ECLI:NL:OGEAM:2023:93

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202300463-LAR00031/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor tijdelijke verblijfsvergunning met als doel arbeid en gezinshereniging

In deze zaak hebben eisers, allen afkomstig uit de Dominicaanse Republiek, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een tijdelijke verblijfsvergunning (v.t.t.v.) met als doel arbeid als directeur en gezinshereniging. De aanvraag van eiser, die een onderneming heeft opgericht, werd afgewezen omdat hij niet kon aantonen over voldoende middelen van bestaan te beschikken. De bezwaarschriften tegen deze afwijzing werden eveneens ongegrond verklaard door de Minister van Justitie van Sint Maarten. De eisers hebben op 24 april 2023 beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zij aanvullende producties hebben ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2023 is de zaak besproken. Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij over voldoende duurzame middelen beschikt, en dat de aanvragen van zijn echtgenote en minderjarige kinderen afhankelijk zijn van zijn verblijfsstatus. De uitspraak is gedaan op 20 november 2023, waarbij het beroep ongegrond is verklaard en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 20 november 2023
Zaaknummer: SXM202300463-LAR00031/2023
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
1. [eiser],eiser
2. [eiseres],eiseres
3. [eiser] en [eiseres],in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarigen:
[a],
[b],
[c],
tezamen te noemen eisers,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 10 maart 2023 waarbij verweerder de bezwaarschriften van eisers tegen de beschikkingen van 30 november 2020 inhoudende afwijzing van de aanvragen om een vergunning tot tijdelijke verblijf (hierna: v.t.t.v.) met als doel arbeid als directeur (eiser) en gezinshereniging, ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 24 april 2023 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) hebben eisers tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 20 september 2023 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Eisers hebben op 13 oktober 2023 aanvullende producties ingebracht.
2.4.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 oktober 2023. Eiser is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eisers zijn allen geboren in de Dominicaanse Republiek en hebben de Dominicaanse nationaliteit.
3.2.
Eiser is hoofdaanvrager, hij verzoekt verlenging van zijn v.t.t.v. met als doel arbeid als directeur. Zijn echtgenote en de drie minderjarigen verzoeken verlenging van tijdelijk verblijf met als doel respectievelijk verblijf bij echtgenoot en ouders.
3.3.
Eiser heeft op 8 augustus 2016 zijn onderneming Sayel Internet Cafe BV opgericht en op 28 november 2016 zijn eerste v.t.t.v. aangevraagd met als doel arbeid als directeur van deze onderneming. Op 30 november 2020 heeft eiser de tweede verlenging aangevraagd van de verleende v.t.t.v. welke verweerder bij beschikking van 16 augustus 2021 heeft afgewezen omdat eiser niet had aangetoond dat hij over voldoende inkomsten beschikt. Het bezwaarschrift van eiser hiertegen heeft verweerder bij beschikking in geding van 10 maart 2023 ongegrond verklaard. Verweerder heeft de van eiser afhankelijke aanvragen van de echtgenote en de minderjarige kinderen afgewezen en de bezwaarschriften hiertegen eveneens bij beschikking op bezwaar ongegrond verklaard.
3.4.
De hoorzitting in de bezwaarfase heeft plaatsgevonden op 1 september 2022.

4.Het geschil

4.1.
Eisers hebben het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In geschil is of eiser heeft aangetoond dat hij ten tijde van de bestreden beschikking over voldoende middelen afkomstig uit zijn onderneming beschikte en dat die middelen daarna ten minste nog één jaar beschikbaar zouden zijn zodat het als een duurzaam inkomen kan worden gezien.
5.2.
Verweerder heeft de aanvraag in eerste instantie afgewezen omdat niet was aangetoond dat eiser over voldoende middelen van bestaan beschikt. Eiser heeft bij aanvraag slecht zijn door de minister van economische zaken verleende directeursvergunning geldig voor het jaar 2020 overgelegd. Tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase is eiser in de gelegenheid gesteld aanvullende stukken vòòr 15 september 2022 te overleggen. Ten tijde van de beslissing op het bezwaarschrift had eiser geen nadere stukken ingebracht.
5.3.
De gemachtigde van eiser heeft op 13 oktober 2023 aanvullende producties in het geding gebracht. Het Gerecht overweegt dat deze stukken niet alleen te laat zijn ingebracht, maar dat ook deze stukken eisers niet kunnen baten. Immers deze stukken zien op de financiële situatie van na de beschikking op het bezwaarschrift. Ingevolge vaste jurisprudentie toetst het Gerecht in beroep of ten tijde van de beschikkingen op bezwaar over voldoende middelen van bestaan werd beschikt en of dat in de bestuurlijke fase met voldoende gegevens is onderbouwd. Anders dan eiser meent, wordt de actuele situatie daarbij niet betrokken. In lijn met vaste jurisprudentie van het Hof dient in de fase van bestuurlijke besluitvorming te worden gesteld en aangetoond dat aan de voor de vergunningverlening gestelde eisen wordt voldaan. Eiser is hier naar het oordeel van het Gerecht niet in geslaagd.
5.4.
De stelling in beroep van eiser dat zijn accountant spoorloos is verdwenen zonder achterlating van de financiële bescheiden van zowel de vennootschap als van eiser, zijn naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende om anders te oordelen. Met een dergelijke niet onderbouwde stelling behoeft naar het oordeel van het Gerecht verweerder geen rekening te houden. Het is de verantwoordelijkheid van eiser dat hij over voldoende gegevens beschikt om zijn verblijfsaanvraag te ondersteunen. Van een bijzondere omstandigheid is naar het oordeel van het Gerecht geen sprake.
5.5.
Voorts is het Gerecht van oordeel dat de stelling van eiser dat hij niet gehouden zou zijn om onderbouwing van zijn inkomsten te overleggen, eveneens niet slagen. Het is immers vaste jurisprudentie dat bij verlenging van een v.t.t.v. met als doel arbeid als directeur met objectieve en verifieerbare gegevens aangetoond dient te worden dat aan de inkomens vereiste wordt voldaan.
5.6.
Gezien het vorenstaande is het Gerecht van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet aan het middelen vereiste is voldaan, aangezien met de stukken niet is aangetoond dat eiser over voldoende duurzame middelen beschikte. Het beroep van eiser zal ongegrond worden verklaard.
5.7.
De aanvragen van de echtgenote en de minderjarige kinderen zijn afhankelijk van het rechtmatige verblijf van eiser. Nu verweerder naar het oordeel van het Gerecht terecht het bezwaarschrift van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond heeft verklaard, heeft verweerder eveneens terecht de aanvragen van de familieleden afgewezen.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskosten veroordeling is geen aanleiding.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 november 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.