ECLI:NL:OGEAM:2023:92

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202300483-LAR00038/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door dhr. E.I. Maduro, en de Minister van Justitie, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller. Eiser had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming, maar deze aanvraag werd afgewezen door de Minister. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de partner van eiser niet voldeed aan het inkomensvereiste. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de procedure heeft het Gerecht vastgesteld dat eiser niet de vereiste aanvullende financiële stukken heeft ingediend, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid was gesteld. De overgelegde accountantsverklaring werd als onvoldoende beoordeeld, omdat deze geen blijk gaf van daadwerkelijke inkomsten. Het Gerecht oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat zijn partner over voldoende duurzame middelen beschikte, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de inkomensvereisten voor vergunningverlening en de noodzaak om in de bestuurlijke fase voldoende gegevens te overleggen.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 20 november 2023
Zaaknummer: SXM202300483-LAR00038/2023
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 29 maart 2023 waarbij verweerder het bezwaarschrift van eiser tegen de beschikking van 14 mei 2021, uitgereikt 8 oktober 2021, inhoudende afwijzing van zijn aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: v.t.t.v.) met als doel gezinsvorming ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 11 mei 2023 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 18 september 2023 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.4.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 oktober 2023. Eiser is bij verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] te Dominicaanse Republiek en is burger van de Dominicaanse Republiek.
3.2.
Op 12 juli 2018 is eiser een samenlevingsovereenkomst aangegaan met zijn partner mw. [m]. Op 11 september 2018 vraagt eiser een v.t.t.v. aan met als doel gezinsvorming met partner, welke wordt toegewezen.
3.3.
De eerste verlenging van deze vergunning heeft als vervaldatum 11 november 2020. De tweede verlengingsaanvraag van eiser gedateerd 18 november 2020 heeft verweerder bij beschikking van 14 mei 2021, uitgereikt 7 oktober 2021, afgewezen omdat de partner van eiser niet aan het inkomensvereiste voldoet.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De gemachtigde van eiser heeft op 10 oktober 2023 aanvullende producties in het geding gebracht. Het Gerecht overweegt dat deze stukken niet alleen te laat zijn ingebracht, maar dat ok deze stukken eiser niet kunnen baten. Immers, deze stukken zien op de financiële situatie van na de beschikking op het bezwaarschrift. Ingevolge vaste jurisprudentie toetst het Gerecht in beroep of ten tijde van de bestreden beschikking op bezwaar over voldoende middelen van bestaan werd beschikt en of dat in de bestuurlijke fase met voldoende gegevens is onderbouwd. Anders dan eiser meent, wordt de actuele situatie daarbij niet betrokken. In lijn met vaste jurisprudentie van het Hof dient in de fase van bestuurlijke besluitvorming te worden gesteld en aangetoond dat aan de voor de vergunningverlening gestelde eiser wordt voldaan. Eiser is hier naar het oordeel van het Gerecht niet in geslaagd.
5.2.
Het Gerecht stelt vast dat verweerder zo blijkt uit het verslag van de hoorzitting van 19 januari 2023 eiser in de gelegenheid heeft gesteld om aanvullende financiële stukken te overleggen. Eiser is hiervoor een termijn geboden tot uiterlijk 2 februari 2023. Niet in geschil is dat eiser geen aanvullende stukken heeft ingediend.
5.3.
Met verweerder is het Gerecht van oordeel dat de bij de aanvraag overgelegde accountantsverklaring onvoldoende is. Immers deze verklaring geeft geen blijk van daadwerkelijke inkomsten. Voorts heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat de accountantsverklaring niet overeenkomt met de werkelijk genoten inkomsten nu de partner van eiser ten overstaande van de verweerder (compliance sectie) heeft toegegeven dat zij geen inkomsten geniet en slechts maandelijkse verhuurpenning int ter hoogte van USD625.
5.4.
Gezien het vorenstaande is het Gerecht van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet aan het middelenvereiste is voldaan, aangezien met de stukken niet is aangetoond dat de partner van eiser over voldoende duurzame middelen beschikt. Het beroep van eiser zal ongegrond worden verklaard.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 november 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.