ECLI:NL:OGEAM:2022:132

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
100.00281/22
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met mes op Sint Maarten

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1963 op Curaçao/Sint Maarten, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 15 september 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft een poging tot doodslag die plaatsvond op 27 mei 2022. De verdachte heeft tijdens een woordenwisseling het slachtoffer met een mes in de buik en arm gestoken. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaren, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. Het Gerecht oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, maar achtte de poging tot doodslag wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Het Gerecht overwoog dat de verdachte eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld en dat het letsel van het slachtoffer als zwaar letsel moest worden gekwalificeerd. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Eskes, bijgestaan door mr. A.H.A. van Roessel, en is geregistreerd onder proces-verbaalnummer 100.00281/22.

Uitspraak

, Parketnummer: 100.00281/22

Uitspraak: 15 september 2022
Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte: [naam verdachte],

geboren [geboortedatum] 1963 op Curaçao/Sint Maarten
adres: [adres] te Sint Maarten.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2022. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L. Peterson, advocaat te Sint Maarten.
De officier van justitie, mr. S. Withfield, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en de onder het subsidiair ten laste gelegde voorbedachte raad. Daarnaast heeft de raadsvrouw met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 27 mei 2022 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk al dan niet met voorbedachte rade die Slachtoffer van het leven te beroven, die Slachtoffer een of meerdere malen met een mes in de buik en/of hand in elk geval in het lichaam te steken/snijden, waarbij de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 mei 2022 te Sint Maarten, aan een persoon, te weten Slachtoffer en al dan niet met voorbedachte rade, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een mes een of meerdere malen in de buik en/of hand in elk geval in het lichaam van die Slachtoffer te steken/snijden.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van poging tot moord
Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw acht het Gerecht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer met voorbedachte raad heeft gestoken, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van poging tot moord.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks27 mei 2022 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
al dan niet met voorbedachte radedie Slachtoffer van het leven te beroven, die Slachtoffer
een ofmeerdere malen met een mes in de buik en
/of hand in elk gevalin het lichaam te steken
/snijden, waarbij de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
1. De verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 25 augustus 2022, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op 27 mei 2022 heb ik [naam] (het Gerecht begrijpt:[slachtoffer]) in zijn onderarm geraakt met een mes.
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [2] :
I swung the knife at his stomach.
3. Een proces-verbaal van aanhouding verdachte, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven [3] :
Wij verbalisanten arriveerden op 27 mei 2022 op de Cannegieter Street ter hoogte van de Super Plaza. Aldaar ter plaatse had een onbekende man een mes in zijn hand. Hij verklaarde spontaan: ‘I did it. I stabbed the man’. De onbekende man bleek later te zijn genaamd[naam], geboren [geboortedatum] 1980 te Sint Maarten. Tevens zagen wij een man op de grond liggen. Hij had een grote open wond aan zijn linkerarm en een openwond aan de linkerzijde van zijn maag.
4. Een proces-verbaal van aangifte door Slachtoffer, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven [4] :
I live at the Cannegieter Street. When I got home from work I had words with Curacao (het Gerecht begrijpt: verdachte). After exchanging words Curacao got into my face so I pushed him. Curacao took out a knife and stabbed me. I saw him stab my arm and then he rushed me with the knife. When he stabbed my arm I went inside my house and I start seeing blood. That’s when I realized he stabbed me in my stomach.
5. Een medische verklaring d.d. 28 mei 2022, voor zover inhoudende, kort en zakelijk weergegeven [5] :
[naam slachtoffer] is onderzocht op 28 mei 2022.
Geneesheer: dr. L. Mercelina
Omschrijving letsel: messteek in linker boven arm en in de buik.
Het letsel had de dood kunnen veroorzaken.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen te Sint Maarten.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van de onder het primair impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet opzettelijk heeft gepoogd aangever van het leven te beroven.
Het Gerecht overweegt daartoe het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en aangever een woordenwisseling hadden en dat de verdachte een mes heeft gepakt, waarmee hij aangever in de arm en in de buik heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans dat het steken in de buik, waar zich vitale organen bevinden, de dood tot gevolg kan hebben. Door aangever met een mes in de buik te steken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat dit gevolg in zou kunnen treden. Dat aangever door het letsel niet is overleden, is geen omstandigheid die aan de verdachte is toe te schrijven.
Gelet op het voorgaande is het Gerecht, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, nu de verdachte met zijn handelen – op zijn minst – voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

poging tot doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft, uitgaande van een soortgelijke bewezenverklaring, gevorderd dat de verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door tijdens een discussie, zonder verdere kenbare aanleiding, aangever te steken met een mes. Hij heeft aangever daarbij geraakt in zijn arm en buik. Uit het medisch rapport volgt dat het slachtoffer hieraan had kunnen komen te overlijden. Door aldus te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als het onderhavige een grote impact hebben op de slachtoffers. Het Gerecht rekent dit de verdachte zwaar aan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een “poging tot doodslag” (waarbij er sprake is geweest van steken met een mes en zwaar letsel), als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf tot zes jaren gegeven. In casu blijkt uit de medische rapportage die zich in het dossier bevindt, dat aangever drie maanden zijn beroepsbezigheden niet kan uitoefenen en dat onzeker is of het letsel volkomen zal genezen. Het Gerecht is daarom van oordeel dat het letsel van aangever als zwaar letsel dient te worden gekwalificeerd.
Verdachte is, zo blijkt uit zijn strafkaart, in 2018 reeds eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld. Zoals de officier van justitie in haar requisitoir naar voren heeft gebracht, heeft verdachte ook destijds een persoon met een mes gestoken. Het is verdachte aan te rekenen dat hij nu opnieuw de fout in is gegaan. Het Gerecht neemt deze omstandigheid dan ook in strafverzwarende zin mee in haar oordeel.
Alles afwegende is het Gerecht van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:62, zoals deze luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hiervoor bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.G. Eskes, bijgestaan door mr. A.H.A. van Roessel, (zittingsgriffier), en op 15 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Team Algemene Divisie), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 100.00281/22 en de onderzoeksnaam “King-Cobra-22”.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 mei 2022, bijlage 5.
3.Proces-verbaal d.d. 27 mei 2022, bijlage 1.
4.Proces-verbaal d.d. 29 mei 2022, bijlage 10.
5.Formulier medische informatie d.d. 28 mei 2022, bijlage 10a.