ECLI:NL:OGEAM:2022:109

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
SXM202200851- Lar 215/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake naheffingsaanslag ZV/OV en hoorplicht

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan over een beroep van St. Maarten Shipping & Stevedoring N.V. tegen de beslissing van het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen (SZV) om een naheffingsaanslag ZV/OV over de jaren 2012 tot en met 2016 ongegrond te verklaren. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.C. Tervoort, stelde dat zij ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase. Het Gerecht oordeelde dat het horen in de bezwaarfase een essentieel onderdeel van de procedure is en dat verweerder ten onrechte had afgezien van het horen, aangezien er twijfel bestond over de uitkomst van het bezwaar.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de controle- en inspectiedienst van SZV in 2017 een looncontrole heeft uitgevoerd bij eiseres, wat leidde tot verschillende naheffingsaanslagen. Eiseres voerde aan dat er geen premie verschuldigd was voor bepaalde werknemers, maar het Gerecht oordeelde dat deze werknemers als werknemers van eiseres moesten worden beschouwd en dat de premies terecht waren berekend. De herberekening van de loonsom leidde tot aanpassing van de premies, maar het Gerecht oordeelde dat de registratie vóór de boekencontrole niet correct was en dat de premies alsnog verschuldigd waren.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Eiseres werd in de proceskosten veroordeeld en kreeg een vergoeding voor het griffierecht. De uitspraak werd gedaan op 28 november 2022 door mr. J.M. Ghrib, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 28 november 2022
Zaaknummer: SXM202200851 - LAR00215/2022
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
ST. MAARTEN SHIPPING & STEVEDORING N.V.,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.C. Tervoort,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTEN VERZEKERINGEN (SZV),
verweerder,
gemachtigde: mr. M.M. HOFMAN-RUIGROK,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 10 maart 2022 waarbij verweerder het bezwaarschrift van eiseres teven de naheffingsaanslag ZV/OV over de jaren 2012 tot en met 2016, ongegrond heeft verklaard.

2.Procesverloop

Namens eiseres is op 17 maart 2022 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift ingesteld ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 29 juli 2022 heeft eiseres een aanvulling op het beroepschrift ingediend.
Op 4 juli 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 1 november 2022. Eiseres en verweerder zijn verschenen bij gemachtigden voornoemd. Verweerder heeft pleitaantekening voorgedragen en overgelegd.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

In 2017 heeft de Controle- en Inspectiedienst van verweerder bij eiseres een looncontrole/boekenonderzoek verricht. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan een conceptrapport opgesteld.
Verweerder heeft in december 2017 een aanslag tot behoud van rechten over het jaar 2012 opgelegd ter hoogte van NAf 92,057.43. In december 2018 heeft verweerder een aanslag tot behoud van rechten opgelegd ter hoogte van NAf 11.573,00 over het jaar 2013 opgelegd.
Eiseres heeft op 23 maart 2018 een schriftelijke reactie ingediend naar aanleiding van het voornoemde concept rapport. Verweerder heeft het definitieve rapport op 18 september 2019 naar eiseres verzonden. In lijn met dit definitieve rapport heeft verweerder de aanslagen over de jaren 2012 tot en met 2016 opgelegd.
Op 24 september 2019 is eiseres geïnformeerd dat de naheffingsaanslag over 2012 wordt aangepast naar NAf 12.752,00 en dat de naheffingsaanslag over 2013 wordt gehandhaafd.
Op 19 september 2019 is de naheffingsaanslag voor 2014 vastgesteld op NAf 54.606,00, de naheffingsaanslag voor 2015 op NAf 49.528,00 en de naheffingsaanslag voor 2016 op NAf 44.879,00.
Eiseres heeft op 31 oktober 2019 bezwaar ingediend.
Verweerder heeft bij bestreden beschikking van 10 maart 2022 het bezwaarschrift kennelijk ongegrond verklaard.

4.Beoordeling

4.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase. Verweerder heeft bij verweerschrift gemotiveerd dat afgezien kon worden van horen nu het bezwaar kennelijk ongegrond is. Voorts heeft verweerder verwezen naar de in de voorliggende periode bestaande achterstand in de afhandeling van bezwaarschriften.
4.2.
Het Gerecht overweegt dat het horen in de bezwaarfase een essentieel onderdeel vormt van de bezwaarschriftprocedure. Van het horen mag slechts worden afgezien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State dient de beslissing om van het horen af te zien te worden genomen op grond van hetgeen in het bezwaarschrift is gesteld. Gelet op de bezwaargronden is het Gerecht van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het gemaakte bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit en dat verweerder aldus af kon zien van het houden van een hoorzitting. Het voorgaande betekent dat de bestreden beschikking wegens schending van de hoorplicht niet in stand kan blijven. Het Gerecht zal dit besluit- met gegrondverklaring van het beroep- vernietigen. Het Gerecht voegt hieraan toe dat eiseres inmiddels in beroep alles naar voren heeft kunnen brengen wat zij op een hoorzitting bij verweerder had willen opmerken. Het Gerecht zal dan ook tevens tot een inhoudelijke beoordeling overgaan.
4.3.
Ten aanzien van de beroepsgrond die ziet op de werknemers die, zo stelt eiseres, worden aangeduid als “Stevadorus en Benders” overweegt het Gerecht als volgt.
Ingevolge artikel 1 van de Landsverordening ziekteverzekering wordt onder werknemer verstaan een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht.
In artikel 1 van de Lzv is tevens bepaalt dat indien de in aangenomen werk arbeidende persoon, die niet zelf door de Bank als werkgever is aangemerkt, zich bij het verrichten van zijn arbeid door anderen laat bijstaan, worden ook die anderen beschouwd als werknemer van de werkgever, voor wie het werk is aangenomen.
Eiseres stelt dat er in casu niet gesproken kan worden van aannemen van werk maar dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht en aldus geen premie verschuldigd is. Het Gerecht kan eiseres hierin niet volgen. Nergens blijkt uit dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht waarbij een opdracht dan wel dienst wordt verleend.
Voorts is onweersproken dat Benders niet bij het SZV bekend is als werkgever. Met verweerder is het Gerecht dan ook van oordeel dat de arbeiders door wie Benders/Stevadorus zich laat bijstaan bij de werkzaamheden te beschouwen zijn als werknemers van eiseres. Eiseres is aldus premie ZV en OV verschuldigd.
4.4.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen kan de beroepsgrond van eisers ten aanzien van de cessantia eveneens niet slagen.
4.5.
Voorts heeft eiseres gesteld dat betalingen voor extra werkzaamheden die niet tot de normale functie behoren niet in de loonadministratie behoeven te worden meegenomen. Deze beroepsgrond kan niet slagen. Het Gerecht is van oordeel dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat betalingen niet onder het loonbegrip vallen en aldus geen looncomponent zijn. Eiseres is hierin niet geslaagd. Het mag voor eiseres dan onbegrijpelijk zijn dat verweerder zonder verdere toelichting de nadere motivering van de premieplichtige terzijde schuift, echter met deze stelling geeft eiseres geen nadere onderbouwing van haar standpunt. Eiseres heeft geen argumenten naar voren gebracht waaruit zou blijken dat de betreffende betalingen niet onder het loonbegrip zouden vallen. Daarbij merkt het Gerecht op dat in casu het aan eiseres is om dit aannemelijk te maken. Verweerder heeft in deze geen onderzoeksplicht indien er geen concrete aanwijzingen door eiseres worden gesteld.
4.6.
De herberekening van verweerder naar aanleiding van de boekencontrole leidt ertoe dat voor een aantal werknemers de loonsom is aangepast. Het Gerecht begrijpt eiseres aldus dat zij stelt dat na de aanpassing er geen premie verschuldigd is. Hierin kan eiseres eveneens niet worden gevolgd. Zoals verweerder terecht heeft gesteld waren deze werknemers vanwege de registratie vòòr de boekencontrole ten onrechte voor een lager loon en onder de loongrens geregistreerd. Zij hebben aldus in die periode verzekering genoten. Dat dit achteraf ten onrechte was maakt een en ander niet anders. Het Gerecht is van oordeel dat ook voor deze personen verweerder terecht premies heeft berekend.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van eiseres niet kan slagen. Nu het Gerecht heeft overwogen dat de hoorplicht is geschonden zal het Gerecht het beroep gegrond verklaren met instandhouding rechtsgevolgen.
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt ad NAf 700,-- voor het beroepschrift en 1 punt ad NAf 700,-- voor de behandeling ter zitting. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiseres NAf 50,--dient te betalen als vergoeding van het door haar gestorte griffierecht.

5.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
vernietigt het bestreden besluit;
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
bepaalt dat verweerder aan eiseres zal betalen een bedrag ad NAf 1400,-- en een bedrag van NAf 50,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 28 november 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.