie is a long way to the truth). Op 14 mei 2020 is aan [getuige 1] medegedeeld dat hij als verdachte wordt aangemerkt. Verbalisanten hebben hem gevraagd of hij achter de verklaringen blijft staan, zoals hij die eerder heeft afgelegd. [getuige 1] heeft daarop aangegeven dat dit het geval is, daarmee uitdrukkelijk verwijzend naar de laatste verklaringen waarin hij heeft getracht openheid van zaken te geven.
Op 24 februari 2021 (AMB-105) hebben verbalisanten de verklaring van [medeverdachte 1] aan [getuige 1] getoond. [getuige 1] heeft verklaard, voor zover hier relevant, dat hij het uiteraard niet prettig vond om door de politie gehoord te worden en dat hij dus in die zin wel druk voelde. Dit betrof volgens [getuige 1] geen ongeoorloofde druk. [getuige 1] verklaarde dat hij vooral druk voelde toen hij tijdens de politieverhoren werd geconfronteerd met onderliggende stukken. Op dat moment realiseerde hij zich dat hij er niet meer om heen kon en dat het geen zin meer had om te ontkennen.
Uit het bovenstaande volgt dat [getuige 1] het door [medeverdachte 1] gestelde in het geheel niet onderschrijft. Voor zover [getuige 1] druk heeft ervaren kwam deze voort uit de mogelijke gevolgen die zijn verklaringen voor hem zelf zouden kunnen hebben. Niet aannemelijk is geworden dat, zoals door de raadsman gesteld, oneigenlijke druk op [medeverdachte 2] is uitgeoefend om hem te bewegen nadelig over [verdachte] te verklaren.
[naam getuige2]
[getuige 2] heeft in een schriftelijke verklaring van 13 juli 2020 verklaard: “
I was literally harassed by TBO officers and threatened with criminal procedural measures if I did not cooperate.
[getuige 2] is op 23 oktober 2019 en op 11 december 2019 als getuige gehoord. In zijn eerste verklaring heeft de politie [getuige 2] vragen gesteld over diverse facturen uit zijn administratie. De politie heeft hem voorgehouden dat het lastig is om onderzoek te doen naar zijn administratie als hij zelf onjuistheden op de facturen vermeldt, waarop de getuige heeft geantwoord dat hij dit begrijpt. De vraag of hij nog vragen heeft of ergens op terug wil komen, beantwoordde [getuige 2] ontkennend. [getuige 2] heeft het proces-verbaal vervolgens getekend. Bij aanvang van het tweede verhoor is [getuige 2] gevraagd of hij nog iets wil toevoegen aan zijn eerdere verklaring. [getuige 2] zegt vervolgens niets over door hem bij het eerste verhoor ervaren druk.
Zoals de raadsman heeft aangevoerd is [getuige 2] gedurende het tweede verhoor voorgehouden: “Wij wijzen u erop dat als u bewust informatie achterhoudt de mogelijke consequenties voor uw rekening zijn. U heeft nu meerdere malen de kans gekregen om de waarheid te vertellen. U bent hier het slachtoffer van. U bent niet de enige. De keuze is aan u om de waarheid te spreken. U bent een hardwerkend persoon en heeft een goedlopend bedrijf.” Aan het einde van het verhoor is [getuige 2] opnieuw de vraag gesteld of hij nog vragen of opmerkingen heeft of ergens op terug wil komen. Hij heeft die vraag ontkennend beantwoord.
Het gerecht leest in de aan [getuige 2] gestelde vragen niet dat op enigerlei wijze oneigenlijke druk is uitgeoefend om nadelig over [verdachte] te verklaren. Ook moet worden vastgesteld dat [getuige2] geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om naar aanleiding van de verhoren nog iets op te merken.
[naam getuige 3]
[getuige 3] is op 21 januari 2020 als getuige gehoord. Hij is toen uitgebreid ingegaan op zijn rol als waarnemend hoofd Domeinbeheer en zijn relatie met [verdachte]. Aan het einde van het verhoor is hem de vraag gesteld of hij nog iets aan zijn verklaring wil toevoegen. Hij heeft die vraag ontkennend beantwoord. De getuige heeft zijn verklaring doorgelezen, verklaarde daarin te volharden en heeft deze ondertekend.
[getuige 3] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 9 januari 2021 herhaald wat hij eerder heeft verklaard. Hij heeft daaraan toegevoegd dat hem voortdurend de vraag werd gesteld, kort gezegd, of [verdachte] druk op hem heeft uitgeoefend, welke vraag hij steeds met ‘nee’ heeft beantwoord. [getuige 3] had het gevoel dat dit niet het antwoord was dat de verbalisanten wilden horen. Volgens hem hebben de verbalisanten daarna de bandopname gestopt en de getuige voorgehouden dat zij begrijpen dat het moeilijk is om naar waarheid te verklaren en dat hij zich comfortabel moet voelen. In reactie daarop heeft [getuige 3] verklaard dat hij volstrekt comfortabel was en naar eer en geweten de waarheid heeft verklaard.
In een proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2021 (AMB-108) relateren de bij voormeld verhoor betrokken opsporingsambtenaren dat het verhoor in het geheel niet is opgenomen.
Het gerecht acht op grond van hetgeen in het proces-verbaal van verhoor van deze getuige is gerelateerd, in samenhang met het feit dat het door [getuige 3] gestelde incident met de bandopname blijkens het daarover opgemaakte ambtsedige proces-verbaal niet heeft plaatsgevonden, niet aannemelijk geworden dat op hem oneigenlijke druk is uitgeoefend om ten nadele van [verdachte] te verklaren. Daarbij komt dat deze getuige zelf heeft verklaard volstrekt comfortabel te zijn geweest in het verhoor en naar waarheid te hebben verklaard.
[naam getuige 4]
[getuige 4] is op 8 juli 2019 en 25 oktober 2019 als getuige gehoord. Daarnaast zijn er twee processen-verbaal opgemaakt naar aanleiding van met hem gevoerde gesprekken (AMB-049 en AMB-051). Hij is op 24 augustus 2021 als getuige door de rechter-commissaris gehoord en hij is op 27 september 2021 ter terechtzitting van het gerecht als getuige gehoord.
De schriftelijke verklaring van [getuige 4] van 15 januari 2021 behelst, voor zover hier relevant, niet meer dan dat hem is gevraagd te speculeren naar wat er wel of niet aan de hand was met de stelpost, hetgeen hij niet heeft gedaan.
[getuige 4] heeft ter terechtzitting op 27 september 2021 verklaard dat hij tijdens zijn tweede politieverhoor druk heeft ervaren, die hieruit bestond dat ze zijn belastingen onder de loep zouden nemen en hem zouden opsluiten en dat ze anders wel iets anders zouden bedenken. Dit deden ze volgens [getuige 4] om te bewerkstelligen dat hij zou gaan praten. Ook tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 24 augustus 2021 heeft hij druk ervaren. Hij kan niet meer uitleggen waaruit die druk heeft bestaan.
Voor zover [getuige 4] door de opsporingsambtenaren gevraagd zou zijn om te speculeren, valt dit naar het oordeel van het gerecht niet te kwalificeren als het uitoefenen van oneigenlijke druk. Daarbij komt dat [getuige 4] volgens eigen zeggen niet op dat verzoek is ingegaan. Voorts leest het gerecht in de processen-verbaal van verhoor van deze getuige in het geheel niet dat sprake is geweest van oneigenlijke druk. Integendeel, de getuige antwoordt zonder veel aandringen op alle aan hem gestelde vragen en neemt – zij het schoorvoetend – verantwoordelijkheid voor zijn eigen rol. In zijn verhoor bij de rechter-commissaris bevestigt [getuige 4] ook dat hij bij de politie de waarheid heeft verteld. Voorts valt op dat de getuige noch in zijn schriftelijke verklaring, noch bij de rechter-commissaris, melding maakt van tijdens de politieverhoren op hem uitgeoefende druk en hij ook overigens niet kan toelichten waaruit de door de rechter-commissaris op hem uitgeoefende druk zou hebben bestaan. Dit leidt het gerecht tot de conclusie dat ook ten aanzien van deze getuige niet aannemelijk is geworden dat tijdens de politieverhoren sprake is geweest van oneigenlijke druk.
De slotsom is dat ten aanzien van geen van deze getuigen noch van [getuige 1] aannemelijk is geworden dat zij tijdens hun verhoren zijn blootgesteld aan oneigenlijke druk, en dat er geen aanwijzingen zijn dat zij niet in vrijheid hebben verklaard. Het gerecht wil zonder meer aannemen dat getuigen op indringende wijze zijn verhoord. Echter, die omstandigheid brengt niet mee dat op grond daarvan gezegd moet worden dat de verklaringen in strijd met het pressieverbod zijn verkregen. Ook dit onderdeel van het verweer kan daarom niet slagen.
Conclusie
Op grond van al het voorgaande concludeert het gerecht dat geen sprake is geweest
van inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor aan het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, of van enige andere normschending. Voor het door de raadsman beoogde rechtsgevolg van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie is dan ook geen plaats. Nu naar het oordeel van het gerecht geen sprake is van inbreuk op enig beginsel van behoorlijke procesorde/normschending, wordt ook het niet gemotiveerde verzoek tot bewijsuitsluiting of dientengevolge strafvermindering afgewezen. Het verweer van de raadsman wordt dus in alle onderdelen verworpen.
Vrijspraak
Zaaksdossier 2: Kim Sha beach
InleidingTen aanzien van dit feit staat – kort gezegd – ter beoordeling of de verdachte opzettelijk, met misbruik van zijn functie:
- het door het bedrijf van zijn zoon en dochter [bedrijf kinderen] ingediende herlocatieverzoek van Mullet Bay naar Kim Sha beach heeft goedgekeurd, of er voor heeft gezorgd of laten zorgen dat dit werd goedgekeurd en/of anderen heeft benaderd om de behandeling/afwikkeling van dit verzoek te bespoedigen, of op andere wijze bij die behandeling/afwikkeling betrokken is geweest;
- er voor heeft gezorgd of laten zorgen en/of zich er voor heeft ingespannen dat [bedrijf kinderen] een huurcontract en een bouwvergunning kreeg op Kim Sha beach.
Vast staat dat de verdachte uit hoofde van zijn functie als hoofd van de beheersdienst van VROMI bij deze kwestie betrokken was. De vraag die in het kader van een eventuele bewezenverklaring beantwoord moet worden is of die betrokkenheid verder is gegaan dan wordt gerechtvaardigd door die (legitieme) betrokkenheid en van dien aard is geweest dat sprake was van opzettelijk misbruik van zijn functie of zijn positie.
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Het herlocatieverzoek van [bedrijf kinderen] naar Kim Sha beach
Chronologische weergave van de feiten
- Op 23 januari 2014 is door het ministerie van VROMI een aanbestedingsdocument opgesteld voor de aanleg van een parkeerplaats op Kim Sha beach. Een tekening met perceelnummers met daarop de exacte locatie van de parkeerplaats ontbreekt, wel is er een foto waarop de plaats van de parkeerplaats is getekend (D-262, p. 10). De verdachte heeft ter terechtzitting van 29 september 2021 verklaard dat deze foto klopt.
- De verdachte heeft voor wat betreft de precieze perceelnummers van de parkeerplaats gewezen op het locatieplan dat onderdeel uitmaakt van de advies/beslisblad advertentie constructie parkeergelegenheid Kim Sha beach (D-261, p. 4). Dit advies is opgemaakt op 12 februari 2014 en noemt [verdachte] als de contactpersoon. Het gerecht stelt vast dat hieruit volgt dat de parkeerplaats aangelegd moest worden op de perceelnummers:[nummers] , (zijnde het perceel waarop het bedrijf Go Dive Sint Maarten N.V. (Go Dive) is gevestigd) en deels op perceel [nummers] (zijnde het perceel waarop [bedrijf kinderen] zou worden gevestigd). De verdachte heeft ter terechtzitting van 29 september 2021 verklaard dat dit plan op 23 februari 2014 door de ministerraad is goedgekeurd en dat de aanbesteding van de parkeerplaats daarna kon worden uitgeschreven. Hij heeft verklaard dat uit dit plan blijkt dat het de bedoeling was dat de parkeerplaats slechts op een deel van het kadastrale perceel [nummer] zou worden aangelegd en niet op het gehele perceel.
- Op 23 juli 2015 heeft Francisca Smith van VROMI het Kadaster verzocht om de namen van de eigenaren van de betreffende percelen te verstrekken, waaronder de percelen [nummers] (D-263, p. 2. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze correspondentie mogelijk in cc heeft ontvangen en dat deze te maken had met de procedure tegen Go Dive, omdat de parkeerplaats mede op hun terrein zou worden aangelegd. Uit het antwoord van het Kadaster aan Smith volgt dat perceel [nummer] eigendom is van Eilandgebied Sint Maarten en dat voor perceel [nummer] geen vergunning aan het bedrijf Go Dive/Go Dive is verleend.
- Ruim twee jaar nadat de ministerraad de aanleg van de parkeerplaats heeft goedgekeurd doet de zoon van [verdachte] op 4 april 2016 een verzoek namens [bedrijf kinderen] Enterprises aan de minister van TEATT om herlocatie van zijn bedrijf van Mulletbay naar Kim Sha beach (D-264, p. 3). Er wordt verzocht om herlocatie naar het strand van Kim Sha beach, er wordt niet om een bepaald perceel verzocht.
- Op 16 mei 2016, kort nadat het verzoek door [bedrijf kinderen] is ingediend, wordt daadwerkelijk aangevangen met de aanleg van het parkeerterrein (D-265). In het dossier bevindt zich een e-mailbericht van de verdachte aan [naam] (van TEATT) van 16 mei 2016 te 03.36 uur waarin hij dringend om informatie vraagt over Go Dive, dat is gevestigd op Kim Sha beach en waarvan hij een zakelijke licentie heeft ontvangen. [verdachte] vraagt hem na te gaan of er een bouwvergunning is afgegeven aan Go Dive voor die locatie. Tevens verzoekt hij om het inspectierapport waaruit blijkt dat is gecontroleerd dat het bedrijf op de juiste locatie is gebouwd. Hij deelt mee dat hij de informatie nodig heeft omdat de regering voornemens is een parkeerplaats te bouwen op Kim Sha beach (D-267, p. 1623).
- Uit de daaropvolgende reeks e-mailberichten tussen de verdachte en Lucien Wilson, hoofd van de inspectiedienst van TEATT blijkt dat [verdachte] probeert een beeld te krijgen wat de status is van Go Dive/ Ocean Explorers op genoemd perceel. Wilson antwoordt aan [verdachte] dat Go Dive sinds 2008 een vergunning heeft voor Welfare Road 113. Op 2 juni 2016 schrijft Wilson dat verschillende bedrijven zijn gevestigd op het adres Welfare Road 113, waaronder ook Go Dive. Er kan volgens hem niet worden geconcludeerd dat Go Dive illegaal is gevestigd op genoemde locatie (D-267, p. 8). [verdachte] antwoordt op 2 juni 2016 dat zij een serieus probleem hebben. Er moeten volgens [verdachte] met spoed voorzieningen worden getroffen om Go Dive van perceel [nummer] te verwijderen, zodat kan worden voortgegaan met de aanleg van de parkeerplaats.
- Op 5 juni 2016 ontvangt [verdachte] een e-mailbericht van [naam] met als bijlage het herlocatieverzoek van [bedrijf kinderen] naar Kim Sha beach met het verzoek om advies. [naam] schrijft dat zij advies vraagt, gelet op de recente ontwikkelingen in het gebied van Kim Sha beach. Op welke ontwikkelingen zij hier doelt is onduidelijk, maar het gerecht vermoedt dat zij doelt op de aanleg van de parkeerplaats. [verdachte] reageert kennelijk niet op dit verzoek aangezien zij hem op 16 juni 2016 een herinnering stuurt.
- Wel blijkt uit het dossier dat [verdachte] [naam] heeft gevraagd om TEATT hierin te adviseren. [naam] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 11 januari 2021 aangegeven dat [verdachte] hem dit heeft gevraagd omdat [verdachte] een conflicterend belang had. Hij heeft met [verdachte] niet inhoudelijk over het advies gesproken, zo verklaart hij.
- Op 16 juni 2016 stuurt [naam] een brief aan [naam] dat de locatie Kim Sha beach beschikbaar is en in eigendom van het Land en dat VROMI geen bezwaar heeft tegen de verplaatsing van [bedrijf kinderen] naar Kim Sha beach. Een locatieplan is bijgevoegd. Op deze tekening is de nieuwe locatie van [bedrijf kinderen] met een pijl getekend op perceel [nummer] . Dit perceel is – gezien vanaf de Welfare Road - gelegen pal achter het perceel [nummer] waarop Go Dive is gevestigd en dat moet verdwijnen van VROMI vanwege de parkeerplaats (D-305, p. 2).
Oordeel van het gerecht
Het hierboven omschreven handelen van de verdachte kan naar het oordeel van het gerecht niet worden aangemerkt als misbruik van zijn functie of positie. Verdachtes betrokkenheid vloeit voort uit zijn functie en er is geen bewijs dat deze betrokkenheid bij de behandeling van het herlocatieverzoek verder is gegaan dan voor de uitoefening van die functie vereist was. De verdachte heeft de advisering over het herlocatieverzoek overgelaten aan [naam], en niet gebleken is dat deze daarbij door de verdachte zou zijn geïnstrueerd of beïnvloed.
Het gerecht constateert dat [naam] geen enkele melding maakt van het feit dat de aanleg van een parkeerplaats ook deels gepland was op het perceel [nummer] , zodat herlocatie van [bedrijf kinderen] naar dat perceel mogelijk in strijd zou zijn met deze bestemming. Hoewel het opmerkelijk is dat deze informatie niet wordt gedeeld met TEATT, is er geen bewijs dat de verdachte hierin een rol heeft gespeeld.
De stelling van de officier van justitie in het requisitoir dat uit de gelijktijdige betrokkenheid van verdachte bij de pogingen om Go Dive van haar locatie te verwijderen, terwijl het bedrijf van zijn kinderen naar het aangrenzend perceel mag verhuizen, wijst op misbruik van zijn functie, acht het gerecht onvoldoende voor het gestelde misbruik. In de eerste plaats zijn beide bedrijven niet op hetzelfde perceel gevestigd. Voorts kan uit het dossier niet worden afgeleid dat [bedrijf kinderen] zich uiteindelijk heeft gevestigd op het gedeelte van perceelnummer [nummer] dat voor de parkeerplaats was bestemd, zodat daaraan niet de conclusie kan worden verbonden dat de verdachte de verwijdering van Go Dive nastreefde ten behoeve van de aanleg van de parkeerplaats en tegelijkertijd toestond dat [bedrijf kinderen]zich op de voor diezelfde parkeerplaats bestemde locatie vestigde.
Op grond van het voorgaande is het gerecht dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte bij het herlocatieverzoek van het bedrijf [bedrijf kinderen] opzettelijk en met misbruik van zijn functie op enigerlei wijze strafrechtelijk betrokken is geweest bij de behandeling/afwikkeling of de goedkeuring hiervan, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De huurovereenkomst en bouwvergunning van [bedrijf kinderen]
Chronologische weergave van de feiten
- Op 16 november 2017 om 12.30 uur stuurt [verdachte] een e-mailbericht aan [naam](vergunningen TEATT) en [getuige 3] (hoofd domeinbeheer VROMI). Dit bericht houdt in dat hij [naam] vraagt met spoed een bericht te sturen aan [getuige 3] voor het gebruik van land op Kim Sha beach, zodat zij dit perceel in longlease “
aan ons”kunnen toewijzen of anders voor een huurperiode van vijf jaar met de mogelijkheid tot verlenging (D-272, p. 3). [verdachte] schrijft verder: “But with the season coming I need it urgently so I will go with the rental.”
- Op 16 november 2017 om 17.25 uur mailt [getuige 3] aan [naam] en [verdachte] dat Domeinbeheer geen bezwaar heeft. [getuige 3] schrijft dat een brief van [naam] waarin wordt gerefereerd aan toerisme en het soort gebruik van het perceel daarbij zou helpen (D-272, p. 2).
- Op 20 november 2017 stuurt [getuige 3] een e-mailbericht naar [verdachte] waarin hij vraagt of [verdachte] aan [naam] wil vragen om [getuige 3] te voorzien van een kopie van het verzoek of een brief van haar departement. (D-245, p. 2). Op 22 november 2017 stuurt [naam] een brief naar [getuige 3] en [verdachte] inhoudend dat [bedrijf kinderen] bij het Departement Economische vergunningen een aanvraag heeft ingediend om dranken, voedsel, strandstoelen en parasols te verzorgen op Kim Sha beach (272, p. 4).
- Op 28 november 2017 wordt een advies/beslisblad door VROMI ingediend met als onderwerp huurovereenkomst voor het gebruik van het perceel meetbriefnummer [nummer] te Kim Sha beach ten behoeve van [bedrijf kinderen]. Verzocht wordt hiermee in te stemmen. Dit advies is ondertekend door [getuige 3]. Bijgevoegd is een akte van tijdelijke verhuur van dezelfde datum, die is ondertekend door de minister en [zoon] van [bedrijf kinderen] (D-244, p.1447). Op 30 november 2017 verleent de minister toestemming om eten/drinken, strandstoelen en parasols aan te beiden op Kim Sha beach voor het perceel 051/1967 (D-306).
- Ten aanzien van de door [bedrijf kinderen] gedane aanvraag tot het verlenen van een bouwvergunning bevat het dossier slechts enkele documenten (D-251, D-252, D-253, D-307, p. 32). Uit deze documenten blijkt dat de secretaris-generaal [getuige 5] van Vromi hiermee aanvankelijk niet akkoord wilde gaan, in de veronderstelling dat [bedrijf kinderen] een bouwvergunning verzocht voor dezelfde locatie als waar Go Dive was gevestigd, welke locatie de overheid door middel van juridische procedures ontruimd probeerde te krijgen in verband met de voorgenomen aanleg van de parkeerplaats. In een memo van 30 januari 2019 schrijft de minister van VROMI Giterson dat hij gezien de recente ontwikkeling waarbij de kwesties rond het perceel waren opgelost, niet langer bezwaar heeft tegen de verlening van de bouwvergunning aan [bedrijf kinderen], waarna de bouwvergunning op 1 februari 2019 is verleend.
Oordeel van het gerecht
Het gerecht stelt vast dat er in twee weken tijd een huurovereenkomst met [bedrijf kinderen] wordt gesloten en dat [verdachte] bij de betrokken personen heeft aangedrongen op spoed. Ook stelt [verdachte] zich blijkens het woordgebruik in de mail van 16 november 2017 om 17.25 uur zonder omhaal op als belanghebbende bij de toekenning van de huurovereenkomst. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat [verdachte] bij de aanvraag van de bouwvergunning op strafrechtelijk relevante wijze betrokken is geweest.
Hoewel het vanuit een oogpunt van het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling beter was geweest als de verdachte zich bij het verzoek om toekenning van de huurovereenkomst aan het bedrijf van zijn kinderen geheel afzijdig had gehouden, en zijn aansporing van de betrokken personen om vaart te zetten in het beslistraject achterwege had gelaten, is zijn handelen naar het oordeel van het gerecht niet van dien aard dat dit kan worden gekwalificeerd als misbruik van zijn functie of positie, vooral nu niet blijkt dat de verdachte zich vanuit zijn functie inhoudelijk heeft bemoeid met de besluitvorming rondom de huurovereenkomst of de bouwvergunning, of zijn functie of positie daarbij anderszins heeft misbruikt.
Gelet op al het bovenstaande acht het gerecht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 3 en 4 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
hij in de periode van 2 juni 2015 tot en met 30 augustus 2018 in Sint Maarten, telkens tezamen en in vereniging met anderen, als ambtenaar, te weten als hoofd van de afdeling Infrastructuurbeheer (
Infrastructure Management), werkzaam bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI),
een gift en
eendienst heeft aangenomen van [medeverdachte 1] en/of [getuige 1]en/of [medeverdachte 3],
en telkens voor zichzelf en zijn echtgenote [echtgenote] en zijn zoon [naam] een gift en
eendienst heeft gevraagd aan [medeverdachte 1] en/of [getuige 1]en/of [medeverdachte 3],
zijnde die giften en diensten:
  • een geldbedrag van USD 5.000,-; en
  • een geldbedrag van USD 22.700,-; en
  • het aangaan van een dienstverleningsovereenkomst met het bedrijf van
[bedrijf 1] en een geldbedrag van in totaal
ANG 233.496,91 en
- het aangaan van een arbeidsovereenkomst met [zoon] en een
geldbedrag van in totaal ANG 128.832,09 en
- een geldbedrag van in totaal NAF 188.800,-,
telkens wetende dat die giften en diensten hem, verdachte en anderen werden gedaan en werden verleend teneinde hem, de verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten en ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening was gedaan of nagelaten,
hebbende verdachte en zijn mededader telkens:
  • niet alleen vanwege zakelijke redenen positief geadviseerd middels een intern toewijzingsadvies (
  • informatie aan [bedrijf medeverdacht 1] verstrekt en de benodigde aanbestedingsdocumenten opgesteld en geadviseerd en geassisteerd en geassisteerd bij het opstellen van aanbestedingsdocumenten, benodigd voor het verkrijgen van het beheerscontract van de vuilstortplaats (
  • een relatie onderhouden tussen hem, verdachte enerzijds en [bedrijf medeverdachte 1], [medeverdachte 1] en [getuige 1] anderzijds teneinde gunning van verlenging van een beheerscontract mogelijk te maken en
  • ervoor gezorgd dat genoegzame naleving van geldende veiligheidsprocedures en verplichtingen die voor [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en [getuige 1] voortvloeiden uit het beheerscontract van de vuilstortplaats (
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 te Sint Maarten, telkens tezamen en in vereniging met anderen, een factuur/purchase order, te weten:
een factuur van Sheriff Security Force N.V. d.d. 8 mei 2013 ten bedrage van USD 546,- en
een factuur bedoeld als estimate van Sheriff Security Force N.V. d.d. 23 mei 2013 ten bedrage van USD 9.427,25 en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 131318 d.d. 7 juni 2013 ten bedrage van USD 9.973,25 en
een factuur van I and B Maintenance Service N.V. d.d. 21 september 2013 ten bedrage van USD 29.100,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10489 d.d. 23
september 2013 ten bedrage van USD 29.100,- en
een factuur van I and B Maintenance Service N.V. d.d. 11 juni 2014 ten
bedrage van USD 6.720,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 0031 d.d. 16 juni 2014 ten bedrage van USD 6.720,- en
een factuur van I and B Maintenance Service N.V. d.d. 22 oktober 2013 ten
bedrage van USD 16.766,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 0966 d.d. 11
november 2013 ten bedrage van USD 5.126,- en
een factuur van Darius N.V. d.d. 3 juli 2013 ten bedrage van USD 2.640,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10457 d.d. 8 juni 2013 ten bedrage van USD 2.640,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10475 d.d. 14
augustus 2013 ten bedrage van USD 8.940,- en
een factuur van Darius N.V. d.d. 8 september 2013 ten bedrage van USD
1.120,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 132483 d.d. 10
september 2013 ten bedrage van USD 1.120,- en
4.
a. een factuur van Office World d.d. 1 maart 2014 ten bedrage van USD 1.813,84 en
eenPO 5553 d.d. 24 februari 2014 ten bedrage van USD 964,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5554 d.d. 24 februari 2014 ten bedrage van USD 900,- en
5.
a. een factuur van Studiomart d.d. 1 juni 2014 ten bedrage van USD 790,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 141307 d.d. 29 augustus 2014 ten bedrage van USD 790,- en
6.
een factuur van Caines Construction & Maintenance Services d.d. 13 januari 2014 ten bedrage van USD 2.200,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 14002 d.d. 6
januari 2014 ten bedrage van USD 2.200,- en
een factuur van Caines Construction & Maintenance Services d.d. 18 maart
2014 ten bedrage van USD 1.959,55 en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5585 d.d. 9 april 2014 ten bedrage van USD 1.959,55 en
7.
a. een factuur van Caribbean Embroidery d.d. 17 maart 2014 ten bedrage van USD 615,- en
b. een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5567 d.d. 18 maart 2014 ten bedrage van USD 615,- en
8.
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2130213 d.d. 14 juni 2014 ten bedrage van NAf 44.657,68 en
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2130365 d.d. 9 oktober 2013 ten bedrage van NAf 105.113,53 en
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140164 d.d. 28 maart 2014 ten bedrage van NAf 39.659,90 en
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140181 d.d. 10 april 2014 ten bedrage van NAf 40.852,14 en
en verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140282 d.d. 20 juni 2014 ten bedrage van NAf 35.293,84,
zijnde telkens een geschrift waaruit enig recht kan ontstaan en dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan voor het bedrijf Windward Roads B.V. of het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu & Infrastructuur (VROMI), immers hebben de verdachte en zijn mededaders telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op genoemde factuur en purchase order vermeld dat – zakelijk weergegeven –:
  • de factuur bestemd was voor Windward Roads B.V. en
  • de werkzaamheden of diensten zijn verricht/verleend of goederen zijn geleverd voor en/of op verzoek van het bedrijf Windward Roads B.V. terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en diensten en goederen niet voor of op verzoek dat bedrijf zijn verricht/verleend of geleverd en
  • de werkzaamheden of diensten zijn verricht in het kader van een bepaald project en derhalve zijn geboekt onder een stelpost, terwijl de op de factuur vermelde werkzaamheden of diensten niet in het kader van dit project/deze stelpost zijn verricht.
-
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
dat hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 te Sint Maarten, telkens tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, te weten:
een factuur van Sheriff Security Force N.V. d.d. 8 mei 2013 ten bedrage van USD 546,- en
een factuur bedoeld als estimate van Sheriff Security Force N.V. d.d. 23 mei 2013 ten bedrage van USD 9.427,25 en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 131318 d.d. 7 juni 2013 ten bedrage van USD 9.973,25 en
een factuur van I and B Maintenance Service N.V. d.d. 21 september 2013 ten bedrage van USD 29.100,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10489 d.d. 23
september 2013 ten bedrage van USD 29.100,- en
een factuur van I and B Maintenance Service N.V. d.d. 11 juni 2014 ten
bedrage van USD 6.720,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 0031 d.d. 16 juni 2014 ten bedrage van USD 6.720,- en
een factuur van I and B Maintenance Service N.V. d.d. 22 oktober 2013 ten
bedrage van USD 16.766,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 0966 d.d. 11
november 2013 ten bedrage van USD 5.126,- en
een factuur van Darius N.V. d.d. 3 juli 2013 ten bedrage van USD 2.640,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10457 d.d. 8 juni 2013 ten bedrage van USD 2.640,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 10475 d.d. 14
augustus 2013 ten bedrage van USD 8.940,- en
een factuur van Darius N.V. d.d. 8 september 2013 ten bedrage van USD
1.120,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 132483 d.d. 10
september 2013 ten bedrage van USD 1.120,- en
4.
a. een factuur van Office World d.d. 1 maart 2014 ten bedrage van USD 1.813,84 en
b. eenPO 5553 d.d. 24 februari 2014 ten bedrage van USD 964,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5554 d.d. 24 februari 2014 ten bedrage van USD 900,- en
5.
a. een factuur van Studiomart d.d. 1 juni 2014 ten bedrage van USD 790,- en
b. een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 141307 d.d. 29
augustus 2014 ten bedrage van USD 790,- en
6.
een factuur van Caines Construction & Maintenance Services d.d. 13 januari 2014 bedrage van USD 2.200,- en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 14002 d.d. 6
januari 2014 ten bedrage van USD 2.200,- en
een factuur van Caines Construction & Maintenance Services d.d. 18 maart 2014 ten bedrage van USD 1.959,55 en
een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5585 d.d. 9 april 2014 ten bedrage van USD 1.959,55 en
7.
a. een factuur van Caribbean Embroidery d.d. 17 maart 2014 ten bedrage van USD 615,- en
b. een purchase order van Windward Roads met kenmerk PO 5567 d.d. 18 maart 2014 ten bedrage van USD 615,- en
8.
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2130213 d.d. 14 juni 2014 ten bedrage van NAf 44.657,68 en
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2130365 d.d. 9 oktober 2013 ten bedrage van NAf 105.113,53 en
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140164 d.d. 28 maart 2014 ten bedrage van NAf 39.659,90 en
een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140181 d.d. 10 april 2014 ten bedrage van NAf 40.852,14 en
en verzamelfactuur en specificatieoverzicht van Windward Roads met factuurnummer 2140282 d.d. 20 juni 2014 ten bedrage van NAf 35.293,84,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift telkens echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en zijn mededaders telkens:
  • deze factuur ter uitbetaling heeft/
  • deze factuur/purchase order heeft/hebben laten voorzien van een paraaf ter goedkeuring en
  • deze factuur heeft/hebben laten uitbetalen door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI) en
  • deze factuur/purchase order heeft/
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in die factuur/purchase order telkens was opgenomen – zakelijk weergegeven – dat:
  • de factuur bestemd was voor Windward Roads B.V. en
  • de werkzaamheden of diensten zijn verricht/verleend of goederen zijn geleverd voor en/of op verzoek van het bedrijf Windward Roads B.V. terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en diensten en goederen niet voor of op verzoek dat bedrijf zijn verricht/verleend of geleverd en
  • de werkzaamheden of diensten zijn verricht in het kader van een bepaald project en derhalve zijn geboekt onder een stelpost, terwijl de op de factuur vermelde werkzaamheden of diensten niet in het kader van dit project/deze stelpost zijn verricht.
Het gerecht acht niet bewezen hetgeen onder 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Het gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Met betrekking tot de hieronder genoemde processen-verbaal, die zijn opgemaakt door verbalisanten met vermelding van alleen hun codenummer, overweegt het gerecht dat het deze processen-verbaal voor het bewijs gebruikt nu de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten in belangrijke mate steun vindt in de overige (zijnde andersoortige) bewijsmiddelen, door of namens de verdachte niet op enig moment in het geding de wens te kennen is gegeven om deze verbalisanten te horen in verband met het onder nummer verbaliseren en het gerecht de inhoud van deze processen-verbaal betrouwbaar oordeelt.
De bewijsmiddelen [1]
Inleiding
Het onderzoek in deze zaak is gestart naar aanleiding van zogenaamde TCI-informatie inhoudend dat het aanbestedingsproces rondom de vuilnisstortplaats op Sint Maarten (hierna ook: de Dump) niet integer zou zijn verlopen. In deze informatie werd onder meer de naam van [verdachte] genoemd die steekpenningen zou hebben ontvangen. Op 7 juli 2018 is het opsporingsonderzoek Ruby gestart. Dit onderzoek richtte zich in eerste instantie op [verdachte] en zijn echtgenote [echtgenote] in de periode van 1 mei 2015 tot en met augustus 2018. Zij werden verdacht van het medeplegen van het aannemen van steekpenningen in dienstbetrekking van [medeverdachte 1] en zijn bedrijf [naam] in ruil voor het winnen van de aanbesteding van de vuilnisstortplaats. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er vermoedelijk ook sprake was van misbruik van een stelpost Sewage bij WWR en dat [verdachte] misbruik maakte van zijn functie bij de toewijzing van de herlocatie en huur en bouwvergunningen aan een familiebedrijf op Kim Sha beach. Het onderzoek naar deze strafbare feiten is beschreven in drie zaaksdossiers te weten:
Zaaksdossier 1: Aanbesteding
Zaaksdossier 2: Kim Sha beach
Zaaksdossier 3: Stelpost.
In het Ruby-onderzoek spelen onder meer de volgende personen een rol, te weten
[verdachte], [echtgenote], [medeverdachte 1], [getuige 1]. Voor de leesbaarheid zal het gerecht deze personen zoveel mogelijk aanduiden met hun achternaam.
Zaaksdsossier 1: Aanbesteding van de Dump
Geschriften, van belang voor deze zaak
Op 24 november 2015 verschijnt in The Daily Herald een advertentie onder de kop: Public Tender Management Sanitary Landfill Pond Island 2016-2017. Als ‘principal’ wordt genoemd het Ministerie van VROMI, vertegenwoordigd door het Department of Infrastructure Management. Als uiterste inlevermoment voor biedingen wordt 30 november 2015 om 10.00 uur genoemd. Ook wordt melding gemaakt van een informatiebijeenkomst. Verdere informatie kan volgens deze advertentie verkregen worden bij het Ministerie van VROMI, Department of Infrastructure Management, ter attentie van [verdachte]. [2]
Op 1 december 2015 stelt het Department of Infrastructure Management van VROMI een Internal Awarding Advice op, waarbij de twee binnengekomen biedingen, waarvan een van R&S ad NAf 4.662.920,- en een van WWR ad NAf 7.187.672,-, worden geëvalueerd. De conclusie van het departement luidt dat op basis van het puntensysteem, zoals omschreven in de Terms of Reference [3] , het beheerscontract voor de Sanitary Landfill Pond Island 2016-2017 zou moeten worden gegund aan [bedrijf medeverdachte1]. Dit advies is ondertekend door de contract manager [naam] en het hoofd van het departement [verdachte]. [4]
Na goedkeuring door de Raad van Ministers op 8 en 27 januari 2016, en ondertekening van het Landsbesluit door de Gouverneur op 10 maart 2016 [5] , wordt op 16 maart 2016 tussen het Land Sint Maarten, vertegenwoordigd door de Minister van VROMI A.C. Meyers, en [bedrijf medeverdachte 1] , vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] , overeengekomen dat [bedrijf medeverdachte 1] van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017 de Sanitary Landfill zal beheren, met de mogelijkheid van verlenging met een jaar. Hiervoor wordt een vergoeding overeengekomen van NAf 4.462.920,-. Dit contract draagt de naam: Agreement Management Sanitary Landfill Pond Island 2016-2017. [6]
[bedrijf medeverdachte 1] is opgericht op 2 juni 2015, met als statutair directeur [medeverdachte 1] . [7]
In de periode van 29 juli 2015 tot en met 30 november 2015, de dag waarop de biedingen binnen moeten zijn, vindt de navolgende communicatie plaats.
- Op 29 juli 2015 mailt Gerco Rijkers, voormalig bedrijfsleider bij WWR, het bid-document van WWR uit 2011 naar [verdachte], die de ontvangst bevestigt. [8] Dit betreft de biedingsdocumenten die WWR in 2011 heeft ingediend voor de aanbesteding van het beheerscontract van de Landfill met daarin de specificaties. [9]
- Op 14 augustus 2015 wordt van de printer bij VROMI het Kamer van Koophandel uittreksel van R&S ingescand en gestuurd naar het e-mailadres van [verdachte]. [verdachte] mailt dit, zonder toelichting, naar het e-mailadres van zijn dochter. [10]
- Op 18 augustus 2015 wordt op de tijdens de huiszoeking bij CIFS inbeslaggenomen computer de bestandsmap [naam bestand] geopend. [11]
- Op 18 augustus 2015 wordt op de bij CIFS aangetroffen computer een bestand aangemaakt, genaamd
[naam bestand]van [bedrijf medeverdachte 1] . Uit de documenteigenschappen blijkt dat dit bestand is aangemaakt door [echtgenote]. Als contributor staat vermeld: [naam] In het Plan of Action van R&S van 10 september 2015 wordt onder punt 6.1 onder ‘involved parties’ als ‘Employer/Principal’ genoemd: Ministry of VROMI, met als contactpersoon: [verdachte]. [12]
Het gerecht constateert dat het Plan of Action zoals aangetroffen in de computer van CIFS inhoudelijk overeenkomt met teksten vermeld in het door [naam] aan [verdachte] toegestuurde bid 2011 van WWR.
- Op 28 augustus 2015 wordt op de bij CIFS aangetroffen computer een bestand aangemaakt, genaamd
[naam bestand]van [bedrijf medeverdachte 1] . Uit de documenteigenschappen blijkt dat dit bestand is aangemaakt door
[echtgenote]. Als contributor staat vermeld: [naam]. [13]
Het gerecht constateert dat bij dit document dezelfde foto’s zijn gevoegd als in het bid van WWR uit 2011. [14]
- Op 28 augustus 2015 stuurt [verdachte] van zijn zakelijke e-mailadres een e-mail naar zijn privé e-mailadres met als tekst:
“Hi [naam] ,
Please fill out accordingly and return to me.”
Als attachment is gevoegd een document genaamd:
[bestandsnaam]van [bedrijf medeverdachte 1] . In de documenteigenschappen van dit bestand staat als creator [echtgenote] vermeld en als contributor [verdachte]. [15]
Het gerecht constateert dat dit bestand vrijwel identiek is aan het hiervoor genoemde document
[bestandsnaam]van [bedrijf medeverdachte 1] .
- Op 29 augustus 2015 stuurt [verdachte] van zijn privé e-mailadres naar zijn zakelijke e-mailadres en zijn privé e-mailadres een e-mail met de tekst: Prepare for a formal letter to purchase these items from Windward Roads B.V. Als attachment is gevoegd een document genaamd Investments by government.docx. Dit betreft een Word bestand met daarin opgenomen de ‘investments’ met daarbij de vermelding “included” of “purchase”. In de documenteigenschappen staat [echtgenote] als creator en als contributor vermeld. [16]
- Op 29 augustus 2015 wordt een Word document opgemaakt waarin de vragen van [bedrijf medeverdachte 1] inzake de aanbesteding zijn opgenomen. In de documenteigenschappen is [echtgenote] als creator en contributor opgenomen. [17]
- Op 30 augustus 2015 stuurt [verdachte] van zijn privé e-mailadres naar zijn zakelijke e-mailadres en privé e-mailadres een e-mail met als onderwerp: brief WWR ending contract and purchase goods met als tekst: Place a letter head and send out. Bij deze e-mail zijn twee attachments gevoegd: a. het eerder genoemde document van 29 augustus 2015: [naam document] en b. een document: [naam document] Dit laatste document betreft een conceptbrief van secretaris-generaal [getuige 5] van VROMI aan WWR, cc aan [verdachte], inhoudende dat het beheer van de Landfill stopt per 31 december 2015. Tevens wordt gevraagd om medewerking van WWR bij de verkoop van materieel aan de overheid omdat dit de overgang voor de nieuwe contractant soepeler zal maken en de tender prijs laag kan houden. Verder wordt WWR bedankt voor haar positieve inzet in de afgelopen 15 jaar. In de kenmerken van dit bestand staat [echtgenote] als creator en contributor vermeld. [18]
- Op 30 augustus 2015 stuurt [verdachte] een e-mail naar zijn dochter [naam] met de tekst:
Hi [naam] ,
did you make the following docs:
*organizational chart
*Staffing use for the works based on the organizational chart.
It’s going good but still need to put in some serious extra time to fine tune it. Spent about 12 hours nearly non stop on it but we nearly there. Just need to get lots of info from the boys yet.
Love daddy. [19]
- Op 30 augustus 2015 antwoordt [dochter]:
Hi daddy,
I do have the organization chart. I’ll send it to you just in case though. Also when you get a chance could you send me the tender document? [20]
- [ [verdachte] antwoordt hierop op diezelfde dag:
Hi[naam],
I’ll send you the tender docs just now. [21]
- Op 31 augustus 2015 stuurt [getuige 1] een e-mail naar [verdachte] met als onderwerp: Equipment list en als tekst: Please see Attachments. Als bijlage wordt een equipment list for works 2015 bijgevoegd. [22]
- Op 16 september 2015 stuurt [verdachte] een e-mail naar [getuige 1] met als onderwerp: please have these filled out en met de tekst: handle as fast as possible. Als bijlage is gevoegd: Curriculum vitae of key personnel.docx. [23]
- Op 29 oktober 2015 stuurt [verdachte] een e-mail naar [getuige 2] met het onderwerp questions en met de tekst:
Questions:
1. If government tenders the security separately who is responsible for our equipment if something happens and who covers our lost wages?
2. Are the equipments being used on landfill presently by Windward Roads for sale if we would win the tender?
If you had other questions please add and send back now for me on a letterhead. [24]
Het gerecht constateert dat de vragen gelijkluidend zijn aan de vragen die staan vermeld in het hierboven genoemde Word document dat op 29 augustus 2015 is opgemaakt en waarin de vragen van [bedrijf medeverdachte 1] inzake de aanbesteding zijn opgenomen. [25]
- Op 29 oktober 2015 stuurt [getuige 1] de vragen die [verdachte] hem heeft gestuurd naar het zakelijke e-mailadres van [verdachte]. [26]
Het gerecht leidt uit de inhoud van deze correspondentie en stukken af dat [verdachte], in samenwerking met[echtgenote] , in de aanloop naar de aanbesteding van het beheerscontract voor de landfill niet alleen informatie heeft verstrekt aan een van de latere bieders, te weten [bedrijf medeverdachte 1] , maar ook dat hij – samen met hun dochter – daadwerkelijk heeft geholpen bij het opstellen van aanbestedingsdocumenten, die nodig waren voor het verkrijgen van het beheerscontract, en dat zij deze documenten ook hebben opgemaakt.
Over het verdere verloop van, en het vervolg op de aanbestedingsprocedure en de betalingen die in het kader daarvan door [bedrijf medeverdachte 1] zijn gedaan bevat het dossier voorts de volgende informatie.
Diverse personen hebben zich uitgelaten over de overgang van het beheerscontract van WWR naar [bedrijf medeverdachte 1] en de rol van [verdachte] in dat verband. Het gerecht geeft hun verklaringen hierna weer.
[naam]heeft onder meer het volgende verklaard.
“Ik was directeur bij WWR. [verdachte] kan nogal dwingend zijn. Het moet gaan zoals hij wil en hij geeft weinig ruimte. Als het niet gaat hoe hij het wil dan kom je weer in de donkere wereld van Sint Maarten terecht. Dan gaan de dingen zoals ik liever niet wil dat ze zouden gaan. Ik had moeite met de laatste aanbesteding van de Dump. Het was een bestek met zoveel eisen waarbij je, wilde je alles opvolgen, een hoop moest investeren. Ik denk dat wij een nette prijs hadden neergelegd na zoveel jaar ervaring. Dan komt er een ander en die schrijft voor een veel lager bedrag in, daar was ik wel ziek van. Ik had het gevoel dat de inschrijving van [medeverdachte 2]niet klopte. Als je al bepaalde vaste kosten optelt die in het bestek zijn genoemd dan zat je al boven het bedrag waar [bedrijf medeverdachte 1] op had ingeschreven. Na het verliezen van de aanbesteding voelde ik me genaaid. We stonden onder tijdsdruk, het was een hele korte periode dat je de bieding moest inleveren. Die trucjes ken ik ook. Ik bedoel dat de periode van aanbesteding heel kort is en dat het kan zijn dat iemand anders de informatie al heeft. Voor een degelijk belangrijk, groot project is dat raar. Je voelt al in het hele proces dat het niet klopte, alles zat te dicht op elkaar.
Ik ken [echtgenote] als de vrouw van [verdachte]. Ik heb een keer een overeenkomst met haar gesloten. [verdachte] vroeg of we werk hadden, want ze had geen werk. Ze kon helpen met werkvergunningen. [verdachte] is nogal persistent. Het enige wat ik doe is dingen afwegen. Je bent het zat om telkens te horen dat je niemand wil helpen en dan weeg je dat af, wat kost het. Er ging wel door mijn hoofd dat als ik [echtgenote] niet aan werk hielp, WWR daar last van kreeg. Dit is niet uit liefde gegaan.” [27]
[naam] heeft verder verklaard dat de betalingen aan [echtgenote] voor het helpen in de werkvergunningssfeer onzin-betalingen waren. “We hadden dit als WWR niet nodig. Ik heb dit in 2015 stop gezet omdat er niks gebeurde”, aldus [naam] . [28]
[naam] heeft, gehoord als getuige ter terechtzitting van 28 september 2021 het volgende verklaard:
“[verdachte] was iets dwingender dan de gemiddelde zakenrelatie. Het was beter maar om te doen wat hij wilde. In die zin voelde ik mij onder druk gezet door hem Ik noemde al als voorbeeld de overeenkomst met CIFS, maar hetzelfde geldt voor de overeenkomst met Tradewinds. WWR heeft die overeenkomsten met [echtgenote] getekend onder druk van[verdachte] . Hij bleef er maar op terugkomen. De druk die ik voelde was reëel. Als iemand steeds weer terugkomt met het verzoek een overeenkomst te tekenen dan ervaart ieder normaal mens dat als druk. Uiteindelijk heb ik ook getekend. CIFS ontving maandelijks een bedrag van WWR. In de overeenkomst staat welke werkzaamheden zij hiervoor moesten doen. Dat deden ze niet.” [29]
Angel Meyersheeft onder meer het volgende verklaard.
“Ik was van november 2015 tot december 2016 minister van VROMI. Ik kreeg direct na mijn aanstelling het verzoek om snel een advies te tekenen met betrekking tot de aanbesteding van de Dump. Wij hebben de vragen met betrekking tot R&S voorgelegd aan [verdachte]. Een van de vragen waar ik moeite mee had was de ervaring die R&S zou hebben. Ik wist dat WWR al jaren de Dump beheerde en van R&S had ik nog nooit gehoord. [verdachte] zou in mijn beleving de belangen van de overheid moeten waarborgen. Maar zijn argumenten lagen meer in de lijn van R&S. Dat vond ik raar. [verdachte] deelde de zorg die wij hadden niet. [verdachte] was aan het sturen en had mooie praatjes waarom vooral [bedrijf medeverdachte 1] de aanbesteding moest krijgen.” [30]
Meyers heeft verder verklaard 100% zeker te weten dat [verdachte] geld kreeg van [bedrijf medeverdachte 1] kreeg ineens overal opdrachten voor: het ophalen van vuilnis, het schoonmaken van stranden en het beheer van de Dump. [31]
[getuige 5], secretaris-generaal van het Ministerie van VROMI, heeft verklaard dat zijn ministerie vijf diensten kent. De verantwoordelijke voor de beheersdienst is C. [verdachte]. Hij heeft verklaard dat de Terms of Reference voor de aanbesteding van het beheerscontract van de Sanitary Landfill zijn opgesteld door de Beheersdienst en dat het proces van aanbesteding en toewijzing werd getrokken vanuit de Beheersdienst. Vanuit die dienst was [verdachte] daar als hoofd bij betrokken. [32]
Ter zitting als getuige gehoord, heeft [getuige 5] verklaard dat hij het opmerkelijk vond dat de prijs van [bedrijf medeverdachte 1] zo dicht lag bij het voor het beheer van de Dump in de begroting gereserveerde bedrag, omdat die begroting weliswaar geen geheim was, maar het werk in redelijkheid niet voor die prijs kon worden uitgevoerd. Het gereserveerde bedrag was veel te krap voor een gedegen beheer van de Dump. Hij vond het dan ook opmerkelijk dat [bedrijf medeverdachte 1] dacht dat ze het voor dat bedrag konden doen en merkt op dat de berekeningen van [bedrijf medeverdachte 1] achteraf ook niet bleken te kloppen. [33]
[medeverdachte 1]heeft onder meer het volgende verklaard.
“Ik weet dat er iets gaande was tussen [verdachte] en WWR. WWR was het bedrijf dat voordat wij de aanbesteding wonnen het beheer van de Dump deed. Ik voelde dat [verdachte] en WWR geen vrienden meer waren zoals dat daarvoor wel het geval was. Ik denk dat [bedrijf medeverdachte 1] geen betrokkenheid zou hebben gehad bij de Dump wanneer de relatie tussen [verdachte] en WWR goed was gebleven. Dan was WWR gewoon de Dump blijven doen.” [34]
Rapport SOAB d.d. 17 februari 2017
Uit het rapport van 17 februari 2017 van het SOAB, gericht aan de minister van VROMI, blijkt dat er na de overname van het beheerscontract van de Landfill op 1 januari 2016 naast een gebrek aan expertise sprake was van een algeheel gebrek aan “compliance management”:
“Assessment Sanitary Landfill Management Agreement.
Though some transition issues were expected there have been numerous fires and incidents at the Landfill which initiated a request (…) to assess the situation.
(…)
two weaknesses were identified.
(…)
we noted the absence of the requirement of expertise in the field of sanitary landfilling.
(…)
The assessment of compliance with the TOR by the Contractor and Principal revealed that both have not been sufficiently compliant.
(…)
The key responsibilities of the Principal are to ensure compliance with the contract and related TOR by the Contractor, to monitor their operations, to rectify the situation as appropriate and to provide the policy and guidelines for waste management on St Maarten to guide the activities at the sanitary landfill. The TOR and contract contain sufficient enforcement measures and sanctions to deal with cases of non-compliance, however these were insufficiently enacted by the Principal.
(…)
There is a general lack of contract compliance management.” [35]
Ten aanzien van de ten laste gelegde geldbedragen
a.
Het bedrag van USD 5.000,-
[medeverdachte 1]heeft hierover verklaard dat [getuige 1] weleens heeft gezegd dat de dochter van [verdachte] hielp met de aanbestedingsstukken. Hij gelooft dat ze daarvoor een bedrag van USD 5.000,- hebben betaald. Hij kan zich niet herinneren of [getuige 1] of hijzelf dit bedrag betaald heeft. Hij weet niet meer of aan [verdachte] of aan zijn dochter is betaald. [36]
[Getuige 1]heeft hierover het volgende verklaard.
“Toen de tender uitkwam kon je de documentatie/de Terms of Reference ophalen bij de overheid. Om alles goed op papier te zetten heb ik de hulp ingeschakeld van [naam]. Ook heb ik de hulp ingeschakeld van [verdachte] wanneer ik iets niet begreep in de Terms of Reference. Een voorbeeld is dat er gevraagd werd om een CV. [verdachte] heeft toen aangegeven dat ik al mijn ervaring op papier moest zetten omdat ervaring heel belangrijk was om de tender te verkrijgen. [verdachte] adviseerde mij hoe ik de organisatiestructuur op moest bouwen.” [37]
[getuige 1] heeft verder verklaard dat het opstellen van de tenderdocumenten is geregeld door [verdachte], zijn vrouw en [naam]. “Tijdens de informatiebijeenkomst op 29 oktober 2015 heb ik vragen gesteld. Ik had niet echt ervaringen met aanbestedingen dus ik heb vooraf aan [verdachte] gevraagd wat voor soort vragen ik zou kunnen stellen. Hij heeft me vervolgens per e-mail de vragen gestuurd die ik tijdens de informatiemeeting heb gesteld. Op de vraag van verbalisanten waarom [verdachte] zich zo nadrukkelijk bemoeide met de aanbesteding van [bedrijf medeverdachte 1] antwoordde [getuige 1]: “It’s all about the kick backs”. [38]
In het begin lijkt het alsof ze je helpen. [echtgenote] kon helpen met de aanbestedingsstukken, daar hebben we haar USD 5.000,- voor moeten betalen. Dit was op aanraden van [verdachte]. Zoals gezegd: Alles was [verdachte], [verdachte], [verdachte]. De betaling moet cash geweest zijn, dat geld is niet aan [echtgenote] betaald, dat werd aan [verdachte] gegeven. [naam] of ik heb dat geld betaald. Als het om cash geld ging moet het [verdachte] zijn geweest die het geld heeft ontvangen, want dat werd niet aan zijn vrouw betaald.” [39]
Het bedrag van USD 22.700,-
Uit een e-mail van 14 juli 2015 van [naam] aan [naam] en [getuige 7] van WWR blijkt dat [verdachte] bij haar heeft geïnformeerd naar een cheque van [bedrijf medeverdachte 1], nadat [getuige 1] daar ook om gevraagd had. [40]
J.P. [getuige 7]heeft, na raadpleging van het administratieve systeem van WWR, verklaard dat de desbetreffende factuur is geboekt op het project de Dump en dat een bedrag van USD 22.700,- is betaald. [41]
In het dossier bevindt zich een factuur van 9 juli 2015 van [bedrijf medeverdachte 1] aan WWR ten bedrage van USD 30.000,- onder vermelding van: loader service sanitaire landfill for month of june 2015. Op die factuur staat handgeschreven een bedrag van
USD 22.700,- en het woord paid. [42] In het dossier bevindt zich ook een cheque van 13 juli 2015 van WWR aan [bedrijf medeverdachte 1] voor een bedrag van USD 22.700,-. [43]
Het bedrag van USD 22.700,- is in de administratie van [bedrijf medeverdachte 1] vermeld onder de omschrijving: Dawn Beach, beach cleaning. [44]
[naam],werkzaam als hoofd administratie bij WWR, heeft over deze factuur verklaard dat deze is verrekend met twee facturen van CIFS aan WWR. [naam] heeft geconstateerd dat ten aanzien van deze factuur via een op 27 juli 2015 geïnde cheque een bedrag van USD 22.700,- is betaald aan [bedrijf medeverdachte 1]. [45]
[medeverdachte 1]heeft over deze cheque het volgende verklaard.
“Wij hebben op verzoek van [verdachte] een keer een cheque opgehaald bij WWR. Volgens mij heeft [getuige 1] de cheque opgehaald en bleef ik in de auto wachten. De cheque was uitgeschreven op naam van [ medeverdachte 1], wij hebben het geld op de bankrekening ontvangen en vervolgens cash aan [verdachte] gegeven. Het was [getuige 1]of ik zelf die het geld aan [verdachte] heeft gegeven.”
Nadat [medeverdachte 1] de factuur en de cheque in kwestie wordt getoond zegt hij dat het kan zijn dat dit de cheque is die betrekking heeft op de doorbetaling aan [verdachte] en dat [bedrijf medeverdachte 1] in ieder geval geen werkzaamheden heeft uitgevoerd voor de cheque die [getuige 1]en hij bij WWR opgehaald hebben. Ook verklaart hij dat het volledige bedrag van USD 22.700,- is doorbetaald aan [verdachte]. “[verdachte] was greedy, ik hoor van meer mensen dat zij geld moeten betalen aan [verdachte] en die dat op een gegeven moment zat zijn.” [46]
[getuige 1]heeft hierover, nadat hij is geconfronteerd met de verklaring van[medeverdachte 1], dat ten aanzien van deze factuur geen werkzaamheden door [bedrijf medeverdachte 1] zijn uitgevoerd, verklaard dat het klopte wat [naam] had verklaard. [47]
Het bedrag van NAf 233.496,91
Op 3 december 2015, twee dagen na de totstandkoming van het eerder genoemde, mede door [verdachte] ondertekende, Internal Awarding Advice stuurt [echtgenote] vanuit [accountantskantoor echtgenote] een e-mail naar [getuige 1], waarin zij aangeeft wat zij hebben besproken. In deze e-mail staat onder meer welke administratieve diensten [accountantskantoor echtgenote] voor haar rekening neemt voor [bedrijf medeverdachte1]. [48]
In de administratie van [accountantskantoor echtgenote] wordt een overeenkomst aangetroffen tussen [accountantskantoor echtgenote] en [bedrijf medeverdachte 1], inhoudende dat [accountantskantoor echtgenote] de administratieve werkzaamheden voor [bedrijf medeverdachte 1] over 2015 zal uitvoeren. Dit document is op 4 januari 2016 door [echtgenote] als directeur van [accountantskantoor echtgenote] en [medeverdachte 1] als directeur van [bedrijf medeverdachte 1] ondertekend. [49] Op 25 januari 2016 wordt, onder verwijzing naar de overeenkomst van 4 januari 2016, hiervoor een bedrag overeengekomen van USD 2.500,- per maand. [50] Op 4 december 2017 wordt een verhoging van de maandelijkse fee overeengekomen tot
USD 4.950,-. [51]
Bij huiszoeking bij het accountantskantoor toebehorend aan [echtgenote] werd administratie met betrekking tot [bedrijf medeverdachte 1] aangetroffen. Uit de fysieke bankafschriften van rekeningnummer 1004671 van [accountantskantoor echtgenote] blijkt dat [accountantskantoor echtgenote] over de periode 29 februari 2016 tot en met 19 april 2018 in totaal een bedrag van
NAf 233.496,91 betaald heeft gekregen van [bedrijf medeverdachte 1]. [52]
[getuige 1]heeft hierover het volgende verklaard.
“[echtgenote] deed de administratie voor [bedrijf medeverdachte 1]. Wij betaalden best veel aan haar, zij heeft haar prijs bij ons neergelegd en dat hebben wij geaccepteerd. Achteraf kwam ik erachter dat wij eigenlijk veel teveel betaalden voor het werk dat zij deed, maar ik heb helemaal geen ervaring met het aannemen van een accountant. Ze is bij ons terechtgekomen op aanraden van haar man [verdachte]. [verdachte] heeft ons gewezen om [echtgenote] als accountant te nemen. Later is de prijs van [echtgenote] nog omhoog gegaan. Toen [echtgenote] het contract eenmaal had en ik van haar af wilde, wilde ik geen slapende honden wakker maken. Dit is vanwege de functie van [verdachte]. Hij is het hoofd van de onderhoudsafdeling van VROMI. Hij heeft een functie waarbij je beslissingen kunt maken, je wilt dus wel aan de goede kant van hem staan.” Op de vraag hoe het komt dat afvalverwerkingsbedrijven allemaal door het kantoor van [echtgenote] worden benaderd dan wel contracten met haar afsluiten antwoordt [getuige 1]: “Dat komt door de functie van [verdachte]. Hij kan je maken of breken. Ik weet niet wat er gebeurt als je niet voor [echtgenote] kiest. Je voelt wel een bepaalde druk om voor haar te kiezen. [53]
Wij moesten op verzoek van [verdachte] zijn zoon een baan geven, terwijl hij er niet vaak was en wij moesten zijn vrouw als accountant inhuren. Het is [verdachte], [verdachte], [verdachte] die dit vraagt. En hadden we een probleem als we hen zouden ontslaan...YES! Hij kan wraakzuchtig zijn en kan ervoor zorgen dat je geen werk meer krijgt.“ [54]
[medeverdachte 1]heeft hierover als volgt verklaard.
“USD 2.500,- per maand is heel veel voor de hoeveelheid administratie. Eigenlijk is ze ons te slim af geweest. Later hoorde ik van anderen dat wij teveel betaalden, maar toen was het al te laat. [55]
Ik denk dat als wij het contract met [echtgenote] zouden beëindigen, dan zou er druk op ons worden uitgeoefend en zouden wij het contract verliezen. Dat heeft te maken met de positie van haar man.” [56]
Op de vraag waarom [bedrijf medeverdachte 1] specifiek [zoon] en [echtgenote] inhuurde antwoordde [medeverdachte 1] : “Als je daar niet in meegaat dan bestaat de mogelijkheid dat je het contract verliest.” [57]
Het bedrag van NAf 128.832,09
In het dossier bevindt zich een Waste Management Service Agreement met bijlagen, waarin [bedrijf medeverdachte 1] als werkgever en [verdachte] als werknemer overeenkomen dat laatstgenoemde voor [bedrijf medeverdachte 1] werkzaamheden zal verrichten ingaande 1 januari 2016, tegen een in bijlage A genoemd salaris vanaf 1 februari 2017 van NAf 6.725,25 bruto per maand. [58]
Tijdens een huiszoeking bij [accountantskantoor echtgenote] werd beslag gelegd of digitale en fysieke administratie van [bedrijf medeverdachte 1]. Hieruit kwam naar voren dat [accountantskantoor echtgenote] de administratie voert voor [bedrijf medeverdachte 1] en dat de administratie inzicht geeft in de salarisbetalingen van [bedrijf medeverdachte 1] In de administratie zijn in de periode 29 januari 2016 tot en met 15 augustus 2018 totaal 32 betalingen per cheque verwerkt ten aanzien van de begunstigde [verdachte] tot in totaal NAf 128.832,09. [59]
[medeverdachte 1]heeft hierover als volgt verklaard.
“Ik heb weleens gevraagd waarom [zoon] zoveel verdiende en dan zei [getuige 1]: because of his knowledge. Ik weet niet welke knowledge. Soms kwam [zoon]niet eens opdagen voor zijn werk. Daar werd niets aan gedaan vanwege de invloed die zijn vader had denk ik. Dat is de power die [verdachte] heeft, dat heeft hij ook bij WWR gedaan, maar die betaalden op een gegeven moment niet meer.” [60]
[getuige 1]heeft hierover als volgt verklaard.
“[zoon] zat in de container bij de ingang van de Dump. Hij deed alleen het noteren en invoeren in de computer van de gewichten van de trucks. Zijn moeder heeft bij ons aangegeven dat[zoon]een baan nodig had. Ik had een salaris van NAf 1.800,- per maand aangeboden aan [zoon]. Zijn vader [verdachte] vertelde toen tegen mij dat zijn zoon meer zou moeten verdienen omdat hij ervaring had met computers. Die ervaring was handig als de computer kapot ging, hij kon dat dan maken. Het klopt dat wij maar een computer hadden staan.” Op de vraag wie bepaalde dat het salaris van[zoon]van NAf 1.800,- omhoog ging, antwoordt [getuige 1]: “[zoon] vertelde dat hij meer wilde verdienen. Ik ben daarmee akkoord gegaan. Ik heb er niet moeilijk over gedaan omdat het de zoon van [verdachte] was en het het werk heel moeilijk zou kunnen maken in de toekomst. Het klopt dat de weegbrug al na drie maanden kapot ging. Daarna deden we schattingen van hoeveel een truck woog.
[zoon] kwam precies op het goede moment vragen voor die baan omdat ik iemand nodig had. Hij wist dat ongetwijfeld via zijn vader.” Wanneer [medeverdachte 2] een reactie wordt gevraagd op de opmerking dat hij de vrouw en zoon van [verdachte] inhuurt voor ongeveer USD 5.000,- per maand, antwoordt hij: “Ja ongelooflijk, en dat terwijl ze bijna niks doen.” [61]
[medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat [zoon]’s loonsverhoging absoluut ook te maken had met het feit dat hij de zoon is van [verdachte]. “Dat maakt uit want [verdachte] is het hoofd van VROMI en je wilt die relatie niet verstoren. [verdachte] is ook iemand die wraakzuchtig (“vindictive”) kan zijn. Dit is ook een van de redenen dat ik heb toegestemd met de vaststelling van het loon van [zoon]. Ik heb geen sollicitatiegesprek met [zoon] gehad. [echtgenote] vertelde dat hij werk zocht en zo is het gegaan.” Op de vraag of [zoon] goed functioneerde antwoordt [getuige 1]: “Als hij er was wel.” [62]
Het bedrag van NAf 188.800,-
Uit de boekhouding van [bedrijf medeverdachte1] komen verschillende boekingen naar voren in relatie tot [naam] en/of [naam]. [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] USD 6.000,- of 7.000,- per maand wilde ontvangen. Omgerekend naar Antilliaanse guldens komt USD 6.000,- neer op NAf 10.800,-. Dit resulteert over de periode 1 februari 2016 tot en met 1 augustus 2018 in 17 betalingen, waarbij van een betaling een factuur is aangetroffen. Van de overige 16 betalingen zijn geen aanwijzingen gevonden waaruit zou kunnen blijken dat er een (volledige) dienstverlening tegenover heeft gestaan. Deze 16 betalingen komen neer op een totaalbedrag van NAf 188.800,-. [63]
[medeverdachte 1]heeft hierover als volgt verklaard.
“[bedrijf medeverdachte 1] betaalde [verdachte] ook. [naam] heeft weleens verteld over de doorbetalingen aan [verdachte]. Als we niet zouden betalen aan [verdachte] dan zouden we het contract verliezen. Ik denk niet dat [verdachte] zoiets letterlijk zegt, dat is een gevoel wat [getuige 1] kreeg, het gaat om de manier hoe hij praat en hoe dingen gezegd worden waardoor je dat gevoel krijgt.
Voor zover ik weet is het alleen [naam] die geld cash komt brengen. Ook hier gold dat [getuige 1] ]aangaf dat als je dat niet doet, dan heb je morgen de klus niet meer. [verdachte] is zeer powerful.” [64]
[getuige 1] heeft mij verteld dat, nadat er problemen ontstonden op de Dump, hij aangaf dat hij [verdachte] zou gaan betalen, omdat anders het risico bestond dat we het contract zouden verliezen. Op de vraag wat zijn mening is over de gang van zaken op Sint Maarten antwoordt [medeverdachte 1] : Ja het klopt niet, zo werkt het gewoon hier. Het contract gaat dan gewoon naar de partij die meer betaalt. [naam] heeft mij weleens cash gegeven.” Op de vraag of [medeverdachte 1] weet of [getuige 1] cash geld heeft betaald aan [verdachte] antwoordt [medeverdachte 1]dat hij heeft toegestemd met het idee om [verdachte] te betalen. Vervolgens vraagt hij zich af of hij nu zelf in de problemen zit. [65]
[getuige 1]heeft hierover als volgt verklaard.
“Ik tekende cheques af en ik weet dat er cheques werden uitgeschreven aan het bedrijf Nandy Trenching, een bedrijf waar [naam] achter zit. Ik weet dat de bedragen die [naam] ontving niet overeenkwamen met de werkzaamheden die hij deed voor de Dump. De bedragen die hij per cheque ontving waren veel hoger. Ik weet dus dat dit niet klopt. [naam] int de cheques bij de WIB bank.” Op de vraag bij wie het geld uiteindelijk terecht kwam antwoordt [getuige 1] : “Bij [verdachte]. Dat bleek doordat [naam] een of twee keer tegen mij heeft gezegd bij het ophalen van de cheque dat hij geld moest betalen aan [verdachte].” Als [getuige 1] wordt voorgehouden dat er in de periode 1 februari 2016 tot 1 augustus 2018 een bedrag van NAf 254.221,92 via cheques is uitbetaald aan Nandy Trenching zegt hij dat dat absoluut niet het bedrag is waar [naam] voor gewerkt heeft en dat je zou moeten kijken voor welke bedragen er facturen in de administratie zitten. Verbalisanten merken voorts op dat [getuige 1] nog verklaarde dat [naam] aangaf dat hij de naam van zijn bedrijf wilde veranderen door de problemen die hij had met de Belastingdienst omdat zoveel geld bij hem is binnengekomen wat niet voor hem, maar voor [verdachte] was. [66]
“Wij waren verplicht [verdachte] geld te geven, als je het niet doet kun je vertrekken en zet hij een andere contractor neer. Ik heb wel eens gezien dat [naam] geld terug kwam brengen naar kantoor. Hij ging naar de bank en kwam dan terug. Hij heeft weleens gezegd: Ik moet geld wisselen voor [verdachte]. [verdachte] belde weleens naar kantoor om te vragen: is het gelukt met de overboeking vanuit VROMI? Hebben jullie je geld ontvangen? Hij zal nooit zeggen: ik kom mijn geld halen. Maar het feit dat de overboeking vanuit VROMI binnen was betekende voor hem dat zijn geld er was.
We waren ongeveer een maand bezig met het beheer van de Dump en toen is het begonnen. [verdachte] kwam zelf vragen om een fee. Bij deze gesprekken waren zowel[naam], [verdachte] als ikzelf aanwezig. Hij wilde, zoals hij het noemde, een fee “to get the company running”. [verdachte] heeft zelf een bedrag van USD 6.000,- of USD 7.000,- genoemd dat hij per maand van ons wilde ontvangen. Uiteindelijk was het [naam] die de maandelijkse cash betalingen aan [verdachte] gaf. Ik heb dat niet met eigen ogen gezien, maar ik heb er wel met [naam] over gesproken.” Op de vraag of je geen nee kunt zeggen als [verdachte], nadat [bedrijf medeverdachte 1] de aanbesteding heeft gewonnen, om geld komt vragen, antwoordt [getuige 1]: “Nee!! [verdachte] heeft de absolute power. We hadden veel dingen niet op orde. Wanneer hij wordt betaald ziet hij zaken door de vingers en maakt hij het je niet lastig. Zodra je hem niet betaalt krijg je een hoop problemen op je nek en gaat hij elke regel handhaven en je het leven zuur maken.” [67]
[naam]heeft hierover het volgende verklaard.
“Ok het zit zo, ik ga naar [bedrijf medeverdachte 1] en krijg een cheque. Ze moeten me bijvoorbeeld
NAf 10.000,- voor mijn werk betalen en betalen me dan NAf 10.000,- meer. In totaal krijg ik dus een cheque van NAf 20.000,-. Ik ga dan naar de bank om de cheque om te wisselen voor cash geld. NAf 10.000,- hou ik dan zelf en de andere NAf 10.000,- doe ik in een envelop en geef ik terug aan hen, aan [bedrijf medeverdachte 1].Het was niet altijd dezelfde persoon aan wie ik het cash geld gaf. Het was of[naam], Leroy of[naam]. Ik denk niet dat het geld uiteindelijk voor hen is.” [68]
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en [echtgenote] voor de door hen in de aanloop naar de aanbesteding in het tenderproces aan [bedrijf medeverdachte 1] verleende bijstand, de toekenning van het beheerscontract aan [bedrijf medeverdachte 1], de tussen partijen in dat kader onderhouden relatie en een soepele handhaving van de in het beheerscontract overeengekomen verplichtingen, een reeks aan tegenprestaties hebben verlangd, die ook daadwerkelijk aan hen en hun zoon zijn betaald.
[medeverdachte 1] en [getuige 1] hebben op overtuigende wijze verklaard dat zij niet de ruimte voelden om tegen die verlangens in te gaan. Het ging om betalingen die nodig waren om aan de goede kant van [verdachte] te staan, zoals [getuige 1] het uitdrukt. Het was ook vanwege de functie van [verdachte], die ervoor kon zorgen dat [bedrijf medeverdachte 1] het contract zou verliezen en/of geen werk meer zou krijgen, dat [echtgenote]en de zoon van [verdachte] tegen relatief hoge bedragen door [bedrijf medeverdachte 1] werden ingehuurd.
Datzelfde gold voor de maandelijkse betalingen aan [verdachte] zelf. [medeverdachte 1] heeft daarover verklaard dat ze het contract zouden verliezen als ze niet aan [verdachte] zouden betalen. [getuige 1] verwoordt dit door te zeggen dat zij verplicht waren om [verdachte] geld te geven, omdat hij een andere contractor zou neerzetten als ze niet betaalden. [getuige 1] spreekt in dit verband van [verdachte]s ‘absolute power’ die maakte dat zij geen nee konden zeggen als [verdachte] om geld kwam vragen. Ook het bedrag van USD 5.000,- was volgens [getuige 1] een kickback, in ruil voor de onder anderen door [verdachte] en [echtgenote] verleende hulp in het aanbestedingsproces. Ten slotte kan op grond van de verklaringen van [getuige 1]en [medeverdachte 1] worden vastgesteld dat de betaling van het bedrag van USD 22.700,- aan [verdachte] geen betrekking had op door [bedrijf medeverdachte 1] voor WWR verrichte werkzaamheden, en dat een (andere) legale rechtsgrond voor deze betaling ontbreekt. Bij die stand van zaken houdt het gerecht het er, mede omdat deze betaling past in een reeks van betalingen van steekpenningen door[medeverdachte 1] en [getuige 1] aan [verdachte] en de zijnen, voor dat het ook hier ging om voor [verdachte] bestemde steekpenningen.
De verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte 1] staan niet op zichzelf, maar worden ook ondersteund door de verklaring van [naam], inhoudende dat [verdachte] voorafgaand aan de aanbesteding aan het sturen was en mooie praatjes had waarom vooral [bedrijf medeverdachte 1] de aanbesteding moest krijgen, waarbij hij niet zozeer de belangen van de overheid, maar meer die van [bedrijf medeverdachte 1] leek te dienen. Voor wat betreft de betalingen aan [echtgenote] kan steun worden gevonden in de verklaring van [naam] , inhoudende dat WWR, in de tijd dat zij de Dump nog beheerde, op aandringen van [verdachte] een overeenkomst heeft gesloten met diens echtgenote, en daarvoor, in de woorden van [naam], onzinbetalingen aan haar heeft gedaan, omdat hij geen last wilde krijgen met [verdachte]. Dit sterkt het gerecht in de overtuiging dat ook de door [medeverdachte 1]en [getuige 1] aan [echtgenote] betaalde fees moeten worden aangemerkt als steekpenningen.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [getuige 1]
De raadsman heeft gesteld dat de medeverdachten in hun verklaringen ten overstaan van opsporingsambtenaren steeds anders/wisselend hebben verklaard. Het gerecht vat deze, verder niet concreet onderbouwde stelling op in die zin dat de raadsman heeft bedoeld te zeggen dat de verklaringen van [medeverdachte 1]en [getuige 1] niet consistent zijn en dat hun verklaringen bovendien niet met elkaar overeenstemmen, zodat zij wegens een gebrek aan betrouwbaarheid niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Ter beoordeling van de betrouwbaarheid van een afgelegde verklaring staan in het algemeen diverse wegen open. Zo kan worden gekeken of hetgeen met betrekking tot een bepaalde verdachte of overigens is verklaard, overeenkomt met, of steun vindt in – zo te noemen – objectieve feitelijke gegevens, of de betreffende verklaring ‘uit zichzelf’ (dat wil zeggen zonder wetenschap vooraf van hetgeen uit het onderzoek reeds naar voren is gekomen) is afgelegd, of de verklaring op andere onderdelen steeds consistent is en of onderdelen van de verklaring zich verdragen met andere in het onderzoek naar voren gekomen gegevens. Daarnaast kan de ouderdom en de complexiteit van de feiten waarover is verklaard bij de beoordeling een rol spelen evenals een mogelijk motief voor het afleggen van de verklaring.
In het onderhavige onderzoek heeft [getuige 1 ] als getuige verklaard op 11 december 2018, 2 april 2019, 3 april 2019, 20 februari 2020, 21 februari 2020 en op 24 april 2020.[medeverdachte 1] is als verdachte gehoord op 3 april 2018, 8 december 2018, 23 oktober 2019, 12 maart 2020 en 13 maart 2020.
Uit hun verklaringen blijkt zonder meer dat zij niet van meet af aan openheid van zaken hebben willen geven. Mogelijk heeft het risico van een strafrechtelijke veroordeling een rol gespeeld bij de beslissing om niet direct man en paard te noemen. Op enig moment hebben zij echter, geconfronteerd met onderzoeksbevindingen, (ieder voor zich) aangegeven wel openheid van zaken te zullen geven.
Met inachtneming van het hierboven gegeven beoordelingskader komt het gerecht tot het oordeel dat de verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte 1] betrouwbaar zijn, nu deze op essentiële punten zowel innerlijk als ten opzichte van elkaar voldoende consistent zijn. Hun verklaringen stemmen overeen en versterken het bewijs ten aanzien van de bewezenverklaarde geldbedragen en handelingen. Het gerecht betrekt bij zijn oordeel dat hun verklaringen bovendien steun vinden in objectieve gegevens in het dossier, waaronder bijvoorbeeld cheques, facturen, overige administratie, alsmede verklaringen van de getuigen. Ook neemt het gerecht in ogenschouw dat zij hun eigen rol niet onbelicht hebben gelaten en zichzelf in zoverre hebben belast. Aldus de verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte 1] met inachtneming van de nodige behoedzaamheid beziend, heeft het gerecht deze, zoals tot het bewijs gebezigd, gewogen en betrouwbaar geoordeeld.
Het gerecht heeft geconstateerd dat de verdediging niet in enig stadium van het geding in de gelegenheid is geweest deze getuigen te ondervragen nu beiden zich ter terechtzitting op hun verschoningsrecht hebben beroepen. Dat gegeven staat in casu aan het gebruik tot bewijs van hun verklaringen niet in de weg, nu de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit, voldoende steun vindt in de daarmee op relevante wijze in verband staande bewijsmiddelen zoals hierboven weergegeven. Het verweer wordt daarom verworpen.
Zaaksdsossier 3: Stelpost Sewage
-
ten aanzien van de feiten 3 en 4-
Inleiding
Het gerecht stelt voorop dat binnen het opsporingsonderzoek Ruby de verdenking is ontstaan dat [verdachte] facturen indient bij WWR die vervolgens door WWR worden betaald en die via de stelpost Sewage plant (rioolzuiveringsinstallatie) in de boekhouding worden doorbelast aan het Ministerie van VROMI, terwijl deze facturen in werkelijkheid geen betrekking hebben op het project Sewage plant noch op andere onvoorziene kosten binnen het departement van VROMI. Deze gang van zaken deed zich voor bij een groot aantal facturen. Een aantal van die facturen is aan de verdachte ten laste gelegd en is afkomstig van de volgende bedrijven: Sheriff Security Force, I and B Maintenance Service, Darius, Office World, Studiomart, Caines Construction & Maintenance Services en Caribbean Embroidery. De door deze bedrijven opgemaakte facturen en in voorkomende gevallen de daarvan door WWR opgemaakte purchase orders (hierna: PO) worden hierna in de volgorde van de tenlastelegging besproken, op grond waarvan het gerecht uiteindelijk zal concluderen dat deze facturen en PO’s geen betrekking hadden op het project Sewage maar veelal op geleverde goederen of diensten die vallen binnen de privésfeer van [verdachte] of zijn naasten.
Op grond van de stukken in het dossier en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting stelt het gerecht het volgende vast.
In het onderzoek Ruby komt naar voren dat offertes en facturen die betaald zijn door WWR via de stelpost worden doorbelast aan het Ministerie van VROMI. Uit onderzoek in het digitale beslag kwam naar voren dat facturen zijn aangetroffen die via [verdachte] aan WWR zijn doorgestuurd. Er is nader onderzoek gedaan naar de betaling van deze facturen.
WWR heeft al jaren een beheerscontract met VROMI inzake de Sewage plant. Dit contract heeft betrekking op het beheer van rioolzuiveringsinstallatie op Sint Maarten. Dit contract valt onder [verdachte] die werkzaam is als hoofd van de beheerdienst van VROMI.
Bij WWR is de stelpost Sewage een gebudgetteerde post die, volgens het contract, naast het vaste contractbedrag wordt gebruikt om (onvoorziene) kosten door WWR door te belasten aan VROMI. Naast de doorbelasting van de kosten brengt WWR tevens 25% overhead kosten in rekening aan VROMI. Uit het onderzoek is een beeld verkregen van het goedkeuringsproces ten aanzien van de stelpostfacturen Sewage. Hieruit volgt dat [verdachte] zowel facturen aanlevert, deze als opdrachtgever goedkeurt en vervolgens als hoofd beheersdienst de stelpostfacturen accordeert.
Door [getuige 7] zijn de stelpostfacturen over de periode 2012 – 2019 die betrekking hebben op de Sewage aangeleverd. Op basis van bovenstaande volgt uit diverse verklaringen, digitaal onderzoek en het doornemen van de fysieke stelpostfacturen dat sprake is van kosten die niet Sewage gerelateerd zijn maar wel worden doorbelast via de Sewage stelpost. Ten aanzien van deze facturen is nader onderzoek ingesteld. De bevindingen ten aanzien van deze facturen zijn in detail uitgewerkt in onderliggende processen-verbaal van bevindingen waarnaar wordt verwezen in het zaaks proces-verbaal. [69]
[naam]heeft op 17 januari 2020 het volgende verklaard.
“Ik ben in 2006 begonnen bij WWR als uitvoerder. Op enig moment werd ik bedrijfsleider. [verdachte] is verantwoordelijk voor de beheersdienst. Hij was onder andere betrokken bij het project Sewage. Na verloop van tijd kwamen er wel eens facturen binnen bij WWR via [verdachte]. Dat betroffen facturen waarvan ik niet altijd wist wat het was en die op verzoek van [verdachte] op een stelpost geboekt moesten worden. Facturen waarvan we niet wisten waar we die moesten boeken werden, vaak na overleg met [naam] geboekt op Design&Build. In principe was het tijdelijk parkeren van de kosten op het Design & Build project een soort “lopende rekening” geworden voor [verdachte]. Facturen die wij dus hadden betaald maar niet konden doorbelasten. VROMI had in principe een schuld aan WWR. Ik weet dat [naam] een stevig gesprek heeft gehad met [verdachte], waarna de nieuwe instroom van facturen is verminderd. Dat die kosten werden geboekt op Design & Build door WWR heeft te maken met het in stand houden van de relatie met [verdachte]. Als je relatie met [verdachte] kapot is dan is die met VROMI ook stuk en dan kom je daar voorlopig niet meer aan de bak. [verdachte] bepaalde feitelijk op welk project kosten “gecleared” konden worden.
Kort samengevat komt het erop neer dat WWR facturen rechtstreeks ontving of op verzoek van [verdachte]. Wij beoordelen deze facturen niet inhoudelijk. Het binnen komen van facturen gaat geleidelijk, het begint klein en dan komen er steeds meer en vreemdere facturen die me opvielen. Ik zag facturen in relatie tot de Lions club.
De facturen die via [verdachte] binnenkwamen kunnen dus op verschillende manieren zijn verwerkt.
  • via de stelpost van de projecten
  • door het ophogen van man- of machine-uren op de projecten
  • door verrekeningen met meer- en minderwerk
  • voor rekening nemen van WWR.
Voor ons ging het erom om die kosten op Design&Build weg te krijgen. [verdachte] bepaalde hoe dat gebeurde. Wij konden niet zomaar bepalen dat iets op een stelpost kwam dat moest hij beslissen en goedkeuren. Als we daar niet in meegingen dan stonden die kosten over vijf jaar nog open. We wilden daar vanaf. Heel de stelpost was [verdachte] zijn speeltje”. [70]
[naam]heeft op 18 juli 2019 het volgende verklaard.
“Met betrekking tot de Sewage waren er twee stelposten. Je had een algemene stelpost en een educatiestelpost. Ik denk dat die er ergens vanaf 2013 zijn gekomen. De algemene stelpost gaat om onvoorziene kosten die niet binnen het contract vallen.”
Vraag verbalisanten
Maar wat vond je van die facturen die via WWR werden ingediend door [verdachte]?
“Soms had ik daar een goed gevoel en soms een slecht gevoel bij.” [71]
[naam]heeft op 31 januari 2019 het volgende verklaard:
“WWR heeft een onderhoudscontract met VROMI voor de Sewage. Dit valt onder [verdachte]. De stelpost is voor meerwerk. De stelpost is een bedrag van standaard NAf 400.000,- op jaarbasis. De kosten die binnen de stelpost vallen worden maandelijks gefactureerd aan VROMI.”
Op 24 juni 2013 stuurt Sheriff Security een offerte en een factuur naar de e-mailadressen van [verdachte] en [echtgenote]. In de cc wordt [getuige 4] van WWR meegenomen. De factuur en offerte staan op naam van WWR. Het betreft een totaalbedrag van USD 9.427,25. Deze factuur is geboekt op het project Sewage (D-063). “Ik zie dat deze factuur is geboekt op het project Sewage en betaald is door WWR aan Sheriff Security.”
Door [getuige 7] worden twee facturen overhandigd van Sheriff Security die afwijkend zijn van de facturen die hem tijdens het verhoor zijn getoond. Op de factuur van USD 546,- is de naam en adres van [echtgenote] gewijzigd naar de naam en adres van WWR. Op een factuur is met tipex tekst weggehaald. “Dit ziet er inderdaad niet goed uit als je de facturen vergelijkt die jullie mij getoond hebben met de facturen die bij ons in de administratie zitten. De paraaf op de originele factuur is van [naam] en de handgeschreven tekst ook. Ik zie dat de factuur met het bedrag USD 546,- is doorbelast aan VROMI.” [72]
De navolgende getuigen [getuige 5], [getuige 6], [getuige 4] en [getuige 7] zijn ter terechtzitting van het gerecht gehoord en hebben hierover het volgende verklaard. [73]
[getuige 5]heeft als getuige ter zitting van 27 september 2021 het volgende verklaard.
Het klopt dat via de stelpost Sewage niet alleen onvoorziene kosten in het kader van het beheer van de Sewage plant werden doorbelast aan VROMI maar ook andere ten behoeve van VROMI gemaakte kosten. Deze kosten werden door WWR voorgeschoten en via de stelpost aan VROMI doorbelast. Mij zijn door de politie facturen getoond die op het eerste gezicht niet VROMI gerelateerd lijken te zijn. Een van die facturen betrof de aankoop van printers voor de Lions club. Het is niet de bedoeling dat de stelpost wordt gebruikt voor charitatieve doeleinden. Ik zie niet in waarom de overheid voor die kosten zou moeten opdraaien. [verdachte], als hoofd van de beheersdienst van VROMI, moest de facturen goedkeuren.
[getuige 6]heeft als getuige ter terechtzitting van 28 september 2021 het volgende verklaard.
Ik was directeur bij Windward Roads. Dit is een groot bouwbedrijf in Sint Maarten. Wij hebben jarenlang het beheer uitgevoerd van de rioolzuiveringsinstallatie op Sint Maarten, ook wel Sewage plant genoemd. WWR had daarvoor een contract met het ministerie van VROMI gesloten. De uitvoering van dit contract viel onder de verantwoordelijkheid van [verdachte] als hoofd van de beheersdienst bij VROMI. In de boekhouding van WWR is de stelpost Sewage plant opgenomen. Op die stelpost worden allerlei kosten opgevoerd die te maken hebben met het beheer en onderhoud van de rioolzuiveringsinstallatie en andere onvoorziene kosten.
Ik denk dat 80% van de facturen op de stelpost facturen waren die [verdachte] naar [getuige 4] stuurde. Via de stelpost werden ook facturen betaald die geen betrekking hadden op de Sewage plant of een andere overheid gerelateerde leverantie voor VROMI. Deze rekeningen werden op verzoek van [verdachte] door ons betaald. Hij gaf aan dat de facturen konden worden doorbelast aan VROMI. Ik controleerde de factuur en keek of er een Purchase order (PO) bij zat. Deze werden verzameld in een maandstaat en doorberekend aan VROMI. Wij brachten 25% administratie kosten in rekening.
Het klopt dat ik [verdachte] de mogelijkheid gaf om facturen op te voeren als kosten van VROMI terwijl dit in werkelijkheid geen overheid-gerelateerde kosten waren. Dit is menigmaal gebeurd. Ik begrijp dat u zegt dat ik in feite welbewust gebruik maakte van valse facturen. Dat klopt. Alle facturen worden uiteindelijk ondertekend en met een PO nummer ter goedkeuring naar onze financiële afdeling gestuurd. Daar worden ze meestal per cheque aan de onderaannemer betaald. Vervolgens worden de facturen in een verzamelfactuurstaat opgenomen en via de stelpost Sewage doorbelast aan VROMI. [verdachte] tekende de verzamelfactuur ter goedkeuring af en vervolgens betaalde VROMI de rekening aan WWR. Wij kregen de facturen van [verdachte]. Bij sommige facturen had ik geen goed gevoel. De kosten waren dan buitensporig hoog of hadden niets met VROMI te maken.
[getuige 4]heeft als getuige ter terechtzitting van 27 september 2021 het volgende verklaard. [getuige 4] is vanaf 2008 tot 2017 werkzaam geweest als projectleider bij WWR op Sint Maarten [74] .
Ik was projectleider voor de Sewage plant bij WWR. Ik tekende de PO nadat een factuur was ontvangen. Na accordering van de PO kan de factuur worden uitbetaald. U zegt dat mij bij de politie facturen zijn getoond van Caribbean Embroidery en I&B Maintenance. Ik antwoord dat ik dingen heb gezien die niet klopten. Ik zag dat facturen in de administratie op kantoor verschilden van de facturen in mijn eigen administratie. Ik realiseer me dat ik inderdaad wel verkeerde dingen heb gezien. Ik wist dat er geschoven werd met facturen voor andere VROMI-gerelateerde zaken. [verdachte] heeft mij vaak gebeld over zaken die niets met de Sewage plant te maken hadden, maar die wel via de stelpost moesten worden afgeboekt. Ik heb facturen ontvangen van [verdachte] en van kantoor en daarmee bedoel ik Rijkers. De werkzaamheden hadden niet altijd betrekking op de Sewage plant. Ik kreeg de opdracht van kantoor om ze af te boeken op de stelpost. Ik wist dat de stelpost werd gebruikt voor niet Sewage gerelateerde dingen. Ik heb dat gezien.
[getuige 7]heeft als getuige ter terechtzitting van 27 september 2021 het volgende verklaard.
Ik was boekhouder/controller van WWR. [verdachte] stuurde WWR facturen die volgens hem via de stelpost betaald konden worden. Ik heb ook wel facturen gezien die op privé-uitgaven leken. [getuige 6] heeft weleens tegen mij verzucht dat we beter konden meegaan in het systeem. Wij spraken er dan met elkaar over of dit nou echt de bedoeling was. Of de stelpost misbruikt mocht worden voor niet Sewage of VROMI gerelateerde kosten. We factureerden dingen die niet op de stelpost thuishoorden. We zeiden dat het te maken had met Sewage, maar dat was niet zo.
Deze verklaringen van de hiervoor genoemde getuigen worden ondersteund door de navolgende e-mailberichten die zijn aangetroffen in het digitale beslag. Hoewel deze berichten buiten de ten laste gelegde periode vallen, vindt het gerecht ze illustratief voor de verhoudingen tussen WWR en [verdachte] met betrekking tot het gebruik van de stelpost.
Een reeks e-mailberichten tussen [getuige 6], l [getuige 4] en [getuige 7] vanaf 15 februari 2017. Deze berichten houden in:
[getuige 7] stuurt om 7.50 uur een bericht aan [verdachte].
Onderwerp: factuur 2014 Cleaning Gutter Madame estate
Hierbij 2 “oude” facturen die nog bij ons open staan. Hier hebben we het al vaker over gehad. Zou je kunnen kijken of dit geboekt kan gaan worden.
[getuige 7] stuurt om 9.05 uur een bericht aan [getuige 4] met in de cc [verdachte].
Onderwerp: factuur 2014 Cleaning Gutter Madame estate.
In opdracht van [verdachte], zou je deze kosten op willen voeren bij de stelpost van januari 2017 van de Sewage. VROMI handelt dit intern af met Ministerie Justitie.
[getuige 4] stuurt om 9.52 uur een bericht aan [getuige 6] met in de cc [getuige 7].
Onderwerp: factuur 2014 Cleaning Gutter Madame estate.
Dit is geen Sewage. Wat doen we?
[getuige 6] stuurt om 04.00 uur een bericht aan [getuige 4] met in de cc [getuige 7].
Ik ben bang dat we het niet gaan winnen van het systeem, dus zet maar door. [75]
Uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat [verdachte] facturen die geen betrekking hebben op de Sewage plant of het Ministerie van VROMI ter betaling doorstuurt naar WWR met het verzoek om daarvan een PO op te maken en via de stelpost Sewage te factureren aan het Ministerie van VROMI, waarna hij de betaling van deze facturen opgenomen in een zogenaamde verzamelfactuur vallend onder het project Sewage weer goedkeurde. Deze gang van zaken doet zich ook voor bij na te noemen facturen. Door de samenwerking tussen [verdachte] en bepaalde medewerkers van WWR worden op deze manier facturen betaald door VROMI, voor werkzaamheden die in werkelijkheid niet door WWR voor VROMI zijn verricht.
Met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde facturen en PO’s stelt het gerecht het volgende vast.
Sheriff Security Force N.V.
Een factuur van USD 546,- van 8 mei 2013
Een estimate van 23 mei 2013 van USD 9.427,25
Een PO met kenmerk 131318 van USD 9.973,25
a.
met betrekking tot de factuur ad USD 546,- van 8 mei 2013 [76]
Sheriff Security Force N.V. heeft een factuur uitgeleverd van 8 mei 2013 met nummer 052013/1592 voor USD 546,-. De factuur was gericht aan WWR met als contactpersoon mr. Jan Hendrik (het gerecht begrijpt: [getuige 6]). Hierop staan de volgende specificaties vermeld:
32 ‘ Security Services per hour [echtgenote] residence’,
24 ‘ Security Services per hour at [echtgenote] Mother’s Residence’. [77]
In het digitale beslag is een e-mail aangetroffen van 10 mei 2013 [78] van Sheriff Security aan [echtgenote](Dear mrs [[echtgenote] ; Dear Customer) met als bijlage een factuur (inv 052013/1592 from Sheriff Security Force aan [echtgenote]ad USD 546,-) [79] . Ook de bijgevoegde factuur is gericht aan [echtgenote]. Deze factuur betrof de volgende werkzaamheden:
32 ‘ Security Services per hour’
24 ‘ Security Services per hour’ at Mother’s Residence. [80]
[echtgenote] heeft dit e-mailbericht op 12 mei 2013 doorgestuurd naar haar echtgenoot [verdachte]. [verdachte] heeft deze factuur op 20 mei 2013 doorgestuurd naar WWR ter attentie van [naam] met de tekst: “
betalen via de stelpost svp’. [81] Als bijlage bij deze e-mail zit de factuur met nummer 052013/1592 van Sheriff aan [echtgenote] inzake beveiligingskosten voor een bedrag van USD 546,- waarin in de omschrijving van de werkzaamheden de naam [echtgenote] is weggelaten.
Op 20 mei 2013 heeft [verdachte] de e-mail naar [naam] en [naam] van Sheriff Security gestuurd met de tekst: “
change name to Windward Roads”. [82]
In de administratie van WWR is een factuur aangetroffen van 8 mei 2013 van USD 546,- met het invoicenummer 052013/1592. Deze factuur is gericht aan WWR ter attentie van mr. Jan Hendrik.
De beschreven werkzaamheden betroffen:
32 ‘ Security Services ’
24 ‘ Security Services ’
Op de factuur staat met de hand geschreven ‘
Stelpost Landfill’. [83] Op deze factuur is een deel van de tekst: per hour at [echtgenote] s Residence en: per hour at [echtgenote] Mothe’rs Residence met tipex weggehaald. Deze factuur is voorzien van de paraaf van [verdachte]. [84]
met betrekking tot de offerte ad USD 9.427,25 van 23 mei 2013 [85]
In de administratie van WWR is een offerte (estimate) aangetroffen van Sheriff Security aan WWR met nummer 201305E694 van 23 mei 2013. Deze offerte heeft betrekking op het plaatsen van een camerabeveiligingssysteem voor een bedrag van USD 9.427,25 (NAf 16.969,05). Als contactpersoon staat vermeld mr. Jan Hendrik met een telefoonnummer en als e-mailadres staat [email adres] Op deze factuur staat handgeschreven:
Stelpost Sewage. [86] Deze offerte is voorzien van de paraaf van [verdachte]
. [87]
De door Sheriff Security uitgeleverde offerte van 23 mei 2013 met nummer 201305 is tevens gericht aan WWR, met dit verschil dat hierop in plaats van bovengenoemd e-mailadres het e-mailadres van [verdachte] en [echtgenote] en het telefoonnummer van [verdachte] staat vermeld. [88] Sheriff Security heeft ook de bijbehorende factuur uitgeleverd. Deze factuur met nummer 052013/1811 is gedateerd 7 juni 2013 en is gericht aan WWR ter attentie van mr. Jan Hendrik. Ook hierop staat het e-mailadres van [verdachte] en [echtgenote] vermeld en het telefoonnummer van [verdachte]. Tevens staat op de factuur het stempel paid 7 juni 2013. [89] Uit onderzoek in de digitale administratie van Sheriff naar deze factuur is naar voren gekomen dat op 5 juni 2013, de klantnaam van [verdachte] vermoedelijk gedurende enkele minuten is aangepast in Windward Roads N.V., en daarna twee minuten later weer is terug veranderd in [verdachte]. Deze factuur is vervolgens blijkens de stempel van binnenkomst door WWR ontvangen op 10 juni 2013. De lay-out van deze factuur is afwijkend van die in de administratie van Sheriff. Het logo staat op een andere plaats . [90]
met betrekking tot de purchase order ad USD 9.973,25 van WWR van 7 juni 2013 [91]
In de crediteurenadministratie van WWR is de purchase order met nummer 131318 d.d. 7 juni 2013 van deze factuur aangetroffen. Daarop zijn vermeld:
De post Maint. Sewage plant ad USD 9.427,25
De post Dump SXM ad USD 546,-
Bij elkaar opgeteld is dit een bedrag van USD 9.973,25. [92]
Verzamelfactuur van 14 juni 2013 met nummer 2130213 [93]
Uit de administratie van WWR blijkt ten slotte dat de factuur van Sheriff op de verzamelfactuur van WWR met nummer 2130213 d.d. 14 juni 2013 ten bedrage van NAf 44.657,68 is doorbelast aan VROMI onder het Sewage project 213004. Bijgevoegd is de offerte met nummer 201305E694 van Sheriff. Het bij deze verzamelfactuur behorende specificatieoverzicht is ondertekend door zowel [verdachte] als [getuige 4].
Aan de operationeel verantwoordelijke van de Sewage plant de heer [naam] zijn de facturen getoond die door WWR over de periode 2012 t/m 2019 zijn doorbelast, als kosten die betrekking hebben op de Sewage. Met betrekking tot de factuur van Sheriff met factuurnummer 201305E694 heeft hij verklaard dat dit niet is geleverd op de Sewage plant. Wij hebben geen 14 wireless access Points zoals vermeld op de factuur, aldus [naam]. [94]

I and B Maintenance Service N.V.

a: Een factuur van 21 september 2013 van USD 29.100,-
b: Een PO met kenmerk 10489 van 23 september 2013 van USD 29.100,-
c: Een factuur van 11 juni 2014 van USD 6.720,-
Een PO met kenmerk 0031 van 16 juni 2014 van USD 6.720,-
Een factuur van 22 oktober 2013 van USD 16.766,-
Een PO met kenmerk 0966 van 11 november 2013 van USD 5.126,-
a.
met betrekking tot de factuur ad USD 29.100,- van 21 september 2013 [95]
Uit het digitale beslag van WWR blijkt dat [verdachte] op 4 oktober 2013 een e-mailbericht stuurt aan [naam] met de volgende tekst: “Hi [naam], zie aangepaste rekening van [getuige].” Als bijlage is gevoegd het bestand: Lions club 2.1.xlsx. [96] Deze factuur is niet voorzien van een stempel van I and B of een handtekening van [getuige], is gericht aan WWR en vermeldt als specificatie van de werkzaamheden:
install splater system wih fan in the pit 1 in Belvedere end also repair of wall of pit 5 with epoxy and plastic linnen. [97]
In de administratie van WWR is een factuur aangetroffen van I and B van 21 september 2013 voor een bedrag van USD 29.100,- (het gerecht rekent om:
NAf 52.380,-). [98] Deze factuur is gericht aan Lions Community Center, voorzien van een stempel van I and B en ondertekend door [getuige] en betreft onder meer
paint inside and out side of building. [99]
Met betrekking tot de purchase order ad USD 29.100,- van 23 september 2013 [100]
In de administratie van WWR is achter deze factuur een PO met nummer 10489 aangetroffen van 23 september 2013 voor een bedrag van USD 29.100,-. Als werkomschrijving staat:
building repairs, 60% down en 40% upon completion.De PO is ondertekend door Rijkers met als omschrijving D+B hetgeen naar het gerecht weet betekent: Design en Build. [101]
Verzamelfactuur van 9 oktober 2013 met nummer 2130365
Deze factuur van omgerekend NAf 52.380,- is op 9 oktober 2013 via de stelpost 213400 Sewage plant samen met een aantal andere facturen doorbelast aan VROMI via een zogenaamde verzamelfactuur. Het bij die verzamelfactuur behorende specificatieoverzicht is eveneens door [getuige 4] en [verdachte] ondertekend. [102]
[getuige 4] heeft verklaard toen verbalisanten hem de verschillende facturen uit de administratie van WWR toonden dat hem de moed in de schoenen zakt als hij dit ziet. “Misschien doe je wel je ogen sluiten.” [103]
[getuige] heeft verklaard dat hij alleen de factuur herkend die gericht is aan de Lions club. Deze heeft hij ondertekend en verstuurd naar de Lions club waar hij het werk voor heeft gedaan. Hij is van te voren betaald. Hij kent de factuur aan WWR niet. Deze is ook niet door hem ondertekend. [104]
[naam] wordt de factuur van I and B van USD 29.100. eveneens getoond. Hij verklaart dat de in de factuur genoemde putten vallen binnen het Sewage project, maar dat deze werkzaamheden niet zijn geleverd/uitgevoerd. Ik heb het nog nagevraagd daar is nooit wat aan gebeurd, zegt [naam] . [105]
De verdachte heeft daarover ter terechtzitting van 29 september 2021 het volgende verklaard.
Ik weet waar dit over gaat. Het gaat over werkzaamheden aan het gebouw van de Lions club. Het veranderen van de werkbeschrijvingen was nodig omdat de facturen anders niet in de administratie van WWR konden worden opgenomen. U vraagt mij of de factuur na zo’n aanpassing nog wel in overeenstemming is met de waarheid. Ik vind van wel, omdat de prijs hetzelfde is gebleven. Het klopt dat de werkzaamheden geen betrekking hadden op de Sewage plant. Ik vind dat ook rekeningen die geen betrekking hebben op Sewage plant via de stelpost geboekt mogen worden. Dat geldt wat mij betreft zelfs voor rekeningen die niet overheid gerelateerd zijn.
met betrekking tot de factuur ad USD 6.720,- van I and B van 11 juni 2014 [106]
In de administratie van WWR is een factuur van I and B aangetroffen van 11 juni 2014 voor een bedrag van USD 6.720,-. De factuur is gericht aan WWR, Sewage plan. Als werkomschrijving staat vermeld:
labour cost the sum of 6.240,- en panels 480,-.De factuur is voorzien van een stempel van I and B en ondertekend door [getuige] en handgeschreven staat
paid 30 juni 2014. [107]
met betrekking tot de PO ad USD 6.720,- van 16 juni 2014 [108]
In de administratie is achter deze factuur een PO aangetroffen met nummer 0031 voor een bedrag van USD 6.720,- gedateerd 16 juni 2014 en ondertekend door Rijkers met als omschrijving
I + B maintenance works plant. [109] De PO is in de administratie van WWR geboekt op project 213004 (Sewage). Op 29 oktober 2014 is de factuur via een zogenaamde verzamelfactuur doorbelast aan VROMI. De bijbehorende specificatie is goedgekeurd en ondertekend door [verdachte] en [getuige 4]. [110] Op 4 november 2014 is de verzamelfactuur ontvangen door de financiële administratie van VROMI en voorzien van de stempel:
approval of payment, welke eveneens is afgetekend door [verdachte]. De stempel vermeld als project waarop de betaling geschiedt: meerwerk maintenance Sewage. [111]
[getuige] heeft verklaard dat dit een factuur van hem is en dat hij er reparatiewerkzaamheden voor heeft uitgevoerd. Dit was in ieder geval niet voor de Sewage plant zegt hij. Als hem wordt voorgehouden dat deze factuur in zijn administratie is opgeslagen onder de naam [verdachte] verklaart hij dat hij zich de factuur kan herinneren. Hij heeft werk verricht aan de woning van de broer van [verdachte]. [112]
Aan de operationeel verantwoordelijke van de Sewage plant de heer [naam] zijn de facturen getoond die door WWR over de periode 2012 t/m 2019 zijn doorbelast, als kosten die betrekking hebben op de Sewage. Met betrekking tot de factuur van I and B maintenance voor een bedrag van USD 6.720,- heeft hij verklaard dat dit geen betrekking heeft op het Sewage project. [113]
Met betrekking tot de factuur ad USD 16.766,- van I and B van 22 oktober 2013 [114]
In het digitale beslag van WWR is een factuur aangetroffen van I and B van 22 oktober 2013 voor een bedrag van USD 16.766,- . [115] Deze factuur is gericht aan (“bill to”) WWR en betreft:
Renovation Lions club.Deze factuur wordt op 22 oktober 2013 door [verdachte] naar [naam] gestuurd met de mededeling: “
graag de afbetaling maken voor de werkzaamheden van de Civic center. Er was meerwerk die we moeten opvoeren. Groetjes,[verdachte]”. [116] Een minuut later stuurt [verdachte] opnieuw een bericht naar [naam] met de tekst: “
dit keer de juiste invoice”.Bij deze factuur is dezelfde factuur gevoegd als een minuut eerder met dien verstande dat deze nu als omschrijving van de werkzaamheden vermeldt:
repair works sewage pits. [117] Genoemde factuur is in de administratie van WWR aangetroffen. Diezelfde dag stuurt [verdachte] een bericht naar zijn broer dat hij moet doorgeven dat het werk voor de Civic Center nu volledig is betaald. [118]
met betrekking tot de PO ad USD 5.126,- van 11 november 2013 [119]
De PO met nummer 0966 wordt op 11 november 2013 door [naam] opgemaakt voor USD 5.126,- en geboekt onder de noemer Sewage. [120] De factuur is onder de stelpost Sewage opgenomen voor een bedrag van NAf 9.266,80 (USD 5.126,-). Op 21 september 2013 is deze factuur via een zogenaamde verzamelfactuur doorbelast aan VROMI. [121]
[getuige] heeft op 23 oktober 2019 verklaard dat de factuur met als omschrijving
renovation Lions clubniet van hem is omdat zijn handtekening er niet op staat. Ook de factuur met als omschrijving
repair works sewage pitsis niet van hem. Zijn handtekening staat er niet op. Hij verklaart voorts dat hij nooit werk heeft verricht op de Sewage plant. [122]
De verdachte heeft bij de politie op 17 juli 2020 verklaard dat hij van 1999 lid is van de Lions club. Hij is op dat moment de treasurer.
[naam] heeft op 17 januari 2020 verklaard dat WWR de facturen rechtstreeks ontving of op verzoek [verdachte]. “Wij beoordelen deze facturen niet inhoudelijk. Het binnenkomen van facturen gaat geleidelijk, het begint klein en dan komen er steeds meer en vreemdere facturen die me opvielen. Met vreemde facturen bedoel ik facturen die mogelijk niet VROMI gerelateerd waren. Ik zag facturen in relatie tot de Lions club. Ik zie nu de aangepaste facturen waarop eerst Lions club staat en later Sewage. Ik kan me voorstellen dat [verdachte] niet wilde dat facturen gerelateerd aan de Lions club via de stelpost Sewage terecht zouden komen bij VROMI.” [123]
Bespreking van een verweer
De verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat er ten aanzien van de facturen van
I and B geen sprake is van valsheid in geschrift omdat de verbouwing van de Lions club in het algemeen belang was (er was een schuilkelder en een naschoolse opvang gevestigd) en de destijds verantwoordelijke minister Marlin hem toestemming heeft gegeven voor deze verbouwing en heeft geaccordeerd dat de betaling zou plaatsvinden via de stelpost aan VROMI, hetgeen door de getuige [naam] ter zitting van 27 september 2021 is bevestigd.
Voor zover de verdachte hiermee een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van zijn handelen heeft aangevoerd wordt dit verweer verworpen. In de eerste plaats omdat hetgeen de verdachte feitelijk ten grondslag legt aan zijn verweer, dat het in casu daadwerkelijk werkzaamheden in het algemeen belang betrof, niet aannemelijk is geworden. Daarnaast acht het gerecht niet aannemelijk geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van zijn eigen gedragingen omdat de toen verantwoordelijke minister Marlin ter zitting heeft verklaard dat hij het zodanige gebruik van een stelpost bij een groot bedrijf kennelijk goedkeurde. Deze omstandigheid haalt de ongeoorloofdheid van het handelen niet weg. Voorts is het veranderen van werkomschrijvingen op originele facturen, teneinde deze via een boekhoudkundige ingreep te laten betalen door een bedrijf voor wie deze werkzaamheden niet zijn gedaan, evident ongeoorloofd, zodat dit verweer ook om die reden niet slaagt.
Darius N.V. [124]
a: Een factuur van 3 juli 2013 van USD 2.640,-
b: Een PO van 8 juni 2013 met kenmerk 10457 van USD 2.640,-
c. Een PO van 14 augustus 2013 met kenmerk 10475 van USD 8.940,-
d. Een factuur van 8 september 2013 van USD 1.120,-
e. Een PO met kenmerk 132483 van 10 september 2013 van USD 1.120,-
a.
met betrekking tot de factuur ad USD 2.640,- van 3 juli 2013
In de crediteurenadministratie van WWR is een factuur van [naam] aangetroffen gericht aan WWR met als datum 3 juli 2013 voor een bedrag van USD 2.640,-. Deze factuur is voor ontvangst gestempeld op 10 juli 2013. Op de factuur staat een stempel PAID. Als specificatie van de werkzaamheden is onder meer vermeld:
to build and install one main entrance gate; […]. [125]
Met betrekking tot de purchase order ad USD 2.640,- van 8 juni 2013
In de crediteurenadministratie van WWR is achter deze factuur een PO aangetroffen met nummer 10457. Deze is eerder opgemaakt dan de bijbehorende factuur, namelijk op 8 juni 2013. De PO is ondertekend door [naam]. [126]
[naam], de eigenaar van Darius N.V., heeft over deze factuur verklaard dat hij een hek heeft geplaatst in Saunders bij de moeder van [verdachte]. De broer van [verdachte] heeft hem deze opdracht gegeven. De broer van [verdachte] heeft mij verteld dat de factuur gericht moest worden aan WWR, aldus [naam] . [127]
De echtgenote van [naam] heeft op 22 oktober 2019 verklaard over deze factuur van 3 juli 2013 van USD 2.640,-. Zij heeft verklaard dat dit een opdracht was voor werkzaamheden aan een privé woning. Deze factuur heeft volgens haar geen betrekking op werk voor WWR, maar haar man moest dit wel op de invoice zetten. [128]
Met betrekking tot de purchase order ad USD 8.940,- van 14 augustus 2013
In de crediteurenadministratie van WWR is een offerte aangetroffen met nummer 10457 van Darius N.V. met factuurdatum augustus 2013 voor een bedrag van USD 8.940,-. [129] Als specificatie van de werkzaamheden staat kort weergegeven vermeld
to build and install about 130 feet of handrails and two gates.Deze offerte is niet ondertekend. Op 13 augustus 2013 heeft [verdachte] een bericht van zijn broer [verdachte] doorgestuurd naar [naam] met de tekst:
as requested, the account/name for the transfer for the railings is as follows, Darius NV Account #8200000400879562. [130] De inhoud van de e-mail luidt:
Bankrekening Darius NV voor het laswerk.
In de crediteurenadministratie van WWR is achter deze offerte een PO aangetroffen met nummer 10475 van 14 augustus 2013 voor het bedrag van USD 8.940,-. Deze PO is opgemaakt en ondertekend door [naam] en als werkomschrijving is vermeld
Sewage plant. [131] De betaling van deze factuur is in de administratie van WWR vervolgens geboekt onder het project 213004 Sewage plant. Op 21 augustus 2013 wordt het restantbedrag eveneens hieronder geboekt. De facturen zijn op 30 augustus 2013 opgenomen op de verzamelfactuur en doorgestuurd naar VROMI, waar de factuur op 4 september 2013 ter betaling is goedgekeurd en getekend door [verdachte].
De eigenaar van het bedrijf genaamd Darius Valerie en zijn echtgenote zijn hierover tegelijkertijd als getuige gehoord op 21 oktober 2019 bij de politie. [132]
[naam] heeft verklaard al meer dan 15 jaar geen werkzaamheden voor WWR te hebben gedaan. Aan hem wordt de offerte getoond van augustus 2013 voor USD 8.940,-. [133] Hij antwoordt: “Ik weet waar deze offerte over gaat. Ik heb werk gedaan bij de moeder van [verdachte] in de wijk Saunders. Het was het huis van de moeder. De broer van [verdachte] heeft mij gevraagd. Ik deed het werk voor de broer van [verdachte]. Hij, de broer, heeft mij gezegd dat [verdachte] de rekening zou betalen. De werkzaamheden zijn dus uitgevoerd bij de moeder van [verdachte]. Dit soort dingen gebeuren vaak op Sint Maarten. Ik bedoel daarmee dat overheidsgeld wordt gebruikt voor privé zaken.”
met betrekking tot de factuur van 8 september 2013 ad USD 1.120,-
In het digitale beslag van WWR is aangetroffen een e-mailbericht van 10 september 2013 te 8.02 uur van [verdachte] naar [naam] met de tekst:
graag opvoeren op de stelpost Sewage plant.Bijgevoegd is een eveneens in de administratie van WWR aangetroffen factuur ad USD 1.120,0 d.d. 8 september 2013 gericht aan WWR Sewage plan. Als werkomschrijving staat vermeld
for doing work on sewage plan work on the sewage plan covers. [134] Het gerecht stelt vast dat op deze factuur de paraaf van [verdachte] staat en een stempel paid 11 september 2013. [135] Op 10 september 2013 te 08.23 uur heeft [naam] een e-mailbericht gestuurd [136] naar [verdachte] met als bijlage een factuur die sterke gelijkenis vertoont met de eerder door [verdachte] naar [naam] verstuurde factuur. Het verschil is dat op deze factuur staat vermeld
for welding sewage plant drainage coversen ook de work reference verschilt met die door [verdachte] is verstuurd naar WWR. [137]
[naam] verklaart over de door [verdachte] verstuurde factuur: Ik herken deze factuur niet. Ik heb geen werk verricht op de Sewage. Ik denk dat de betaling betrekking heeft op werkzaamheden bij het huis van de moeder van [verdachte] waar ook de offerte betrekking op had. [138]
met betrekking tot de purchase order ad USD 1.120,- van 10 september 2013
In de administratie van WWR is achter deze factuur een PO aangetroffen van 10 september 2013 met nummer 132483 voor dit bedrag van USD 1.120,- , opgemaakt door [getuige 4] met als werkomschrijving Sewage plant. [139] In de administratie van WWR is de betalingsopdracht van deze factuur aangetroffen. [140]
Verzamelfactuur van 9 oktober 2013 met nummer 2130365
De factuur van Darius is voor het bedrag van NAf 2.016,- (USD 1.120,-) via de verzamelfactuur van 9 oktober 2013 met nummer 2130365 voor een totaal bedrag van NAf 105.113,53 geboekt op het project Sewage. Op de bijbehorende specificatie die is ondertekend door [verdachte] en [getuige 4] is onder meer de factuur opgenomen van:
welding on Sewage for coversvan NAf 2.016,-. [141] Uit de administratie van VROMI komt naar voren dat de verzamelfactuur op 14 oktober 2013 ten bedrage van NAf 105.113,53 is ontvangen door de financiële administratie en voorzien van een stempel “aproval of payment” die is afgetekend door [verdachte]. [142]
[naam] heeft in zijn vierde verklaring op 12 december 2019 verklaard dat de factuur van USD 2.640,- zijn eerste klus was bij het huis van de broer van [verdachte]. De quotation van USD 8.940,- is voor al het overige hekwerk: “Deze twee facturen hebben betrekking op het werk dat ik heb gedaan voor de broer van [verdachte]. De laatste factuur van USD 1.120,- kan zijn voor de reparaties die ik heb uitgevoerd aan de door mij geplaatste hekken. [verdachte] heeft mij de opdracht gegeven en is ook degene die mij vroeg om de facturen te richten aan WWR. Op 10 september 2013 heeft [verdachte] mij gevraagd de factuur van USD 1.120,- naar zijn broer [naam] te mailen. [naam] gaf mij deze factuur terug met daarop geschreven wat er op de factuur moest komen te staan. Dit is de tekst die op de factuur staat:
For welding sewage plant drainage covers.Deze tekst heb ik op de factuur gezet en daarna naar [verdachte] gemaild . Ik weet niets over de verandering die (naar het gerecht begrijpt: daarna) op de factuur is aangebracht en die in de crediteurenadministratie van WWR is aangetroffen.” [143]
Aan de operationeel verantwoordelijke van de Sewage plant de heer [naam] zijn de facturen getoond die door WWR over de periode 2012 t/m 2019 zijn doorbelast, als kosten die betrekking hebben op de Sewage. [144] De factuur van [naam] voor een bedrag van USD 1.120,- is niet geleverd op het Sewage project.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 29 september 2021 verklaard dat als het zo is dat deze factuur ziet op werkzaamheden bij zijn broer en dat als deze factuur toch op de stelpost is afgeboekt, dat dat niet juist is.
Office World [145]
a: Een factuur van 1 maart 2014 van USD 1.813,84
b: Een PO met kenmerk 5553 van 24 februari 2014 van USD 964,-
c: Een PO met kenmerk 5554 van 24 februari 2014 van USD 900,-
b. en c. met betrekking tot de PO’s van ad USD 964,- en ad USD 900,- van 24 februari 2014
In de digitale administratie van VROMI is aangetroffen een e-mailbericht van 21 februari 2014 van [verdachte] naar [naam] met de tekst:
Graag een PO voor deze 2 stukken en op de stelpost Sewage opvoeren.Als bijlage zijn gevoegd twee offertes van Office World voor de aanschaf van kantoorartikelen. [146] De eerste offerte is van 20 januari 2014 voor een bedrag van USD 900,- en betreft kantoormeubilair. [147] De tweede is van 11 februari 2014 voor een bedrag van USD 964,- en betreft een deskjet printer en desktop computer. [148]
In de administratie van WWR zijn ook twee facturen aangetroffen met betrekking tot deze offertes. De facturen zijn beide gericht aan de Lions club en gedateerd 25 januari 2014. Hoewel uit de inhoud van genoemde facturen blijkt dat zij geen betrekking hebben op de levering aan de Sewage plant, worden niettemin twee PO’s opgemaakt gedateerd 24 februari 2014 met de nummers 5553 en 5554, ondertekend door [naam] met als werkomschrijving:
Sew Plant. [149]
Verzamelfactuur van 28 maart 2018 met nummer 2140164
Op 28 maart 2014 is de verzamelfactuur opgesteld en verstuurd naar VROMI met factuurnummer 2140164 voor een totaalbedrag van NAf 39.659,90. Op het bijbehorende specificatie overzicht staan de facturen van Office World vermeld. [150] De betaling van deze verzamelfactuur voor het project Sewage plant is door [verdachte] goedgekeurd en ondertekend. [151]
Aan de operationeel verantwoordelijke van de Sewage plant de heer [naam] zijn de facturen getoond die door WWR over de periode 2012 t/m 2019 zijn doorbelast, als kosten die betrekking hebben op de Sewage. Hem zijn de twee facturen van Office World getoond voor kantoorartikelen en kantoormeubilair voor een bedrag van USD 964,- en USD 900,-. Hij heeft daarop geantwoord dat dit geen betrekking heeft op Sewage. [152]
Ook aan [getuige 5] worden de twee facturen getoond van Office World van USD 964,- en USD 900,-. Hij verklaart dat deze in elk geval niet VROMI gerelateerd zijn. Als dit door de overheid is betaald dan is dat verkeerd, zo zegt hij. [153]
a.
met betrekking tot de factuur ad USD 1.813,84 van 1 maart 2014
In deze factuur van Office World zijn de openstaande facturen over de maand februari 2014 voor een totaalbedrag van USD 1.813,84 vermeld, onder meer beide facturen van Office World. [154] Hoewel hierin expliciet wordt gerefereerd aan de Lions club is deze factuur gericht aan WWR.
Studiomart [155]
Een factuur van 1 juni 2014 van USD 790,-
Een PO met kenmerk 141307 van 29 augustus 2014 van USD 790,-
a.
Met betrekking tot de factuur ad USD 790,- van 1 juni 2014
In het digitale beslag binnen onderzoek Larimar is de navolgende e-mailcorrespondentie aangetroffen tussen [verdachte] en [naam] van Studiomart. Deze berichten houden in [156] :
[verdachte] stuurt op 21 mei 2014 om 7.52 AM een bericht aan [naam]:
Is het nog gelukt om een concept op te zetten omtrent het landgebruik van de [verdachte]s. Indien ja, graag mij wat toezenden zodat ik dit kan doorspelen aan de familieleden.
[naam]stuurt op 30 mei 2014 om 2.08 AM een bericht aan [verdachte]:
Bijgevoegd de opzet van het concept plan “the lands of [verdachte]”
[verdachte] stuurt op 30 mei 2014 om 7.34 AM een bericht aan[naam]:
Bedankt[naam] , ik zal het bekijken.
[naam]stuurt op 1 juni 2014 om 5.36 AM aan [verdachte]:
Laat me weten aan wie ik de invoice kan richten voor de gedane arbeid.
[verdachte] stuurt op 1 juni 214 om 5:38 AM aan[naam] :
Stuur het naar mij toe.
[naam] stuurt op 2 juni 2014 om 8.43 AM een bericht aan [verdachte]:
Bijgevoegd onze invoice voor de productie van het concept plan voor “the lands of [verdachte]”.
[verdachte] stuurt op 2 juni 2014 om 11.40 AM een bericht aan [naam] :
Graag ter name van WWR.
[naam] stuurt op 2 juni 2014 om 12.03 AM een bericht aan [verdachte]:
Bedoel je dat de invoice gericht moet zijn aan WWR?
[verdachte] stuurt op 2 juni 2014 om 12.39 AM een bericht aan [naam]:
Ja.
[naam] stuurt op 2 juni 2014 om 17.23 AM een bericht aan [verdachte]:
Bijgevoegd invoice Studiomart aan WWR.
[verdachte] stuurt op 3 juni 2014 om 8.25 AM bovenstaande berichten door aan [getuige 4]:
Onderwerp: invoice Studiomart [verdachte] lands concept design.
Graag betaalbaar stellen voor mij en opbrengen op de stelpost.
[getuige 4] stuurt op 4 juni 2014 om 12.50 PM een bericht aan [naam]:
Pak jij deze op AUB?
Laat me even weten dat je de mail hebt gezien (voor als [verdachte] me vraagt).
[naam] stuurt op 29 juli 2014 om 5.22 AM een bericht aan [naam]: [157]
Bijgevoegd de invoice voor werkzaamheden in mei 2014 voor [verdachte] [verdachte]. Laat me weten wanneer de betaling kan worden gedaan.
In het dossier bevindt zich een factuur van Studiomart van 1 juni 2014 met factuurnummer 1411.1403 voor een bedrag van USD 790,-. Deze factuur is gericht aan WWR. [158] In het dossier bevindt zich diezelfde factuur, maar dan gericht aan [verdachte]. [159]
Met betrekking tot de purchase order van USD 790,- van 29 augustus 2014
Van de factuur is op 8 september 2014 een PO ad USD 790,- opgemaakt door [naam] met nummer 141307 met als werkomschrijving Design and Build 2014. [160]
[naam] is hierover gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op verzoek van [verdachte] zijn factuur aan WWR heeft gericht. Hij toont vervolgens twee identieke facturen met als enige verschil de adressering. Een factuur is gericht aan [verdachte] en de andere aan WWR. [161]
[naam] heeft over deze factuur van Studiomart verklaard dat hij zich kan herinneren dat deze factuur een hele tijd op zijn bureau heeft gelegen. Ik heb deze uiteindelijk met [verdachte] besproken wat hij ermee moest. In die tijd was het zo dat [verdachte] een “lopende rekening” had dus werd deze geboekt op Design and Build, de verzamelpost. Deze is denk ik uiteindelijk niet doorbelast. Dat WWR de kosten van Studiomart op zich neemt is natuurlijk omdat je de relatie goed wil houden. Ik was niet in de positie om te zeggen we gaan die niet betalen. [162]
[getuige 5] heeft over deze factuur verklaard dat het duidelijk geen Sewage is. Het is in elk geval geen VROMI. Dit is wat betreft het gebruik van de stelpost niet de bedoeling. [163]
Caines Construction & Maintenance Services [164]
Een factuur van 13 januari 2014 van USD 2.200,-
Een PO met kenmerk 14002 van 6 januari 2014 van USD 2.200,-
Een factuur van 18 maart 2014 van USD 1.959,55
Een PO met kenmerk 5585 van 9 april 2014 van USD 1.959,55
a.
met betrekking tot de factuur ad USD 2.200,- van 13 januari 2014
In de crediteurenadministratie van WWR is een factuur aangetroffen van Caines Construction van 13 januari 2014 voor een bedrag van USD 2.200,-. De factuur is gericht aan WWR en betreft
repair works sewage plant.Als specificatie van de werkzaamheden is vermeld
Supply and install roofing on maintenance workshop. [165]
Met betrekking tot de purchase order ad USD 2.200,- van 6 januari 2014
In de administratie van WWR is tevens een PO aangetroffen met nummer 14002 van 6 januari 2014. Deze PO is ondertekend door [getuige 4] en afgeboekt op het project 213004 Sewage plant. [166]
met betrekking tot de factuur ad USD 1.959,55 van 18 maart 2014
In de administratie van WWR is een factuur aangetroffen van Caines Construction met factuurnummer 12 van 18 maart 2013 voor een bedrag van USD 1.959,55. Deze is gericht aan WWR en geadresseerd aan: Sewage Plant, A.T. Illidge road. [167] Als specificatie van de werkzaamheden is vermeld:
Fix water leak below garage-maintenance hall en: Replaced leaking 4’’ pipe after floor removal and replacement.
met betrekking tot de purchase ad USD 1.959,55 van 9 april 2014
In de administratie is achter deze factuur van Caines Construction de bijbehorende PO aangetroffen met nummer 5585. Deze is opgemaakt door [naam] op 9 april 2014 met als werkomschrijving Sewage plant. [168] WWR heeft op 28 april 2014 deze factuur voor geboekt op project 213004 Sewage project en vervolgens opgenomen in de verzamelfactuur van 23 mei 2014 en doorbelast aan VROMI.
Verzamelfactuur van WWR van 20 juni 2014
Op 20 juni 2014 is de verzamelfactuur opgesteld en verstuurd naar VROMI met factuurnummer 2140282 voor een totaalbedrag van NAf 35.293,84. Op het bijbehorende specificatieoverzicht staat de factuur van Caines Construction voor een bedrag van USD 2.200,- omgerekend in NAf 3.960,-. Het bij deze verzamelfactuur behorende specificatieoverzicht is goedgekeurd en ondertekend door [verdachte]. [169]
Aan de operationeel verantwoordelijke van de Sewage plant de heer [naam] zijn de facturen getoond die door WWR over de periode 2012 t/m 2019 via de stelpost Sewage zijn doorbelast. Over de factuur van Caines
Construction voor een bedrag van USD 2.200,- heeft hij verklaard dat dit geen betrekking heeft op de Sewage plant. Dit gaat over een rooftop, dit is niet gebeurd, aldus[naam] . De factuur van Caines Construction voor een bedrag van USD 1.959,55 heeft ook geen betrekking op Sewage. Er zit geen 4 duims waterbuis onder de garage/werkplaats, aldus [naam] . [170]
[naam] wordt op 20 november 2019 voor de tweede keer gehoord. Hem wordt een e-mailbericht getoond van 27 maart 2014 om 2.10 PM met als onderwerp:
adjusted invoice,is naar hem gestuurd door [verdachte]. Bijlage bij dit bericht is een bestand met de naam:
fix water leak office & bld sm cabinet, frame miro. [171] Als bijlage stuurt [verdachte] de factuur van Caines van 18 maart 2014 gericht aan WWR, adress: Sewage plant van USD 1.959,55 met betrekking tot
replace leaking 4’’ pipe.[naam] verklaart dat hij voor deze factuur werk heeft gedaan bij publieke werken: “De werkzaamheden vonden niet plaats op de Sewage plant. [verdachte] is de baas en ik heb van hem de opdracht gekregen om het werk bij de publieke werken te doen. Ik heb van hem de opdracht gekregen om de factuur op de Sewage plant te zetten. Ik heb zelf de factuur opgesteld. U vraagt mij wat met:
fix water leak office & bld sm cabinet, frame mirowordt bedoeld. Ik heb ook iets bij zijn moeder thuis gedaan. Ik bedoel de moeder van [verdachte]. Volgens mij had het daar iets mee te maken.”
Aan hem wordt ook de factuur getoond van Caines Construction van 13 januari 2014 voor een bedrag van USD 2.200,-. [172] Caines verklaart daarover: “Dit werk is gedaan bij publieke werken, bij de carwash werkplaats. Het heeft in ieder geval niet plaats gevonden op de Sewage plant. De factuur is opgesteld door mij. De factuur van Caines van 13 januari 2014 van USD 2.200, is ook gedaan bij publieke werken.” [173]
Caribbean Embroidery [174]
a. Een factuur van 17 maart 2014 van USD 615,-
b. Een PO met kenmerk 5567 van 18 maart 2014 van USD 615,-
a. met betrekking tot de factuur ad USD 615,- van 17 maart 2014
In de administratie van WWR is een factuur aangetroffen van Caribbean Embroidery
gericht aan St. Maarten Leo’s club voor een bedrag van USD 614,-. [175] De factuur is binnengekomen op 25 maart 2014. De werkzaamheden zien op het borduren van een logo. Op de factuur staat een stempel met een paraaf waaruit naar voren komt dat deze factuur door WWR is betaald. Op 25 maart 2014 is deze factuur in de administratie van WWR geboekt onder het project 213004 (het begrijpt: Sewage).
Op 10 april 2014 heeft [verdachte] een e-mailbericht gestuurd naar [getuige 4] met de tekst:
zoals beloofd.Bij deze e-mail is bovengenoemde factuur van Caribbean Embroidery gevoegd, maar dan gericht aan WWR. [176]
Verzamelfactuur van 10 april 2014 met nummer 2140181
Op 10 april 2014 is de verzamelfactuur met nummer 2140181 met een factuurbedrag van NAf 40.852,14 verstuurd naar VROMI. Op het bijbehorende door [verdachte] goedgekeurde en ondertekende specificatieoverzicht is deze factuur van Caribbean Embroidery vermeld. [177]
Caribbean Embroidery heeft per e-mail op 13 september 2019 bericht dat de factuur zag op het borduren van vesten voor de Sint Maarten Lions club. [178]
b. met betrekking tot de PO van 18 maart 2014
Achter deze factuur is een PO aangetroffen met nummer 5567 met betrekking tot deze factuur. Deze PO is op 18 maart 2014 opgemaakt door [naam] onder de werkomschrijving Sewage.
Aan de operationeel verantwoordelijke van de Sewage plant de heer [naam] zijn de facturen getoond die door WWR over de periode 2012 t/m 2019 zijn doorbelast, als kosten die betrekking hebben op de Sewage. Over de factuur van Caribbean Embroidery voor een bedrag van USD 615,- heeft hij verklaard dat dit geen betrekking heeft op de Sewage plant. [179]
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt dat de verdachte, in samenwerking met anderen, een reeks van facturen heeft vervalst en heeft ingediend bij WWR om te worden doorbelast op de stelpost voor de Sewage plant.
Van verschillende van deze facturen is een eerdere versie achterhaald, waarop in een tweede versie, zowel voor wat betreft de omschrijving van de werkzaamheden als voor wat betreft de geadresseerde partij, wijzigingen zijn aangebracht, waardoor deze facturen niet langer in overeenstemming waren met de werkelijkheid. Zo zijn omschrijvingen van werkzaamheden voor of ten behoeve van [verdachte], diens familie, of de Lions club, gewijzigd in werkzaamheden voor de Sewage plant. In die gevallen blijkt reeds uit de inhoud van de gewijzigde facturen zelf dat de op ten laste gelegde facturen vermelde werkzaamheden niet voor de Sewage plant zijn uitgevoerd, maar voor of ten behoeve van [verdachte] privé, waarbij [verdachte] in verschillende gevallen ook zelf de opdracht heeft gegeven om een dergelijke factuur aan WWR te richten en/of op de stelpost voor de Sewage plant te zetten.
Ook werden deze facturen zodanig aangepast dat het leek alsof de werkzaamheden voor WWR waren verricht, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was.
Ook de facturen ten aanzien waarvan uit verklaringen van degenen die de werkzaamheden hebben uitgevoerd slechts blijkt dat de op de factuur vermelde werkzaamheden geen betrekking hadden op de Sewage plant, zijn vervalst. Deze facturen waren immers, anders dan hun inhoud doet vermoeden, in werkelijkheid niet bestemd voor WWR, betroffen geen werkzaamheden die voor WWR zijn verricht en zijn niet verricht in het kader van een project waarvoor de stelpost Sewage was bestemd.
Het gerecht gaat ervan uit dat [verdachte] degene is geweest die al deze facturen, in samenwerking met anderen, heeft vervalst. In de eerste plaats omdat deze facturen bewijsbaar ten goede komen aan hemzelf en/of zijn naasten. In de tweede plaats omdat alleen [verdachte] vanuit zijn functie kon bepalen welke facturen via de stelpost mochten worden doorbelast aan VROMI en hij ook degene was die de betaling uiteindelijk goedkeurde. Zonder zijn medewerking zouden de facturen niet worden betaald. Dit gevoegd bij het feit dat het doorbelasten van facturen die geen betrekking hebben op de stelpost past in een patroon, dat hij ook toepaste bij de facturen waarvan vaststaat dat hij deze heeft vervalst, acht het gerecht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] ook deze facturen, in samenwerking met anderen, heeft vervalst.
Verzoeken van de raadsman
De raadsman heeft in aanvulling op zijn schriftelijke pleitnotities bij pleidooi nog verzocht om [naam] te horen als getuige. Het gerecht maakt uit hetgeen de raadsman ter onderbouwing van dit verzoek heeft aangevoerd op dat de raadsman deze getuige ziet als kroongetuige, met wie door het openbaar ministerie zou zijn afgesproken dat hij (en WWR) buiten schot zou blijven als hij maar nadelig zou verklaren over [verdachte]. Enige andere onderbouwing van dit verzoek heeft de raadsman niet gegeven.
De officier heeft ter zitting meegedeeld dat in de onderhavige zaak geen gebruik is gemaakt van kroongetuigen en dat aan niemand enige toezegging is gedaan om hem te bewegen om een verklaring af te leggen. Het gerecht heeft, zoals reeds overwogen, bij afwezigheid van enige aanwijzing van het tegendeel, geen reden om aan de juistheid van die mededeling te twijfelen.
Ten aanzien van de meer algemene stelling van de raadsman dat de actieve omkopers in deze zaak geheel buiten schot blijven overweegt het gerecht dat het opportuniteitsbeginsel meebrengt dat het openbaar ministerie een zelfstandige beslissingsbevoegdheid heeft met betrekking tot de vraag of vervolging moet plaatsvinden en dat de aan de beslissing tot vervolging voorafgaande belangenafweging door het gerecht slechts marginaal kan worden getoetst. Nu gesteld noch gebleken is dat en waarom in dit geval sprake is van schending van enig beginsel van behoorlijke procesorde waardoor geen redelijk handelend officier van justitie tot de genomen vervolgingsbeslissing ten aanzien van de verdachte had kunnen komen, faalt het verweer van de raadsman. Bij gebreke van enig ander argument ziet het gerecht ook ambtshalve geen gronden voor de oproeping van deze persoon als getuige, zodat er geen noodzaak is om de getuige Rijkers te horen. Het gerecht wijst daarom het verzoek van de raadsman af.
Het verzoek van de raadsman tot het horen van alle TBO-verbalisanten wordt, voor zover het gebaseerd is op de zojuist verworpen stelling dat door de verbalisanten aan de getuigen en/of de andere verdachten in hetzelfde feitencomplex toezeggingen zouden zijn gedaan in ruil voor belastende verklaringen tegen [verdachte], op de hierboven weergegeven grond verworpen.
Nu verder op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat de wijze van verhoren door de opsporingsambtenaren ertoe heeft gestrekt te bewerkstelligen dat verklaringen zijn afgelegd waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid zijn afgelegd of dat niet juist is weergegeven wat is verklaard, wijst het gerecht het herhaalde verzoek tot oproeping van deze personen als getuige af, nu de noodzaak daartoe niet bestaat.
Wat betreft het verzoek van de raadsman op pagina 36 van zijn pleitnotities om de inhoud van het proces-verbaal (naar het gerecht begrijpt: van de terechtzitting van 27, 28 en 29 september 2021 als letterlijk herhaald en ingelast te beschouwen in zijn pleidooi, wijst het gerecht dit verzoek af nu dit te onbepaald is gemotiveerd. De raadsman heeft niet aangegeven welk onderdeel van het proces-verbaal hij dan als uitdrukkelijk herhaald wenst te beschouwen, noch welke gevolgen hij aan dit ongelimiteerde verzoek wenst te verbinden. Vaste jurisprudentie is dat als zodanige herhaling in ieder geval niet kan gelden dat de raadsman in algemene zin aangeeft dat hij de inhoud van het (gehele) proces-verbaal als herhaald en ingelast wenst te beschouwen. Het verzoek wordt daarom bij gebrek aan noodzaak afgewezen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
-
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde-
medeplegen van:
als ambtenaar een gift dan wel een dienst aannemen wetende dat deze hem of een ander gedaan of verleend wordt teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten,
en
als ambtenaar een gift dan wel een dienst aannemen wetende dat deze hem of een ander gedaan of verleend wordt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem in strijd met zijn plicht in zijn bediening is gedaan of nagelaten,
en
als ambtenaar voor zichzelf of een ander een gift dan wel een dienst vragen teneinde hem zelf te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten,
en
als ambtenaar voor zichzelf of een ander een gift dan wel een dienst vragen ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hemzelf, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan of nagelaten,
meermalen gepleegd
-
ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde-
medeplegen van:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften,
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en dat hij voor de duur van vijf jaren zal worden ontzet van het recht ambten te bekleden.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, maar indien het gerecht tot een bewezenverklaring komt, verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met de schending van de redelijke termijn en te volstaan met oplegging van een taakstraf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het gerecht gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, alsook op de straffen die in vergelijkbare gevallen door het Hof en de gerechten plegen te worden opgelegd. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn echtgenote in zijn functie van hoofd van de beheersdienst van het ministerie van VROMI, schuldig gemaakt aan het aannemen van steekpenningen van [bedrijf medeverdachte 1], in ruil voor zijn hulp in het kader van de gunning van het beheerscontract voor de Dump aan [bedrijf medeverdachte 1], voor het onderhouden van een goede relatie met hem als ambtenaar en om ervoor te zorgen dat niet alle op [bedrijf verdachte 1] uit het beheerscontract voortvloeiende verplichtingen (volledig) zouden worden gehandhaafd. Daarvoor heeft de verdachte een aanzienlijk bedrag aan contante betalingen van [bedrijf medeverdachte 1] ontvangen en heeft [bedrijf medeverdachte 1] voorts een voor zijn echtgenote lucratieve dienstverleningsovereenkomst gesloten met haar bedrijf alsook een arbeidsovereenkomst met zijn zoon tegen betaling van een maandelijks salaris dat niet verhouding stond tot hetgeen hij feitelijk aan werkzaamheden verrichtte.
Op deze manier hebben de verdachte en zijn familieleden over een periode van ongeveer tweeënhalf jaar in totaal een bedrag van ruim NAf 600.000,- aan steekpenningen ontvangen.
Het spreekt voor zich dat het aannemen van steekpenningen door ambtenaren een ondermijnende invloed heeft op de samenleving. Niet alleen zijn andere bedrijven op deze manier op oneerlijke wijze beconcurreerd, ook is het contract in dit geval gegund aan een partij die – zo is achteraf gebleken – over onvoldoende
know how,materiaal en financiële middelen beschikte voor een gedegen beheer van de Dump, waardoor onveilige situaties zijn ontstaan, met alle risico’s voor de volksgezondheid van dien.
Vanwege de macht die de verdachte had vanwege de positie die hij bekleedde, was hij voorts in staat om jarenlang facturen te vervalsen en in te dienen bij WWR en via een stelpost te laten doorbelasten aan het ministerie van VROMI, waar hij zelf de betalingen goedkeurde. Deze facturen betroffen veelal werkzaamheden die waren verricht in de privésfeer van de verdachte. Ook op deze manier heeft de verdachte het Land en in het bijzonder het ministerie waarvoor hij werkte, benadeeld.
De verdachte is thans lid van het Parlement van Sint Maarten. Mede gezien zijn verleden als hoge ambtenaar geniet hij maatschappelijk aanzien. Dat geldt ook voor zijn echtgenote. Beiden hebben daarom een voorbeeldfunctie voor anderen en hun handelen dient integer te zijn en boven iedere twijfel verheven.
De verdachte heeft in samenwerking met zijn echtgenote echter misbruik gemaakt van zijn positie. Dit is een ernstig feit dat schadelijk is voor het vertrouwen dat de bevolking van Sint Maarten moet kunnen stellen in personen op belangrijke posities.
De verdachte heeft ter zitting in alle toonaarden ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan deze misdrijven en er geen blijk van gegeven het strafwaardige van zijn handelen in te zien.
Het gerecht is gelet op al het bovenstaande van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur meebrengt. Hoewel het gerecht een feit minder bewezen acht dan de officier van justitie, zal het vanwege de door de verdachte toegebrachte schade aan de integriteit van het openbaar bestuur en aan de belangen van de bevolking van Sint Maarten, in beginsel dezelfde straf opleggen als door de officier van justitie gevorderd en in zoverre hoger straffen. Om te voorkomen dat de verdachte in de gelegenheid zal komen om opnieuw misbruik te maken van enig ambt, zal hij voorts voor aanzienlijke tijd worden ontzet van het recht om ambten te bekleden. Het gerecht stelt deze termijn in verband met hetgeen zojuist ten aanzien van de strafmaat is overwogen eveneens hoger dan door de officier van justitie gevorderd.
Het gerecht houdt nog rekening met het feit dat in deze zaak de redelijke termijn waarbinnen de berechting dient plaats te vinden, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Die termijn vangt aan op het moment dat jegens de betrokkene handelingen worden verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het gerecht zal in dit geval uitgaan van de datum waarop bij de verdachte (en bij [getuige 1]en [bedrijf medeverdachte 1]) huiszoekingen zijn gedaan, te weten op 4 en 5 december 2018 en dat de uitspraak in eerste aanleg plaatsvindt op 23 december 2021. Het gerecht merkt daarbij op dat het verstrijken van de periode na de huiszoeking tot aan de eerste zitting op 9 april 2021 – hoewel niet verstoken van incidenten – de verdachte niet kan worden tegengeworpen. De op redelijkheid te beoordelen termijn heeft in de eerste aanleg dus ruim drie jaren geduurd. Daarmee is de redelijke termijn in aanzienlijke mate overschreden.
Het gerecht zou zonder voornoemde constatering van termijnoverschrijding, alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden hebben opgelegd. Nu zal worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:64, 1:65, 1:66, 1:123, 1:136, 2:351 en de artikelen 49 (oud) en 230 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het gerecht:
spreekt de verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven is overwogen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 3 en 4 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor omschreven en verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden.
Ontzet de verdachte voor de duur van 7 (zeven) jaar van het recht ambten te bekleden.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door mr. F. Kruiswijk en mr. J. Mulder, zittingsgriffiers, en op 23 december 2021 in tegenwoordigheid van mr. F. Kruiswijk uitgesproken ter openbare terechtzitting van het gerecht in Sint Maarten.

Voetnoten

1.De hierna als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn, voor zover niet anders aangegeven, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in hun onderdelen, telkens gebezigd tot het bewijs van het feit, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 387 onder e van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
2.DOC-049, pagina 255.
3.DOC-009, pagina 50 e.v.
4.DOC-046, pagina 236 e.v.
5.DOC-007, pagina 23.
6.DOC-042, pagina 212 e.v.
7.DOC-198, pagina 1276 e.v.
8.DOC-130, pagina 812.
9.DOC-130, pagina 813 e.v.
10.DOC-286, pagina 1800.
11.Proces-verbaal van digitaal onderzoek van 30 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar TBO16070 (AMB-079, pagina 240 e.v.).
12.DOC-093, pagina 556 e.v.
13.Proces-verbaal van digitaal onderzoek van 30 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar TBO16070 (AMB-079, pagina 240 e.v.).
14.DOC-100 pagina 600 en DOC-130, pagina 75.
15.DOC-287, pagina 1803 e.v.
16.DOC-288, pagina 1814 e.v.
17.DOC-289, pagina 1817 e.v.
18.DOC-290, pagina 1819.
19.DOC-320, nagekomen stuk.
20.DOC-320, nagekomen stuk.
21.DOC-320, nagekomen stuk.
22.DOC-319 en DOC-319A, nagekomen stukken.
23.DOC-321, nagekomen stukken.
24.DOC-323, nagekomen stukken.
25.DOC-289, pagina 1818.
26.DOC-277, pagina 1685.
27.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam] van 18 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16128 (V-001-01, pagina 356 e.v.).
28.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam] van 12 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16060 (V-001-02, pagina 377 e.v.).
29.Proces-verbaal van de terechtzitting op 27 en 28 september 2021.
30.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] van 12 juni 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO18046 en TBO16060 (G-012-01, pagina 181 e.v.).
31.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] van 23 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO18054 (G-012-02, pagina 187 e.v.).
32.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] van 10 juni 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16080 (G-011-01, pagina 147 e.v.).
33.Proces-verbaal van de terechtzitting van 27 en 28 (ochtend) september 2021.
34.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 12 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16060 (V-002-04, PD FLANR57, pagina 43 e.v.).
35.Een geschrift, te weten een rapport opgesteld op 17 februari 2017 door C.B. Jospeh namens het SOAB (afkorting van: Stichting Overheidsaccountantsbureau) gericht aan de minister van VROMI. (DOC-007, pagina 11 en 12.
36.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 12 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16060 (V-002-04, PD FLANR57, pagina 43 e.v.).
37.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 11 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17026 en TBO16080 (G-005-01, PD LAPLA74, pagina 1 e.v.).
38.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 20 februari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16080 (G-005-04, PD LAPLA74, pagina 17 e.v.).
39.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 21 februari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO18046 (G-005-05, PD LAPLA74, pagina 22 e.v.).
40.DOC-010, pagina 89.
41.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] van 10 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17026 en TBO17056 (G-001-01, pagina 1 e.v.).
42.DOC-038, pagina 201.
43.DOC-200, pagina 1279.
44.Proces-verbaal van bevindingen inzake cheque betaling WWR aan R&S van 1 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar TBO17062 (AMB-095, pagina 312 e.v.).
45.Proces-verbaal van bevindingen gesprek [naam] van 15 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO18054 (AMB-061, pagina 152 e.v.).
46.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 12 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16060 (V-002-04, PD FLANR57, pagina 43 e.v.).
47.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 24 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17026 en TBO16060 (G-005-06, PD LAPLA74, pagina 27 e.v.).
48.Proces-verbaal van bevindingen agreemen t[bedrijf medeverdachte 1]–[accountantskantoor echtgenote] van 27 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar TBO18024 (AMB-042, pagina 119 e.v.) en DOC-098, pagina 587.
49.DOC-125, pagina 801 e.v.
50.DOC-126, pagina 803 e.v.
51.DOC-127, pagina 804 e.v.
52.Proces-verbaal van bevindingen facturen [accountantskantoor echtgenote] –[bedrijf medeverdachte 1] van 29 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar TBO18024 (AMB-032, pagina 93 e.v.).
53.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 11 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17026 en TBO16080 (G-005-01, PD LAPLA74, pagina 1 e.v.).
54.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 21 februari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO18046 (G-005-04, PD LAPLA74, pagina 22 e.v.).
55.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 8 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16080 (V-002-01, PD FLANR57, pagina 24 e.v.).
56.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 3 april 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17026 en TBO16080 (V-002-02, PD FLANR57, pagina 31 e.v.).
57.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 12 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16060 (V-002-04, PD FLANR57, pagina 43 e.v.).
58.DOC-058, pagina 301 e.v.
59.Proces-verbaal van bevindingen betalingen [bedrijf medeverdachte 1] aan [zoon]van 7 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO18024 (AMB-030, pagina 86 e.v.).
60.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 12 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16060 (V-002-04, PD FLANR57, pagina 43 e.v.).
61.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 11 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17026 en TBO16080 (G-005-01, PD LAPLA74, pagina 1 e.v.).
62.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 2 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17026 en TBO16080 (G-005-02, PD LAPLA74, pagina 6 e.v.).
63.Proces-verbaal van bevindingen Nandy Trenching van 4 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar TBO18056 (AMB-099, pagina 326 e.v.).
64.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 12 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16060 (V-002-04, PD FLANR57, pagina 43 e.v.).
65.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 13 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16060 (V-002-05, PD FLANR57, pagina 48 e.v.).
66.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 21 februari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO18046 (G-005-04, PD LAPLA74, pagina 22 e.v.).
67.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 24 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16060 (G-005-06, PD LAPLA74, pagina 27 e.v.).
68.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam] van 21 februari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren TBO17062 en TBO16060 (V-005-01, pagina 382 e.v.).
69.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020 (AMB-085, pagina 272).
70.Een proces-verbaal van verhoor van [naam] van 17 januari 2020 (G-007-02, pagina 121).
71.Een proces-verbaal van verhoor [getuige 6]van 18 juli 2019 (V-001-01, pagina 356).
72.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 7] van 31 januari 2019 (G-001-02 , pagina 8).
73.Proces-verbaal van de terechtzitting van 27, 28 en 29 september 2021.
74.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2019 (AMB-132, pagina 132).
75.Een geschrift, te weten een reeks e-mailberichten vanaf 15 februari 2017 (DOC-159, pagina 1114).
76.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020 (AMB-086, pagina 277).
77.Een geschrift, te weten een invoice van Sheriff Security Force N.V. van 8 mei 2013 (DOC-121, pagina 791).
78.Een geschrift, te weten een e-mail van 10 mei 2013 (DOC-063, pagina 335).
79.Een geschrift, te weten een factuur van 8 mei 2013 (DOC-063, pagina 340).
80.Een geschrift, te weten een invoice van Sheriff Security Force N.V. van 8 mei 2013 (DOC-063, pagina 340).
81.Een geschrift, te weten e-mailberichten van [echtgenote] aan [verdachte] en van[verdachte] aan [naam] (DOC-063, pagina 335-336).
82.Een geschrift, te weten de e-mailberichten van [echtgenote] aan [verdachte] en van[verdachte] aan [naam] (DOC-311, pagina 2289).
83.Een geschrift, te weten een invoice van Sheriff Security Force N.V. van 8 mei 2013 (DOC-070, pagina 396).
84.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2020 (AMB-080, pagina 252).
85.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020 (AMB-078, 230).
86.een geschrift te weten een offerte van Sheriff van 23 mei 2013 (DOC-071, pagina 398).
87.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2020 (AMB-080, pagina 252.
88.Een geschrift, te weten een factuur van Sheriff van 24 juni 2013 (DOC-063, pagina 329 en DOC-120, pagina 790)
89.Een geschrift, te weten een factuur van Sheriff aan WWR van 7 juni 2013 (DOC-123, pagina 793).
90.Een geschrift, te weten een factuur van Sheriff aan WWR van 7 juni 2013 (DOC-070, pagina 400).
91.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020 (AMB-078, pagina 230).
92.Een geschrift, te weten een PO van 7 juni 2013 met nummer 131318 (DOC-70, pagina 397).
93.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020 (AMB-078, pagina 230).
94.Een proces-verbaal van verhoor van [naam]van 8 juli 2019. (G-013-02, pagina 195).
95.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2020 (AMB-068, pagina 172).
96.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van 4 oktober 2013 (DOC-187, pagina 1241).
97.Een geschrift, te weten een factuur van I and B van 21 september 2013 (DOC-187, pagina 1242).
98.Een geschrift, te weten een factuur van I and B van 21 september 2013 (DOC-167, pagina 1156).
99.een geschrift, te weten een factuur van I and B van 21 september 2013 (DOC-203, pagina 1364).
100.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2020 (AMB-068, pagina 172).
101.Een geschrift, te weten een PO van werkzaamheden van I and B van 23 september 2013 (DOC-203, pagina 1286)
102.Een geschrift, te weten een verzamelfactuur met nummer 2130365 (DOC-167, pagina 1153 en 1154).
103.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 4]van 25 oktober 2019 (G-015-02, pagina 224).
104.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 23 oktober 2019 (G-021-01, pagina 272)
105.Een proces-verbaal van verhoor [naam] van 8 juli 2019 (G-013-02, pagina 194).
106.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2019 (AMB-071, pagina 197).
107.Een geschrift, te weten een factuur van I and B van 11 juni 2014 (DOC-206, pagina 1297).
108.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2019 (AMB-071, pagina 197).
109.Een geschrift, te weten een purchase order van 16 juni 2014 (DOC-206, pagina 1298
110.Een geschrift, te weten een verzamelfactuur van 29 oktober 2014 aan VROMI (DOC-278, pagina 1688).
111.Een geschrift, te weten een stempel op verzamelfactuur VROMI (DOC-278, pagina 1688).
112.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 23 oktober 2014 (G-021-01, pagina 272).
113.Een proces-verbaal verhoor van [naam] van 8 juli 2019 (G-013-02, pagina 194).
114.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2020 (AMB-068, pagina 172
115.Een geschrift, te weten een factuur van I and B maintenance van 22 oktober 2013 (DOC-188, pagina 1245).
116.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van [verdachte] aan WWR van 22 oktober 2013 (DOC-188, pagina 1244).
117.Een geschrift, te weten een factuur van 22 oktober 2013 (DOC-189, pagina 1248).
118.Een geschrift, te weten een e-mail van [verdachte] naar zijn broer van 22 oktober 2013 (DOC-232, pagina 1397.
119.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2020 (AMB-068, pagina 172).
120.Een geschrift, te weten een PO van I and B van 11 november 2013 (DOC-203, pagina 1288 ).
121.een proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2020 (AMB-068, pagina 172).
122.Een proces-verbaal van verhoor [getuige 2] van 23 oktober 2019 (G-021-01, pagina 272).
123.Een proces-verbaal van verhoor [naam] van 17 januari 2021 (G-007-02, pagina 121).
124.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020 (AMB-070, pagina 182).
125.Een geschrift, te weten een factuur van [naam] aan WWR van 3 juli 2013 (DOC-195, pagina 1262).
126.Een geschrift, te weten een PO van 8 juni 2013 opgemaakt door[naam] (DOC-195, pagina 1263).
127.Een proces-verbaal van verhoor van [naam] van 20 november 2019 (G-018-03, pagina 247).
128.Een proces-verbaal van verhoor van [naam] van 22 oktober 2019 (G-018-02, pagina 243).
129.Een geschrift, te weten een offerte van augustus 2013 ad USD 8.940,- (DOC-193, pagina 1252).
130.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van [verdachte] aan [naam] (DOC-193 pagina 1255).
131.Een geschrift, te weten een PO van 14 augustus 2013 van WWR voor [naam] (DOC-193, pagina 1254).
132.een proces-verbaal van verhoor van [naam] van 21 oktober 2019 (G-018-01, pagina 235).
133.Een geschrift te weten een quotation van Darius NV van augustus 2013 (DOC-166, pagina 1152).
134.Een geschrift, te weten een factuur van Darius N.V. aan WWR van 8 september 2013 (DOC-194, pagina 1259).
135.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2020 (AMB-080, pagina 252).
136.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van [naam] naar [naam] van 10 september 2013 (DOC-220, pagina 1348)
137.Een geschrift, te weten een vergelijking tussen de originele factuur en de vervalste factuur van [naam] van 8 september 2013 (DOC-235, pagina 1402).
138.Een proces-verbaal van verhoor van [naam] van 21 oktober 2019 (G-018-02, pagina 235).
139.Een geschrift, te weten een PO van Darius NV van 10 september 2013 (DOC-194, pagina 1260).
140.Een geschrift, te weten een payment receipt van 11 september 2013 van USD 1.120,- (DOC-194, pagina 1261).
141.Een geschrift, te weten een verzamelfactuur en specificatieoverzicht van 9 oktober 2013 (DOC-167, pagina 1153).
142.Een proces-verbaal van bevindingen mbt facturen van Darius (AMB-068, pagina 182).
143.Een proces-verbaal van verhoor van [naam] van 12 december 2019 (G-018-04, pagina 252).
144.Een proces-verbaal van verhoor van [naam] van 8 juli 2019. (G-013-02, pagina 195).
145.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2020 (AMB-075, pagina 217).
146.Een geschrift, te weten een e-mailbericht met bijlagen van [verdachte] r aan [naam] van 21 februari 2014 (DOC-240, pagina 1429).
147.Een geschrift, te weten een offerte van 20 januari 2014 (DOC-240, pagina 1431).
148.Een geschrift, te weten een offerte van 11 februari 2014 (DOC-240, pagina 1430).
149.Twee geschriften, te weten twee PO’s opgemaakt op 24 februari 2014 door [naam] mbt Office World (DOC-239, pagina 1422 en 1424).
150.Een geschrift, te weten een factuur voor een totaalbedrag van NAf 39.659,90 (DOC-162, pagina 1131-1132).
151.Een geschrift, te weten een verzamelfactuur van 28 maart 2014 (DOC-162, pagina 1136).
152.Een proces-verbaal van verhoor van [naam] van 8 juli 2019. (G-013-02, pagina 195).
153.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] van 9 juli 2019 (G-011-02, pagina 157).
154.Een geschrift, te weten een statement of account, gegenereerd op 1 maart 2014 (DOC-239, pagina 1421).
155.Een proces-verbaal van bevindingen van 31 januari 2020 (AMB-072, pagina 203).
156.Een geschrift, te weten een e-mailwisseling tussen [verdachte] en [naam] (DOC-150, pagina 1068).
157.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van 29 juli 2014 (DOC-150, 1074).
158.Een geschrift, te weten een factuur van 1 juni 2014 (DOC-175, pagina 1185).
159.Een geschrift, te weten een factuur van 1 juni 2014 (DOC-175, pagina 1184).
160.Een geschrift, te weten een PO van 29 augustus 2014 voor USD 790,- van Studiomart (DOC-234, pagina 1401).
161.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2019 (AMB-062, pagina 154).
162.Een proces-verbaal van verhoor van [naam] van 17 januari 2020 (G-007-02, pagina 121 en 124)
163.een proces-verbaal van verhoor van[getuige 5] van 9 juli 2019 (G-011-02, pagina 157).
164.een proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2020 (AMB-073, pagina 209).
165.Een geschrift, te weten een factuur van Caines Construction d.d. 13 januari 2014 (DOC-215, pagina 1323).
166.Een geschrift, te weten een PO van 6 januari 2014 mbt factuur Caines Construction (DOC-215, pagina 1324).
167.Een geschrift, te weten een factuur van 18 maart 2014 van USD 1.959,55 (DOC-214, pagina 1320).
168.Een geschrift, te weten een purchase order van 9 april 2014 van USD 1.959,55 (DOC-214, pagina 1321).
169.Twee geschriften, te weten een verzamelfactuur en een specificatieoverzicht van 20 juni 2014 ivm Caines Construction (DOC-171, pagina 1169).
170.Een proces-verbaal van verhoor [naam] van 8 juli 2019 (G-013-02, pagina 194).
171.Een geschrift te weten een e-mailbericht van 27 maart 2014 met als bijlage factuur van 18 maart 2014 van
172.Een geschrift, te weten een factuur van 13 januari 2014 van Caines van USD 2.200,- (DOC-171, pagina 1171).
173.Een proces-verbaal van verhoor van [naam] van 20 november 2019 (G-024-02, pagina 302).
174.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020 (AMB-077, pagina 225).
175.Een geschift, te weten een factuur van 17 maart 2014 van CE van USD 615,- (DOC-201, pagina 1280).
176.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van [verdachte] aan [getuige 4] van 10 april 2014 met als bijlage de factuur van CE van 17 maart 2014 voor een bedrag van USD 615,-. (DOC-219, pagina 1346).
177.Twee geschriften, te weten een specificatieoverzicht van 8 april 2014 (DOC-169, pagina 1163) en een verzamelfactuur van 10 april 2014 (DOC-169, pagina 1162).
178.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2019 (AMB-064, pagina 159).
179.Een proces-verbaal van verhoor [naam] van 8 juli 2019 (G-013-02, pagina 194).