ECLI:NL:OGEAM:2022:92

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
SXM202101078- Lar 123/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor verlenging van tijdelijk verblijf voor minderjarige in het kader van gezinsleven en recht op verblijf

In deze zaak hebben eisers, de ouders van een minderjarige, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) voor hun kind. De aanvraag was eerder afgewezen door de Minister van Justitie van Sint Maarten, wat leidde tot een bezwaarprocedure. De ouders hebben aangevoerd dat de afwijzing in strijd is met het recht op gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Tijdens de procedure is gebleken dat de ouders geen beroep hebben gedaan op de openbare kas, zelfs niet tijdens de Covid-pandemie, en dat zij in staat zijn om in hun eigen levensonderhoud te voorzien.

De rechter heeft vastgesteld dat de Minister niet voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de minderjarige en de ouders bij de beoordeling van de aanvraag. De rechter oordeelt dat er een 'fair balance' moet worden gemaakt tussen de belangen van de staat en die van de familie. De rechter heeft de bestreden beschikking vernietigd en de Minister opgedragen om binnen acht weken een nieuwe beschikking te nemen, waarbij de belangen van de minderjarige en de ouders in acht moeten worden genomen. Tevens is de Minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eisers.

De uitspraak benadrukt het belang van het recht op gezinsleven en de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met aanvragen voor verblijfsvergunningen, vooral in situaties die de rechten van minderjarigen raken. De uitspraak is gedaan op 3 oktober 2022 door rechter J.M. Ghrib.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 3 oktober 2022
Zaaknummer: SXM202101078-LAR00123/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[moeder] en [vader],in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige [naam kind]
,
eisers,
gemachtigde: mr. R.M. STOMP,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 19 juli 2021, waarbij verweerder het bezwaar van eisers, gericht tegen verweerders beschikking van 12 maart 2021 inhoudende afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf voor de minderjarige (hierna: vttv), ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 30 augustus 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro-forma beroepschrift (met producties) hebben eisers tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 18 oktober 2021 zijn de gronden aangevuld.
2.2.
Op 30 mei 2022 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend. Op 10 augustus 2022 hebben eisers aanvullende producties in het geding gebracht.
2.3.
Mondelinge behandeling van heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 augustus 2022, waarbij de vier beroepszaken gelijktijdig maar niet gevoegd zijn behandeld. Eisers zijn verschenen bijgestaan door gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten

- De minderjarige is geboren op [geboortedatum] te Sint Maarten en van Guyaanse nationaliteit. Sedert 13 december 2018 heeft de minderjarige rechtmatig verblijf bij ouders, [moeder] en [vader], geldig tot 30 december 2020.
- Op 19 oktober 2020 hebben eisers verlenging van de vttv voor de minderjarige aangevraagd.
- Bij beschikking van 12 maart 2021 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij schrijven van 6 mei 2021 hebben eisers pro-forma bezwaar ingediend. Op 8 juli 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is opgesteld.
- Bij beschikking van 19 juli 2021 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.

4.Het geschil

4.1.
Eisers hebben het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
In de bestreden beschikking heeft verweerder aangegeven dat de vttv van de vader is afgewezen en dat de vtv van de moeder binnenkort zal worden ingetrokken. De minderjarige kan aldus niet voldoen aan de het beoogde doel verblijf bij ouders.
5.2.
Het Gerecht constateert dat verweerder vanaf het moment dat eisers niet naar waarheid opgemaakte werkgeversverklaringen hebben overgelegd, niet alleen de aanvraag van de vader heeft afgewezen maar ook de vtv van de moeder en de vttv van een tweede minderjarige heeft ingetrokken. Met het overleggen van deze werkgeversverklaringen is verweerder kennelijk het traject ingegaan om de gehele familie verblijfsrecht te ontzeggen en indien mogelijk ook te verwijderen.
5.3.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder in deze werkwijze niet kan worden gevolgd. Bij uitspraak van 19 september 2022 is het beroep tegen de intrekking van de vtv van de moeder gegrond verklaard. Bij uitspraak van heden is eveneens het beroep tegen de intrekking van de vttv van een van de minderjarige dochters gegrond verklaard. Voorts is bij uitspraak van heden het beroep tegen de afwijzing van de verlenging van de vttv van de vader gegrond verklaard. Hiermee is het uitgangspunt voor een beoordeling van het verblijfsrecht van de in onderhavige zaak betreffende minderjarige dochter [naam kind] veranderd. Immers, verweerder dient een weging te maken in het kader van het recht op gezinsleven ingevolge artikel 8 van het EVRM en de jurisprudentie van het EHRM hieromtrent. Daarbij is het Gerecht van oordeel dat verweerder bij deze weging of er sprake is van een fair balance, eveneens dient te betrekken dat de ouders inkosten generen. Ook tijdens de Covid pandemie hebben zij geen beroep gedaan op de openbare kas. Nu het Gerecht bij uitspraak van onder andere 16 mei 2022 (SXM202100994-LAR106/2021) heeft geoordeeld dat het onderscheid tussen partners van Nederlanders en partners van niet-Nederlanders voor zover dit onderscheidt ziet op de beperking arbeid niet proportioneel is, verweerder ook de inkomsten de vader in de beoordeling dient te betrekken.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is.
5.5.
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt ad NAf 700,--voor het beroepschrift en 1 punt ad NAf 700,--, voor het verschijnen ter zitting. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eisers NAf 150,--dient te betalen als vergoeding van het door hen gestorte griffierecht.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigd de bestreden beschikking;
bepaalt dat verweerder binnen acht weken een nieuwe beschikking dient te nemen;
bepaalt dat verweerder aan eisers zal betalen een bedrag ad NAf 1.400,-- en een bedrag van NAf 150,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 3 oktober 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.