ECLI:NL:OGEAM:2023:56

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
SXM202200356- Lar 82/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergunning tot verblijf en middelenvereiste in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres, een burger van de Dominicaanse Republiek, beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten, die haar aanvraag voor een vergunning tot verblijf (vtv) had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres niet voldaan had aan de middelenvereiste, wat inhoudt dat zij onvoldoende bewijs had geleverd van haar financiële situatie. Eiseres had twee inkomensverklaringen overgelegd, maar het bleek dat een van de werkgevers niet bestond en de andere verklaring niet ondertekend was. Eiseres had ook geen loonstrookjes of andere bewijsstukken overgelegd om haar stelling te onderbouwen dat zij in dienst was bij een andere werkgever.

De mondelinge behandeling vond plaats op 17 april 2023, waarbij zowel eiseres als de verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de documenten die eiseres had overgelegd, valselijk opgemaakt leken te zijn, en dat zij niet aan de vereisten voldeed om haar aanvraag te onderbouwen. Bovendien was eiseres inmiddels niet meer gehuwd, waardoor het doel van de tijdelijke vergunning tot verblijf was komen te vervallen.

Het Gerecht heeft uiteindelijk geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was en heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiseres kan binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak in hoger beroep gaan.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 21 april 2023
Zaaknummer: SXM202200356-LAR00082/2022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres],
eiseres,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 4 februari 2022, waarbij verweerder het bezwaarschrift van eiseres, gericht tegen de beschikking 12 maart 2021 inhoudende afwijzing aanvraag vergunning tot verblijf (hierna: vtv), kennelijk ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 18 maart 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 1 maart 2023 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Op 13 maart 2023 heeft eiseres aanvullende producties in het geding gebracht.
2.4.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 17 april 2023. Eiseres is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Verweerder heeft op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Het Gerecht gaat uit van de navolgende vaststaande feiten.
  • Eiseres is geboren op [geboortedatum] en is burger van de Dominicaanse republiek.
  • Eiseres heeft sedert 4 november 2014 rechtmatig verblijf op Sint Maarten met als doel verblijf bij echtgenoot [naam echtgenoot]. Haar laatste tijdelijke vergunning (hierna vttv) is op 22 oktober 2020 verlopen.
  • Eiseres heeft zich op 27 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een vtv.
  • Bij beschikking van 12 maart 2021 heeft verweerder afwijzend op het verzoek beslist welke beslissing verweerder heeft gehandhaafd bij beschikking op bezwaarschrift van 4 februari 2022.
  • Het huwelijk van eiseres met [naam echtgenoot] is op 12 februari 2021 ontbonden.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Eiseres heeft bij haar aanvraag tot twee maal een inkomensverklaring overgelegd, gedateerd 15 juli 2020 en 20 januari 2021 van [werkgever 1]. Verweerder heeft vastgesteld dat dit bedrijf niet bestaat. Eiseres heeft dit niet bestreden. Voorts heeft eiseres een verklaring overgelegd van [werkgever 2] gedateerd 24 juli 2018. In deze verklaring wordt aangegeven dat eiseres een dienstverband heeft sedert 3 juli 2017 en een nettosalaris verdiend van US$ 1,400.00 per maand. Deze verklaring is niet ondertekend.
5.2.
Met verweerder is het Gerecht van oordeel dat het er alle schijn van heeft dat het valselijk opgemaakt documenten betreffen. Voorts heeft eiseres bij de Sectie Compliance Department van verweerder verklaard dat zij in de periode van 9 april 2018 tot en met 30 november 2020 gewerkt heeft bij werkgever [werkgever 3]. Vervolgens stelt eiseres dat zij vanaf januari 2021 tot heden bij werkgever [werkgever 4] in dienst zou zijn als therapeut tegen een bruto maandsalaris van NAf 2.250. Eiseres heeft in de bezwaarfase geen werkgeversverklaring ter onderbouwing van haar stelling overgelegd, nimmer loonstrookjes verstrekt. Met voornoemde stukken heeft eiseres aldus onvoldoende aangetoond dat zij aan het middelenvereiste voldoet.
5.3.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte het overleggen van niet naar waarheid opgemaakte werkgeversverklaring in strijd acht met de openbare orde. Al hetgeen de gemachtigde hieromtrent naar voren heeft gebracht leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder dient bij de beoordeling van een aanvraag uit te kunnen gaan van hetgeen wordt overgelegd. Het niet naar waarheid invullen van het aanvraagformulier dan wel het overleggen van niet naar waarheid opgemaakte werkgeversverklaring kan eiseres worden aangerekend en komt voor haar risico. Dat eiseres heden wel over werk zou beschikking kan ook niet leiden tot een gegrond beroep. Met verweerder is het Gerecht van oordeel dat ten tijde van de beslissing op het bezwaarschrift vast stond dat verweerder de financiële situatie van eiseres niet kon beoordelen vanwege het overleggen door eiseres van niet naar waarheid opgemaakte documenten.
5.4.
Nu eiseres niet meer is gehuwd, is het Gerecht van oordeel dat verweerder niet gehouden was om een verlenging van de vttv te beoordelen. Hiervoor komt eiseres immers niet meer in aanmerking nu het doel van de vttv is komen te vervallen.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 21 april 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.