ECLI:NL:OGEAM:2023:17

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
SXM202200235- Lar 54/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende onderbouwing van inkomen voor vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft eiseres, een vrouw van Dominicaanse afkomst, beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten, die haar aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (v.t.t.v.) had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de partner van eiseres geen vast inkomen had, waardoor niet voldaan zou zijn aan het middelenvereiste. Eiseres had eerder een aanvraag tot v.t.t.v. ingediend, die was toegewezen, maar de laatst verleende vergunning was inmiddels verlopen. Eiseres heeft ter onderbouwing van het inkomen van haar partner een inkomensverklaring van de belastingdienst en een accountantsverklaring overgelegd, maar het Gerecht oordeelde dat deze documenten onvoldoende objectief en verifieerbaar bewijs van inkomen boden. Het Gerecht stelde vast dat de inkomensverklaring van de belastingdienst niet voldeed aan de eisen, omdat deze was gebaseerd op gegevens uit de aangifte inkomstenbelasting. Ook de accountantsverklaring zonder onderliggende stukken zoals kasboeken of bankafschriften werd als onvoldoende beschouwd. Bovendien werd een verklaring van vast dienstverband van de partner als mogelijk vals beschouwd, wat de zaak verder compliceerde.

Het Gerecht overwoog dat, hoewel eiseres een beroep deed op artikel 8 van het EVRM, dit niet leidde tot een gegrond beroep. De belangenafweging tussen de belangen van eiseres en het algemeen belang van Sint Maarten leidde tot de conclusie dat er geen objectieve belemmeringen waren voor het voortzetten van het gezinsleven in de Dominicaanse Republiek. Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het beroep ongegrond, en deze uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib op 20 maart 2023.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 20 maart 2023
Zaaknummer: SXM202200235-LAR00054/2022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres],
eiseres,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINSTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 10 januari 2022 van verweerder waarbij het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot een vergunning tot tijdelijk verblijf (v.t.t.v.) door verweerder ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 21 februari 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 24 januari 2023 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 13 februari 2023. Eiseres is bij gemachtigde verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de nationaliteit van de Dominicaanse Republiek.
3.2.
Sedert 16 januari 2018 heeft eiseres een samenlevingsovereenkomst met [naam partner]. Eiseres heeft op 19 april 2018 een aanvraag tot v.t.t.v. met als doel gezinsvorming met partner ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag toegewezen. Op 19 april 2020 is de laatst verleende v.t.t.v. verlopen.
3.3.
Eiseres heeft op 25 februari 2020 een aanvraag tot verlenging ingediend welke verweerder bij beschikking van 23 oktober 2020 heeft afgewezen op de grond dat de partner geen vast inkomen heeft en aldus onvoldoende middelen van bestaan.
3.4.
Het onderhavige beroep is gericht tegen de beschikking op bezwaar van 10 januari 2022.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Eiseres heeft ter onderbouwing van het inkomen van haar partner een inkomensverklaring van de belastingdienst over het jaar 2019 en een accountantsverklaring gedateerd 15 september 2020 overgelegd. Voorts heeft eiseres bij haar aanvraag een verklaring overgelegd van [naam werkgever] gedateerd 4 februari 2020. In deze verklaring wordt aangegeven dat de partner van eiseres een vast dienstverband heeft sedert januari 2019 en een brutosalaris verdiend van US$ 1,600.00 per maand.
5.2.
Met verweerder is het Gerecht van oordeel dat de overgelegde onderbouwing van inkomen onvoldoende is. Het is vaste jurisprudentie dat een inkomensverklaring van de belastingdienst, omdat deze berust op de in de aangifte inkomstenbelasting verstrekte gegevens, niet objectief en verifieerbaar kunnen aantonen dat aan het middelenvereiste is voldaan. Ook een accountantsverklaring zonder onderliggende stukken zoals kasboek of bankafschriften, is onvoldoende om als objectief en verifieerbaar bewijs van inkomsten te dienen.
5.3.
Met voornoemde stukken heeft eiseres aldus onvoldoende aangetoond dat haar partner aan het middelenvereiste voldoet.
5.4.
Eiseres heeft ook een verklaring van vast dienstverband van haar partner overgelegd. Dit stuk kan niet leiden tot een ander oordeel. Met verweerder is het Gerecht van oordeel dat het er alle schijn van heeft dat dit een valselijk opgemaakt document is. Immers, deze verklaring is niet in overeenstemming met de voornoemde accountantsverklaring en de inkomensverklaring van de belastingdienst. Dat eiseres geen weet zou hebben van deze verklaring omdat zij niet zelf de aanvraag heeft ingediend, kan niet leiden tot een ander oordeel. Ook al zou een en ander buiten eiseres om zijn gegaan, het laten indienen van een aanvraag maakt niet dat hetgeen op de aanvraag staat vermeld of stukken die zijn bijgevoegd niet aan eiseres kunnen worden toegerekend. De beroepsgrond faalt.
5.5.
Voor zover eiseres een beroep doet op artikel 8 van het EVRM kan dit eveneens niet leiden tot een gegrond beroep. Het Gerecht is van oordeel, onder verwijzing naar de vaste jurisprudentie hieromtrent, dat artikel 8 van het EVRM, in een bepaald geval een inmenging in het familie- of gezinsleven van een vreemdeling rechtvaardigt, indien een “fair balance” bestaat tussen enerzijds de belangen van de vreemdeling en anderzijds het betrokken algemeen belang van het land waar toelating wordt verzocht. In deze belangenafweging dient in ieder geval betrokken te worden of er objectieve belemmeringen bestaan om het gezinsleven buiten Sint Maarten uit te oefenen en of er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn.
5.6.
Het Gerecht overweegt dat eiseres een relatief korte periode van twee jaar rechtmatig verblijf heeft gehad bij partner. Voorts weegt in het nadeel mee van eiseres dat het overleggen van een vals opgemaakte verklaring in gaat tegen de openbare orde. Daarbij is gesteld noch gebleken dat eiseres en haar partner niet het familieleven kunnen voortzetten in hun land van herkomst. Beide zijn immers burgers van de Dominicaanse Republiek. De beroepsgrond faalt.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 maart 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.