ECLI:NL:OGEAM:2021:42

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
Lar 4/2020, SXM202000090
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op basis van onvolledige informatie en feitelijke woonplaats

In deze zaak heeft eiseres, een Jamaicaanse nationaliteit bezittende vrouw, een aanvraag tot verlening van een vergunning tot verblijf (vttv) ingediend met als doel gezinsvorming. De aanvraag werd door de Minister van Justitie van Sint Maarten afgewezen op 10 december 2019, omdat eiseres onvolledige informatie had verstrekt en niet de nodige duidelijkheid had verschaft na een verzoek om nadere informatie van de verweerder. Eiseres had eerder een beroep ingesteld tegen een eerdere afwijzing, welke gegrond werd verklaard, maar de nieuwe aanvraag werd wederom afgewezen. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde dat de verweerder in redelijkheid kon concluderen dat eiseres feitelijk woonplaats op Sint Maarten had genomen zonder de vereiste verblijfsvergunning. De procedure omvatte een hoorzitting en de beoordeling van de verstrekte informatie, waarbij het Gerecht concludeerde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor toelating voldeed. De uitspraak werd gedaan op 19 april 2021, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 19 april 2021
Zaaknummer: SXM202000090-LAR00004/2020
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres],
eiseres,
gevolmachtigde: mr. A. Richardson,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 10 december 2019 waarbij verweerder de aanvraag van 28 maart 2019 strekkende tot verlening van een vergunning tot verblijf (hierna: vttv) met als doel gezinsvorming is afgewezen.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 21 januari 2020 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 15 juni 2020 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 10 augustus 2020. Eiseres en verweerder zijn verschenen bij gemachtigde. De gemachtigde van eiseres heeft op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiseres, geboren […] te Jamaica, bezit de Jamaicaanse nationaliteit.
3.2.
Eiseres is op 22 maart 2012 in het huwelijk getreden met [X].
3.3.
Eiseres heeft op 28 maart 2019 een aanvraag tot verlening van een vttv ingediend met als doel verblijf bij echtgenoot, [X]. Het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag van 29 juli 2019 is op 28 oktober 2019 bij uitspraak van dit Gerecht gegrond verklaard.
3.4.
Op 21 november 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
3.5.
Verweerder heeft bij beschikking van 10 december 2019 onder wijziging van de motivering de aanvraag wederom afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
In de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: Ltu), het Toelatingsbesluit en de Richtlijnen van verweerder met betrekking tot de toepassing van de Ltu en het Toelatingsbesluit van mei 2012 (hierna: de Richtlijnen) staan voorwaarden voor toelating tot Sint Maarten. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ltu kan de vttv worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen.
5.2.
Het uitlandigheidsvereiste vindt zijn grond in artikel 9 van de Ltu. De irreguliere binnenkomst van vreemdelingen en het gevolg daarvan, te weten dat de overheid voor voldongen feiten komt te staan zonder vooraf een afgewogen oordeel te kunnen geven over de toelaatbaarheid van het verblijf van een vreemdeling, is immers in die openbare orde begrepen.
Het Gerecht overweegt dat aanvragen van vreemdelingen voor eerste toelating tot Sint Maarten in principe in het buitenland moeten worden
afgewacht.Dit betekent dat de gehele procedure in het buitenland dient te worden afgewacht. Immers, vestiging op St. Maarten voorafgaand aan de aanvraag en voortdurend verblijf tijdens de procedure maakt dat de autoriteiten voor een voldongen feit worden gesteld zonder dat het proces van zorgvuldige afweging omtrent toelating is afgerond.
5.3.
Het Gerecht benadrukt dat de genoemde Richtlijnen het beleid vormen van verweerder. De toetsing of verweerder al dan niet op dat beleid een uitzondering had moeten maken, is een terughoudende.
5.4.
Niet in geschil is dat in onderhavige zaak er sprake is van eerste aanvraag.
5.5.
Verweerder heeft in de bestreden beschikking geconcludeerd dat uit het dossier en de informatie die door eiseres is verstrekt tijdens en na de hoorzitting van 21 november 2019 blijkt dat eiseres reeds feitelijke woonplaats op Sint Maarten heeft opgenomen.
5.6.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte tot deze conclusie is gekomen. Hierbij acht het Gerecht van belang dat eiseres onvolledige informatie heeft verstrekt en vervolgens naar aanleiding van het verzoek van verweerder om nadere informatie niet de nodige duidelijkheid heeft verschaft.
Zo heeft eiseres bij aanvraag aangegeven dat zij een minderjarige kind heeft. Tijdens de procedure en uit eerder verstrekte informatie door haar echtgenoot blijkt dat eiseres meer kinderen heeft. Eiseres heeft tot op heden geen informatie overgelegd over haar kinderen. Voorts heeft eiseres geen duidelijkheid geboden over het feit dat twee van haar kinderen in 2009 en 2011 kennelijk in Saint Martin, de Franse kant van het eiland, zijn geboren. Zelfs ter zitting bleef deze situatie onduidelijk nu de gemachtigde in zijn pleidooi stelde dat deze kinderen op Jamaica wonen terwijl de echtgenoot van eiseres heeft aangegeven dat deze kinderen bij hem verblijven. Voor zover de gemachtigde betoogt dat verweerder onderzoek dient te doen naar de situatie van eiseres kan hij daar niet in worden gevolgd. Het aanvraagformulier voor een verblijfsvergunning dient naar waarheid ingevuld te worden. Indien verweerder meer informatie wenst om tot een afgewogen beslissing te kunnen komen, is het aan eiseres om haar verzoek nader te onderbouwen om verweerder in staat te stellen om een geïnformeerde en zorgvuldige beslissing te nemen. Dat eiseres geen informatie wenst over te leggen over haar feitelijke vaste woonplaats buiten Sint Maarten komt dan ook voor haar risico. Ook de stelling van eiseres dat zij zakenvrouw is en veel reist, wat daar verder ook van zij, biedt geen nadere informatie over haar gezinssamenstelling of haar feitelijke woonplaats. Ter zitting heeft de echtgenoot van eiseres voorts op geen enkele wijze duidelijkheid geboden en slechts bijgedragen aan de verwarring die er bestaat over de woonplaats van zijn echtgenote in het verleden tot heden.
5.7.
Het Gerecht is van oordeel dat gezien het vorenstaande verweerder in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat eiseres voorafgaand aan de aanvraag reeds feitelijk woonplaats op Sint Maarten heeft genomen zonder over een daartoe vereiste verblijfsvergunning te beschikken.
5.8.
Voorts heeft eiseres geen zodanig bijzondere omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt dat geoordeeld moet worden dat verweerder niet in redelijkheid onverkort aan het ter zake gevoerde beleid vast heeft kunnen houden.
5.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 19 april 2021.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.