In deze zaak heeft klager, een Guyanese nationaliteit hebbende en sinds 2017 geregistreerd op Sint Maarten, een aanvraag ingediend voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) met het doel zijn verblijfsvergunning te verlengen. De aanvraag werd door de Minister van Justitie van Sint Maarten afgewezen op basis van een eerdere veroordeling van klager tot 15 maanden gevangenisstraf in 2020, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, wegens drugshandel. Klager heeft hiertegen een klacht ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten.
De procedure omvatte een klaagschrift dat op 22 november 2022 werd ingediend, een verweerschrift van de verweerder op 9 februari 2023, en een mondelinge behandeling op 13 februari 2023. Tijdens deze zitting zijn klager en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de verweerder, verschenen. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. H. Buist. De uitspraak werd gedaan op 22 mei 2023.
Het Gerecht oordeelde dat de weigering van de VOG niet in de weg kan staan aan het indienen van een aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning. De huidige handelswijze van de verweerder, waarbij de VOG een noodzakelijke voorwaarde is voor de verlenging van de verblijfsvergunning, werd als onrechtmatig beschouwd. Het Gerecht benadrukte dat bij de beoordeling van de aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning ook de duur van legaal verblijf en het opgebouwde gezinsleven in overweging moeten worden genomen, naast de justitiële documentatie. De klacht van klager werd ongegrond verklaard, en het Gerecht concludeerde dat de verweerder een nadere belangenafweging dient te maken.