ECLI:NL:OGEAM:2022:99

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
SXM202101077- Lar 122/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf en beoordeling recht op gezinsleven

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Stomp, en de Minister van Justitie van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller. Eiser had een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) met als doel gezinshereniging. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de verweerder, die oordeelde dat er valse documenten waren ingediend met betrekking tot het inkomen van de echtgenote van eiser. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de procedure is vastgesteld dat de echtgenote van eiser inkomsten genereert en dat zij tijdens de Covid-pandemie geen beroep heeft gedaan op de openbare kas. Het Gerecht heeft geoordeeld dat verweerder een zorgvuldige afweging moet maken in het kader van het recht op gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. Het Gerecht heeft uiteindelijk het beroep van eiser gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuwe beschikking te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 3 oktober 2022
Zaaknummer: SXM202101077-LAR00122/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. R.M. STOMP,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 19 juli 2021, waarbij verweerder het bezwaar van eiser, gericht tegen verweerders beschikking van 18 januari 2021 inhoudende afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv), ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 30 augustus 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro-forma beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 18 oktober 2021 zijn de gronden aangevuld.
2.2.
Op 30 mei 2022 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend. Op 10 augustus 2022 heeft eiser aanvullende producties in het geding gebracht.
2.3.
Mondelinge behandeling van heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 augustus 2022, waarbij de vier beroepszaken gelijktijdig maar niet gevoegd zijn behandeld. Eiser is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten

-Eiser is geboren in Guyana en heeft de Guyanese nationaliteit. Eiser heeft sedert juni 2017 een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) met als doel gezinshereniging bij echtgenote [naam echtgenote]. Op 17 maart 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlenging van deze vergunning.
- Bij beschikking van 18 januari 2021 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij schrijven van 29 maart 2021 heeft eiser pro-forma bezwaar ingediend. Op 21 april 2021 zijn de gronden van het bezwaar aangevuld. Op 8 juli 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is opgesteld.
- Bij beschikking van 7 mei 2021 heeft verweerder eiser ongewenst verklaard, bevolen dat hij in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst ter fine van verwijdering en uiterlijk binnen dertig dagen zal worden verwijderd. Bij uitspraak van 19 mei 2021 heeft dit Gerecht in een zestal uitspraken betreffende de gehele familie, bepaald dat de verwijderingsbeschikking wordt geschorst totdat op het beroep daartegen is beslist, Bij uitspraak van 1 november 2021 heeft het Gerecht het beroep gegrond verklaard en de voornoemde beschikking tot ongewenst verklaring vernietigd.
- Bij beschikking van 19 juli 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en daarbij overwogen dat v
aststaat dat de echtgenote tevens garantsteller van betrokkene in het kader van de aanvrage een tweetal vervalste werkgeversverklaringen (‘job letters’) heeft overgelegd, hetgeen nadien door de werkgever bevestigd is.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
In de bestreden beschikking heeft verweerder aangegeven dat vast is komen te staan dat ten behoeve van de aanvraag van eiser, valse documenten zijn ingediend ten aanzien van het inkomen van zijn echtgenote. Daarbij verwijst verweerder naar artikel 14, aanhef en onder c en d, van de Ltu. Voorts stelt verweerder dat op deze wijze niet is aangetoond dat de echtgenote aan het inkomensvereiste voldoet en heeft eiser tijdens de hoorzitting aangegeven dat hij af en toe werkt, hetgeen in strijd is met de vergunningsvoorwaarden dat arbeid niet is toegestaan.
5.2.
Niet in geschil is dat bij de aanvraag tot verlenging van de vttv van de echtgenoot van eiseres en van haar dochter [naam dochter] twee niet naar waarheid opgemaakte werkgeversverklaringen zijn overgelegd. Het betreft twee werkgeversverklaringen omtrent de werkzaamheden van eiseres, die kostwinner van het gezin is.
5.3.
Dat de echtgenote niet op de hoogte was dat de werkgeversverklaringen onjuist waren is bij de beoordeling niet van belang. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is niet van belang of de onjuiste gegevens bewust zijn verstrekt. Evenmin doet ter zake of het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens aan eiser of aan zijn echtgenote kan worden toegerekend. Omdat sprake is van een aanvraag, is het aan de aanvrager om de voor de aanvraag relevante gegevens volledig en juist te verstrekken. Het verstrekken van onjuiste gegevens komt voor rekening en risico van eiser.
5.4.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt kon stellen ten tijde van de beslissing van 18 januari 2021 dat aldus niet is komen vast te staan dat de echtgenote van eiser aan het inkomensvereiste voldoet.
5.5.
In de bezwaarfase heeft eiser loonstroken van zijn echtgenote overgelegd waaruit blijkt dat zij een vast inkomen heeft van NAf 1530,30 per maand. Voorts is tijdens de hoorzitting gebleken dat eiser ook inkomsten genereerd.
5.6.
Het Gerecht constateert dat verweerder vanaf het moment dat de niet naar waarheid opgemaakte werkgeversverklaringen zijn overgelegd, niet alleen de aanvraag van eiser en van een van de minderjarige kinderen, heeft afgewezen maar ook de vtv van de echtgenote en de vttv van een tweede minderjarige heeft ingetrokken. Met het overleggen van deze werkgeversverklaringen is verweerder kennelijk het traject ingegaan om de gehele familie verblijfsrecht te ontzeggen en indien mogelijk ook te verwijderen.
5.7.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder in deze werkwijze niet kan worden gevolgd. Bij uitspraak van 19 september 2022 is het beroep tegen de intrekking van de vtv van de echtgenote gegrond verklaard. Bij uitspraak van heden is eveneens het beroep tegen de intrekking van de vttv van een van de minderjarige dochters gegrond verklaard. Hiermee is het uitgangspunt voor een beoordeling van het verblijfsrecht van eiser en de minderjarige dochter [naam dochter] veranderd. Immers, verweerder dient een weging te maken in het kader van het recht op gezinsleven ingevolge artikel 8 van het EVRM en de jurisprudentie van het EHRM hieromtrent. Daarbij is het Gerecht van oordeel dat verweerder bij deze weging of er sprake is van een fair balance, eveneens dient te betrekken dat de echtgenote en eiser inkomsten generen. Ook tijdens de Covid pandemie hebben zij geen beroep gedaan op de openbare kas. Nu het Gerecht bij uitspraak van onder andere 16 mei 2022 (SXM202100994-LAR106/2021) heeft geoordeeld dat het onderscheid tussen partners van Nederlanders en partners van niet-Nederlanders voor zover dit onderscheidt ziet op de beperking arbeid niet proportioneel is, verweerder ook de inkomsten van eiser in de beoordeling dient te betrekken.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is.
5.9.
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt ad NAf 700,--voor het beroepschrift en 1 punt ad NAf 700,--, voor het verschijnen ter zitting. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiser NAf 150,--dient te betalen als vergoeding van het door hem gestorte griffierecht.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigd de bestreden beschikking;
draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is bepaald;
bepaalt dat verweerder aan eiser zal betalen een bedrag ad NAf 1.400,-- en een bedrag van NAf 150,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 3 oktober 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.