ECLI:NL:OGEAM:2023:91

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202300485-LAR00040/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel arbeid als directeur

In deze zaak heeft eiseres, een vrouw van Dominicaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (v.t.t.v.) met als doel arbeid als directeur van haar onderneming, Adalgisa On-Call BV. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Justitie van Sint Maarten, omdat eiseres niet tijdig had aangevraagd na het verlopen van haar vorige v.t.t.v. op 8 juli 2020. Eiseres diende pas op 8 juli 2021 een nieuwe aanvraag in, zes maanden na het verstrijken van haar verblijfstitel. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat deze vertraging te wijten was aan verschoonbare oorzaken, zoals de Covid-19 pandemie, aangezien er al eerder een 'Covid Grace Period' was aangekondigd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar inkomsten uit de onderneming, wat een vereiste is voor de verlening van de v.t.t.v. Het Gerecht heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet voldeed aan de vereisten voor de aanvraag van een v.t.t.v. met als doel arbeid als directeur. De uitspraak werd gedaan op 20 november 2023 door rechter J.M. Ghrib.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 20 november 2023
Zaaknummer: SXM202300485-LAR00040/2023
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres],
eiseres,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 29 maart 2023 waarbij verweerder het bezwaarschrift van eiseres, gericht tegen de beschikking van 16 september 2021 inhoudende afwijzing van de aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: v.t.t.v.) met als doel arbeid als directeur, ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 26 april 2023 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 25 september 2023 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 oktober 2023. Eiseres is bij gemachtigde verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] te Dominicaanse Republiek en heeft de Dominicaanse nationaliteit.
3.2.
Eiseres verblijft sedert 2007 op Sint Maarten. Zij heeft, zo blijkt uit de overgelegde verblijfshistorie, zeven aanvragen ingediend voor verblijf. Zij heeft drie maal rechtmatig verblijf met als doel arbeid in loondienst toegekend gekregen en eenmaal een v.t.t.v. met als doel gezinsvorming welke later door verweerder is ingetrokken.
3.3.
Laatstelijk heeft eiseres rechtmatig verblijf gehad met als doel arbeid als directeur van de onderneming “Adalgisa On-Call BV”, welke v.t.t.v. was verlopen op 8 juli 2020.
Op 8 juli 2021 heeft eiseres verlenging aangevraagd van deze v.t.t.v. met als doel arbeid als directeur. In de periode 8 juli 2020 tot 8 juli 2021 verbleef eiseres zonder verblijfstitel op Sint Maarten.
3.4.
Een hoorzitting heeft plaatsgevonden op dinsdag 29 november 2022. Bij beschikking van 29 maart 2023 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak. Subsidiair heeft eiseres verzocht om verweerder te bevelen een vergunning tot voortgezet verblijf te verlenen.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De gemachtigde van eiseres heeft betoogd dat eiseres in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf vanwege haar langdurige verblijf op Sint Maarten. Het Gerecht is van oordeel dat deze stelling niet kan worden gevolgd. Uit de verblijfshistorie van eiseres blijkt van aanzienlijke zogenaamde verblijfsgaten waarvan de laatste voorafgaand aan de aanvraag die heeft geleid tot de in geding zijnde beschikking. Eiseres heeft immers nadat haar v.t.t.v. was verlopen op 8 juli 2020 pas op 8 juli 2021 een aanvraag ingediend. Eiseres heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat deze late indiening veroorzaakt is door verschoonbare oorzaken. Een beroep op de Covid pandemie kan immers niet slagen nu reeds in juni 2020 door verweerder bekend is gemaakt dat er een drie maanden ‘Covid Grace Period” zou gelden. Eiseres heeft pas zes maanden later een verzoek ingediend. Ook van andere redenen die de termijn overschrijding verschoonbaar zouden maken is niet gebleken.
5.2.
Voorts is het Gerecht van oordeel dat de onderhavige aanvraag niet heeft te gelden als een eerste aanvraag voor een v.t.t.v. met als doel arbeid als directeur. Eiseres voert nog steeds dezelfde onderneming en er is eveneens niets veranderd in de omstandigheden van haar positie ten aanzien van de onderneming. Eiseres dient aldus naar het oordeel van het Gerecht aan te tonen dat zij voldoende daadwerkelijke feitelijke inkomsten heeft ontvangen uit de onderneming waarvan zij directeur is. Het Gerecht is van oordeel dat eiseres daarin niet is geslaagd. Eiseres heeft onvoldoende stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat de onderneming voldoende inkomsten genereert en dat er daadwerkelijk salaris betalingen plaatsvinden aan eiseres ter hoogte van het inkomensvereiste gesteld door verweerder. Tijdens de hoorzitting is aan eiseres de gelegenheid geboden om aanvullende stukken te overleggen waaruit salaris betaling zou blijken. Eiseres heeft dit niet gedaan. Voorts acht het Gerecht van belang dat uit de overgelegde maandelijkse belastingaangifte formulieren van de maanden mei t/m oktober 2022 ook niet blijkt van uitbetaling aan eiseres. Met verweerder is het Gerecht van oordeel dat de verklaring van de Caribbean Business Administration gedateerd 8 juni 2021 en de inkomstenverklaring van de belastingdienst onvoldoende zijn, omdat deze zijn gebaseerd op eigen opgave van eiseres en niet onderbouwen dat deze bedragen ook daadwerkelijke feitelijk inkomsten uit de onderneming behelzen.
5.3.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de vereisten voor (verlening) van de v.t.t.v. met als doel arbeid als directeur.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 november 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.