Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft eiseres, een vrouw van Dominicaanse afkomst, beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten, die haar aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (v.t.t.v.) had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de partner van eiseres geen vast inkomen had, waardoor niet voldaan zou zijn aan het middelenvereiste. Eiseres had eerder een aanvraag tot v.t.t.v. ingediend, die was toegewezen, maar de laatst verleende vergunning was inmiddels verlopen. Eiseres heeft ter onderbouwing van het inkomen van haar partner een inkomensverklaring van de belastingdienst en een accountantsverklaring overgelegd, maar het Gerecht oordeelde dat deze documenten onvoldoende objectief en verifieerbaar bewijs van inkomen boden. Het Gerecht stelde vast dat de inkomensverklaring van de belastingdienst niet voldeed aan de eisen, omdat deze was gebaseerd op gegevens uit de aangifte inkomstenbelasting. Ook de accountantsverklaring zonder onderliggende stukken zoals kasboeken of bankafschriften werd als onvoldoende beschouwd. Bovendien werd een verklaring van vast dienstverband van de partner als mogelijk vals beschouwd, wat de zaak verder compliceerde.
Het Gerecht overwoog dat, hoewel eiseres een beroep deed op artikel 8 van het EVRM, dit niet leidde tot een gegrond beroep. De belangenafweging tussen de belangen van eiseres en het algemeen belang van Sint Maarten leidde tot de conclusie dat er geen objectieve belemmeringen waren voor het voortzetten van het gezinsleven in de Dominicaanse Republiek. Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het beroep ongegrond, en deze uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib op 20 maart 2023.