ECLI:NL:OGEAM:2023:96

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202300287-LAR00017/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming

In deze zaak heeft eiser, een Jamaicaanse nationaliteit bezittende man, een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Justitie van Sint Maarten, omdat eiser niet kon aantonen dat zijn echtgenote over voldoende middelen van bestaan beschikte. Eiser had werkgeversverklaringen overgelegd, maar deze werden door hemzelf als niet waarheidsgetrouw erkend. De echtgenote heeft langere tijd in de Verenigde Staten verbleven, wat haar vermogen om een stabiele baan te behouden heeft beïnvloed. De Minister verklaarde het bezwaarschrift van eiser ongegrond, wat leidde tot het beroep bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2023 werd duidelijk dat eiser niet aan de middelenvereiste voldeed, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de afwijzing rechtvaardigden. Het Gerecht oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, en dat er geen objectieve belemmeringen waren voor eiser en zijn echtgenote om hun gezinsleven in Jamaica voort te zetten. De uitspraak werd gedaan op 20 november 2023, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 20 november 2023
Zaaknummer: SXM202300287-LAR00017/2023
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gevolmachtigde: mr. A. RICHARDSON,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 27 januari 2023 waarbij verweerder het bezwaarschrift van eiser, gericht tegen de beschikking van 4 maart 2021 inhoudende afwijzing van de aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: v.t.t.v.) met als doel gezinsvorming, ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 10 maart 2023 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro forma beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 13 april 2023 heeft eiser de beroepsgronden aangevuld (met producties). Op 9 oktober 2023 heeft eiser aanvullende producties overgelegd.
2.2.
Op 11 september 2023 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 oktober 2023. Eiser is met zijn gemachtigde verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] te Jamaica en heeft de Jamaicaanse nationaliteit.
3.2.
Eiser is op 5 augustus 2016 in het huwelijk getreden met [naam echtgenote]. Op 21 juni 2020 is binnen dit huwelijk een kind geboren.
3.3.
Eiser heeft op 7 juli 2017 een aanvraag ingediend voor een v.t.t.v. met als doel gezinsvorming bij [naam echtgenote]. De verlenging van de eerste toekenning was geldig tot 7 juli 2021. Eiser heeft op 4 april 2021 een derde verlenging aangevraagd. Deze aanvraag heeft verweerder afgewezen vanwege onvoldoende middelen van bestaan en strijd met de openbare orde en het algemeen belang. Eiser heeft tegen deze afwijzing een bezwaarschrift ingediend. De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2022. Het bezwaarschrift heeft verweerder bij bestreden beschikking van 27 januari 2023 ongegrond verklaard.
3.4.
De minderjarige is geboren op 5 augustus 2016 en heeft de Amerikaanse nationaliteit. Tijdens de mondelinge behandeling heeft eiser bevestigd dat pas recent, na de in geding zijnde beschikking, een aanvraag is ingediend voor rechtmatig verblijf van de minderjarige op Sint Maarten.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: de LTU) kan de vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf door of namens de Minister van Justitie worden geweigerd:
a. met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen;
b. indien niet kan worden aangetoond dat degene voor wie toelating wordt verzocht over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.
5.2.
Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met de beperking ‘gezinsvorming’, dient aangetoond te worden dat de partner beschikt over voldoende middelen van bestaan. De middelen van bestaan zijn duurzaam, indien zij nog één jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven. In het geval van eiser dient hij aan te tonen dat zijn echtgenote duurzaam beschikt over een inkomen van ANG 2.000 bruto per maand.
5.3.
In geschil is of eiser heeft aangetoond dat zijn echtgenote ten tijde van de bestreden beschikking over voldoende middelen beschikte en dat die middelen daarna ten minste nog één jaar beschikbaar zouden zijn zodat het als een duurzaam inkomen kan worden gezien. In beroep toetst het Gerecht of ten tijde van de beschikkingen op bezwaar over voldoende middelen van bestaan werd beschikt en of dat in de bestuurlijke fase met voldoende gegevens is onderbouwd. Anders dan eiser meent, wordt de actuele situatie daarbij niet betrokken. In lijn met vaste jurisprudentie van het Hof (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:OGHACMB:2015:16) dient in de fase van bestuurlijke besluitvorming te worden gesteld en aangetoond dat aan de voor de vergunningverlening gestelde eisen wordt voldaan en dat dit in de regel niet voor het eerst in rechte kan gebeuren.
5.4.
Verweerder heeft de aanvraag in eerste instantie afgewezen omdat niet was aangetoond dat de echtgenote van eiser aan het inkomensvereiste voldeed. Eiser heeft werkgeversverklaringen overgelegd waarvan ten overstaan van de Sectie Compliance van verweerder door eiser is toegegeven dat beiden niet de werkelijkheid weergeven. Het Gerecht stelt vast dat eiser aldus niet naar waarheid opgemaakte verklaringen heeft overgelegd. Voorts blijkt uit het dossier, hetgeen door eiser ook is bevestigd, dat de echtgenote langere tijd in de Verenigde Staten heeft verbleven. Ook in het jaar 2022 heeft de echtgenote vanaf maart tot september wederom in de Verenigde Staten verbleven. In het beroepschrift heeft de gemachtigde van eiser eveneens aangegeven dat vanwege het regelmatig op en neer reizen naar de Verenigde Staten vanaf 2020 tot heden de echtgenote niet in staat is geweest om langdurig een baan te behouden. Gezien het vorenstaande is het Gerecht van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet aan het middelen vereiste is voldaan, aangezien met de stukken niet is aangetoond dat de echtgenote over voldoende middelen beschikte.
5.5.
Dat verweerder voor eiser een uitzondering zou dienen te maken vanwege de omstandigheid dat het verblijf in de Verenigde Staten is ingegeven door de medische zorgbehoefte van de in 2020 geboren minderjarige, kan het Gerecht niet volgen. Immers niet valt in te zien dat deze zorg niet in Sint Maarten verstrekt zou kunnen worden althans dat deze zorg onder een ziektekostenverzekering zou vallen. Dat de minderjarige niet verzekerd is, is naar het oordeel van het Gerecht geheel te wijten aan eiser en zijn echtgenote. Immers, het verblijf van de minderjarige op Sint Maarten is niet onmiddellijke na de geboorte geregeld en een geloofwaardige verklaring waarom dit achterwege is gebleven, is door eiser niet gegeven. De recente verblijfsaanvraag voor de minderjarige doet hier niet aan af nu deze lijkt te zijn ingegeven door de onderhavige beroepsprocedure. Er is immers geen enkele overtuigende reden te bedenken voor deze late aanvraag. Het heeft er alle schijn van dat eiser om hem moverende redenen deze verblijfsaanvraag achterwege heeft gelaten. Dit blijkt naar het oordeel ook uit de verklaring van de echtgenote tijdens de hoorzitting dat zij niet voornemens is de verblijfsaanvraag voor de minderjarige vòòr maart 2023 in te dienen. Het Gerecht is van oordeel dat verweerder deze gang van zaken terecht aan eiser heeft tegengeworpen. Zoals dit Gerecht eerder heeft overwogen is het niet legaliseren van verblijf van een minderjarig kind reeds voldoende om de aanvraag af te wijzen. Het Gerecht acht dit namelijk in strijd met de openbare orde en in strijd met de beginselen van het belang van het kind.
Het Gerecht is dan ook van oordeel dat verweerder niet ten onrechte het achterwege laten van regulariseren van de verblijfsstatus van de minderjarige in strijd acht met de openbare orde.
5.6.
Voorts is niet gebleken dat in dit geval van zodanige bijzondere feiten en omstandigheden sprake is, dat uit het recht op respect voor familie- of gezinsleven een positieve verplichting zou voortvloeien om ten behoeve van eiser, in weerwil van de afwijzingsgrond, niettemin een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen. Verweerder heeft zich daarbij niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat voor eiser en zijn echtgenote objectieve belemmeringen bestaan voor voortzetting van het familie- of gezinsleven in het land van herkomst. Verweerder heeft daarbij kunnen meewegen dat eiser en zijn echtgenote beide de nationaliteit van Jamaica hebben. Het Gerecht benadrukt voorts dat de bescherming van artikel 8 van het EVRM niet zo ver strekt dat deze recht geeft op domiciliekeuze, zeker niet indien de aanvrager niet naar waarheid opgemaakte stukken overlegd en naar eigen inzicht de verblijfsstatus niet regelt voor een minderjarige.
5.7.
De slotsom is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit in stand kan blijven.
5.8. .
Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 november 2023.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.