ECLI:NL:OGEAM:2021:18
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verwijderingsbeschikking en de voorwaarden voor toelating van vreemdelingen in Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 15 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verwijderingsbeschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.R. Bommels, had een verzoek ingediend tegen de beschikking die hem op 13 oktober 2020 was opgelegd, waarin hij werd aangemerkt als ongewenst vreemdeling. De verwijderingsbeschikking was gebaseerd op het feit dat eiser geen geldige verblijfsvergunning had en eerder was veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en vuurwapenbezit. Eiser had eerder een verblijfsvergunning die geldig was tot 31 maart 2020, maar zijn aanvraag voor een nieuwe verblijfsvergunning was afgewezen op 11 september 2020. Eiser had een termijn van zes weken gekregen om het land te verlaten, maar de Minister van Justitie besloot tot verwijdering, wat eiser betwistte.
Tijdens de zitting op 18 januari 2021 heeft het Gerecht de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser stelde dat de verwijderingsbeschikking niet correct was, omdat hij nog een termijn had om het land vrijwillig te verlaten. Het Gerecht oordeelde echter dat er geen wettelijke bepaling was die de Minister verbood om een verwijderingsbesluit te nemen terwijl er nog een vrijwillige vertrektermijn liep. Het Gerecht concludeerde dat de verwijderingsbeschikking voldoende was gemotiveerd, gezien de strafrechtelijke veroordeling van eiser en het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning.
Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het beroep ongegrond, waarmee de verwijderingsbeschikking in stand bleef. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak hoger beroep aan te tekenen.