ECLI:NL:OGEAM:2023:95

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202300460-LAR00029/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een moeder en haar drie minderjarige kinderen, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen om een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging. De moeder, eiseres, is afkomstig uit de Dominicaanse Republiek en verblijft sinds 2010 in Sint Maarten. Ze heeft drie kinderen, geboren op Sint Maarten, en is sinds 2017 gehuwd. De aanvragen zijn afgewezen op basis van het uitlandigheidsvereiste, omdat eisers gedurende een lange periode niet rechtmatig in Sint Maarten hebben verbleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen van de moeder en haar kinderen als eerste aanvragen moeten worden beschouwd, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op het uitlandigheidsvereiste rechtvaardigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister van Justitie van Sint Maarten terecht de aanvragen heeft afgewezen, omdat eisers niet aan de vergunningsvoorwaarden voldeden. De rechtbank heeft ook overwogen dat het recht op gezinsleven, zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM, niet in dit geval opweegt tegen de belangen van de openbare orde. De uitspraak is gedaan op 20 november 2023, en het beroep is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 20 november 2023
Zaaknummer: SXM202300460-LAR00029/2023
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
1.[eiseres],eiseres
2. [eisers],in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarigen:
[a],
[b],
[c],
tezamen te noemen eisers,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 10 maart 2023 waarbij verweerder de bezwaarschriften van eisers tegen de beschikkingen van 25 augustus 2021 inhoudende afwijzing van de aanvragen om een vergunning tot tijdelijke verblijf (hierna: v.t.t.v.) met als doel gezinshereniging, ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 24 april 2023 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) hebben eisers tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 18 september 2023 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Eisers hebben op 10 oktober 2023 aanvullende producties ingebracht.
2.4.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 oktober 2023. Eisers zijn bij gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiseres is op [geboortedatum] geboren in de Dominicaanse Republiek en heeft de Dominicaanse nationaliteit.
3.2.
Eiseres is Sint Maarten in 2010 ingereisd. Eiseres heeft drie minderjarige kinderen, alle drie geboren op Sint Maarten respectievelijk op 12 augustus 2014, 15 augustus 2015 en 22 februari 2017. Sedert 20 december 2017 is eiseres gehuwd met [naam echtgenoot]. Eiseres is hoofdaanvrager, zij verzoekt verlenging van haar v.t.t.v. met als doel gezinshereniging. Haar drie minderjarigen verzoeken verlenging van tijdelijk verblijf met als doel verblijf bij ouders.
3.3.
Eiseres heeft op 31 augustus 2018 een aanvraag ingediend met als doel gezinsvorming met [naam echtgenoot]. Verweerder heeft deze aanvraag toegewezen. Op 11 september 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend met als doel gezinsvorming. Bij beschikking van 19 augustus 2019 is de aanvraag toegewezen. Deze beschikking is nooit opgehaald en heeft aldus nooit rechtskracht gekregen.
3.4.
Eiseres heeft op 5 mei 2021 een aanvraag met als doel gezinsvorming met echtgenoot ingediend welke verweerder bij beschikking van 25 augustus 2021 (uitgereikt op 7 september 2021) heeft afgewezen op grond dat de aanvragen te laat zijn ingediend en het geen verlengingsaanvraag is. Verweerder heeft het uitlandigheidsvereiste tegengeworpen. Bij bezwaarschrift van 18 oktober 2021 hebben eisers bezwaar aangetekend. De hoorzitting in de bezwaarfase heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2022.
3.5.
Het bezwaarschrift van eisers hiertegen heeft verweerder bij beschikking in geding van 10 maart 2023 ongegrond verklaard. Verweerder heeft de van eiseres afhankelijke aanvragen van de minderjarige kinderen afgewezen en de bezwaarschriften hiertegen eveneens bij bestreden beschikking op bezwaar ongegrond verklaard.
4.
Het geschil
4.1.
Eisers hebben het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In geschil is of verweerder voor eisers terecht het uitlandigheidsvereiste heeft tegengeworpen en of verweerder een uitzondering had moeten maken op het uitlandigheidsvereiste.
5.2.
De gemachtigde van eisers heeft op 10 oktober 2023 aanvullende producties in het geding gebracht. Het Gerecht overweegt dat deze stukken niet alleen te laat zijn ingebracht, maar dat ook deze stukken eisers niet kunnen baten. Immers deze stukken zien op de financiële situatie van na de beschikking op het bezwaarschrift. Ingevolge vaste jurisprudentie toetst het Gerecht in beroep of ten tijde van de beschikkingen op bezwaar over voldoende middelen van bestaan werd beschikt en of dat in de bestuurlijke fase met voldoende gegevens is onderbouwd. Anders dan eisers menen, wordt de actuele situatie daarbij niet betrokken. In lijn met vaste jurisprudentie van het Hof dient in de fase van bestuurlijke besluitvorming te worden gesteld en aangetoond dat aan de voor de vergunningverlening gestelde eisen wordt voldaan. Verweerder is niet toegekomen aan de beoordeling van het middelenvereiste omdat de aanvragen al stranden op het uitlandigheidsvereiste. De overgelegde stukken maken aldus geen verschil voor de gehanteerde afwijzingsgrond.
5.3.
In de Richtlijnen met betrekking tot de toepassing van de Ltu staat onder:
- 3.11: De betrokkene wordt middels een oproepingsbrief in kennis gesteld dat de beslissing op zijn verzoek tot verblijf opgehaald kan worden, alsmede de daaraan verbonden voorschriften (artikel 17 LTU). Aan de voorschriften dient eerst voldaan te worden alvorens de aanvraag kan worden behandeld en ingewilligd. Indien aan alle voorwaarden voldaan wordt, kan de beschikking worden uitgereikt. Op het moment van uitreiking pas krijgt de beschikking formele rechtskracht. In de beschikking dienen de rechtsmiddelen te worden vermeld.
- 3.12.1: termijn van afgifte: In het geval dat de aanvrager niet binnen een redelijke termijn van 2 maanden na oproep gehoor geeft hieraan, dient de vergunning afgewezen te worden wegens ontbreken van belang bij de aanvraag.
Volgens paragraaf 3.1.1. van de Richtlijnen van de minister met betrekking tot de toepassing van de Ltu en het Toelatingsbesluit van mei 2012, dienen aanvragen voor eerste toelating tot Sint Maarten in principe in het buitenland te worden afgewacht (het uitlandigheidsvereiste). In het geval de vreemdeling reeds zonder rechtmatig verblijfstitel in het land verblijft, kan zijn aanvraag worden afgewezen op grond van artikel 9 van de Ltu, tenzij er goede gronden door de aanvrager worden aangevoerd.
5.4.
Vast staat dat eiseres op 11 september 2019 een aanvraag voor verblijf met als doel gezinsvorming bij echtgenoot heeft gedaan. Vast staat ook dat eiseres niet binnen de haar door verweerder gegunde termijn aan alle voorwaarden heeft voldaan, zij heeft immers nooit de vergunning opgehaald.
Met verweerder is het Gerecht van oordeel dat de aanvragen van eisers hebben te gelden als eerste aanvraag. Eisers hebben geen redenen aangevoerd die het niet ophalen van de eerder verleende vergunningen kan rechtvaardigen. Als argument heeft de garantsteller van eiseres gesteld, dat hij wegens het toen niet hebben van een baan, niet in staat was de vereiste ziektekostenverzekering te bekostigen. Hiermee is voor het Gerecht voldoende vast komen te staan dat eisers niet aan de vergunningsvoorwaarden voldeden.
5.5.
Al met al hebben eisers gedurende een lange periode niet rechtmatig in Sint Maarten verbleven. Onder die omstandigheden behoeft, zo is het Gerecht van oordeel, van de minister niet worden verwacht een uitzondering te maken op het uitlandigheidsvereiste. Het Gerecht is van oordeel dat eisers geen zodanig bijzondere omstandigheden heeft gesteld en aannemelijk heeft gemaakt dat geoordeeld moet worden dat verweerder niet in redelijkheid onverkort aan het ter zake gevoerde beleid vast heeft kunnen houden.
5.6.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM) heeft, voor zover thans van belang, een ieder recht op respect voor zijn familie- en gezinsleven. Op grond van het tweede lid is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economische welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
5.7.
Eiseres betoogt tevergeefs dat verweerder niettemin de verblijfsaanvragen had moeten inwilligen, omdat zij hier familie- en gezinsleven heeft dat wordt beschermd door artikel 8 EVRM.
Bij de beoordeling van de vraag of artikel 8, tweede lid, van het EVRM in een bepaald geval een inmenging in het familie- of gezinsleven van de vreemdeling rechtvaardigt, dient een "fair balance" te worden gevonden tussen enerzijds de belangen van het betrokken individu en anderzijds het betrokken algemeen belang van die lidstaat.
5.8.
Vaststaat dat de garantsteller dusdanig onstabiele financiën heeft gehad door de jaren heen, dat hij tot twee keer toe niet in staat is geweest om verleende vttv’s te gaan ophalen omdat hij het geld niet had om de ziektekostenverzekering te betalen. Enigszins terughoudend toetsend, is het Gerecht van oordeel dat onder dergelijke omstandigheden eisers niet kunnen vergen dat de bezwaren in de sfeer van de openbare orde die tegen hen bestaan over het hoofd worden gezien in naam van het recht op gezinsleven. Verder is niet gebleken van objectieve belemmeringen om het familie- en gezinsleven met betrokkenen buiten Sint Maarten, bijvoorbeeld in de Dominicaanse Republiek- het land van hun nationaliteit, uit te oefenen. Het feit dat de drie minderjarige kinderen op Sint Maarten zijn geboren en inmiddels een vierde voor wie nooit een vttv is aangevraagd, is geen objectieve belemmering.
5.9.
Tot slot overweegt het Gerecht dat de aanvragen van de minderjarige kinderen afhankelijk zijn van het rechtmatige verblijf van eiseres. Nu verweerder naar het oordeel van het Gerecht terecht het bezwaarschrift van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond heeft verklaard, heeft verweerder eveneens terecht de aanvragen van de familieleden afgewezen.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskosten veroordeling is geen aanleiding.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 november 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.