Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil en standpunten van partijen
De beoordeling
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft klaagster, vertegenwoordigd door mr. G. Hatzmann, een klacht ingediend tegen de beslissing van de Minister van Justitie van Sint Maarten om haar verzoek om een verklaring omtrent gedrag (VOG) af te wijzen. De afwijzing vond plaats op 23 juni 2022, waarbij verweerder zich baseerde op een werkstraf die klaagster had gekregen voor mishandeling. Klaagster stelde dat de afwijzing in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel en dat er geen gegronde bezwaren tegen haar persoon waren, gelet op het doel van de aanvraag, namelijk het verkrijgen van een verblijfsvergunning.
De procedure begon met de indiening van een pro forma klaagschrift op 5 juli 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 27 september 2022. Tijdens de behandeling werd duidelijk dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was. Het Gerecht oordeelde dat verweerder niet in redelijkheid kon stellen dat er bezwaren tegen klaagster waren, vooral omdat het strafblad geen gevaar voor recidive aangaf. Het Gerecht benadrukte dat de belangen van klaagster bij het verkrijgen van de VOG onvoldoende waren meegewogen in de beslissing van verweerder.
Uiteindelijk verklaarde het Gerecht de klacht gegrond en droeg verweerder op om binnen drie dagen na de uitspraak de VOG af te geven. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan klaagster. Deze uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Ghrib op 24 oktober 2022, en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.