ECLI:NL:OGEAM:2024:14

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
SXM202400749-LAR00068/2024
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.M. Hofman-Ruigrok
  • R.F. Gibson jr.
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de directeursvergunning en business license van I.Docta catering N.V. door de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Vervoer en Telecommunicatie van Sint Maarten

Op 26 juni 2024 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van I.Docta catering N.V. tegen de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Vervoer en Telecommunicatie van Sint Maarten. De zaak betreft de intrekking van de directeursvergunning en business license van I.Docta catering N.V. op basis van artikel 7 van de Vestigingsregeling voor bedrijven. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de vergunningen niet op een zorgvuldige wijze was uitgevoerd. De minister had verzoeker niet gehoord voorafgaand aan de intrekking, wat in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Bovendien ontbrak een draagkrachtige motivering voor de intrekking, aangezien de minister enkel verwees naar een security report zonder verdere toelichting op de relevante feiten.

De rechtbank oordeelde verder dat de intrekking van de business license op twee gronden was gebaseerd. De eerste grond was dat het bedrijf drie maanden of langer gesloten was geweest voor het publiek, wat niet werd betwist. Echter, de voorzieningenrechter vond dat de minister in dit geval niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken, gezien de sluiting het gevolg was van een brand. De minister had andere bedrijven die door calamiteiten waren getroffen niet op dezelfde wijze behandeld.

De tweede grond voor intrekking was het belang van de openbare orde en publieke rust, maar de voorzieningenrechter stelde vast dat er sinds de sluiting geen verstoring van de openbare orde was geweest. De klachten die de minister aanhaalde, waren van vóór de sluiting en konden niet tegen verzoeker worden ingeroepen. De rechtbank concludeerde dat de bestreden besluiten in de bodemprocedure waarschijnlijk geen stand zouden houden en schorste deze besluiten. De uitspraak heeft gevolgen voor de geplande heropening van District 721 op 28 juni 2024, mits aan alle vergunningseisen wordt voldaan.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 26 juni 2024
Zaaknummer: SXM202400749-LAR00068/2024

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak van 26 juni 2024 op het verzoek tot het treffen van een voorlopig voorziening in de zaak van:

I.Docta catering N.V.,

II.[naam verzoeker],
verzoekers,
gemachtigde: mr. M.M. Hofman-Ruigrok,
tegen
De Minister van Toerisme., Economische Zaken, Vervoer en Telecommunicatie van Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.,

Beslissing

Het Gerecht schorst beide besluiten gedateerd en getekend door verweerder op 13 juni 2024.
Daarnaast wordt verweerder in de kosten van deze procedure veroordeeld. Het Land Sint Maarten dient aan verzoekers een bedrag van NAf 1.400,- te betalen voor salaris gemachtigde.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Over de intrekking van de directeursvergunning. Die is gebaseerd op artikel 7, lid 1, sub b, van de Vestigingsregeling voor bedrijven. Deze bepaling luidt als volgt: De vergunning kan door de minister worden ingetrokken indien de persoon aan wie de vergunning is verleend, niet kan aantonen, dat de voor de vergunning gestelde voorwaarden worden nageleefd. Naar aanleiding van hetgeen verweerder op de zitting naar voren heeft gebracht over een veroordeling van verzoeker door een gerecht in het buitenland, kan niet worden uitgesloten dat er relevante feiten en omstandigheden zijn voor de vraag of verzoeker [naam verzoeker] nog voldoet aan de aan hem te stellen eisen. Maar het bestreden besluit spreekt uitsluitend van een uitgebracht security report met een ‘unfavourable outcome’. Als verzoeker wordt verweten dat hij niet langer aan de voorwaarden voldoet, dan heeft hij er recht op te weten welke feiten of omstandigheden hem worden aangerekend en aan de intrekking ten grondslag worden gelegd. Dat alles ontbreekt. Daarmee ontbeert het bestreden besluit een draagkrachtige motivering. Bovendien heeft de minister verzoeker niet gehoord voorafgaand aan de intrekking, hetgeen in dit geval uit oogpunt van zorgvuldigheid wel had gemoeten. De bestreden beschikking is daarmee naar voorlopig oordeel ook genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Over de business license. De intrekking van deze vergunning is gebaseerd op twee gronden. Op grond van artikel 7, lid 1 sub d, van de Vestigingsregeling voor bedrijven
kande minister een vergunning intrekken als het bedrijf drie maanden of langer achter elkaar gesloten is geweest voor het publiek. In casu is niet in geschil dat aan de toepassingsvoorwaarde is voldaan, omdat District 721 sinds januari 2023 voor het publiek gesloten is geweest. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat verweerder gelet op de omstandigheden van het geval niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De sluiting in januari 2023 is immers veroorzaakt door een brand, die exploitatie onmogelijk maakte. De minister heeft de vergunningen van andere bedrijven op Sint Maarten die zijn getroffen door een calamiteit, zoals na orkaan Irma, niet ingetrokken. Door na 16 maanden alsnog de vergunning in te trekken in de wetenschap dat verzoeker bezig is zijn bedrijf weer op te bouwen, waarvoor ook een bouwvergunning is verleend, heeft de minister op onredelijke wijze van zijn bevoegdheid gebruik gemaakt.
De tweede grond voor intrekking van de business license is het belang van openbare en de publieke rust. Sinds januari 2023 is er geen verstoring van de openbare orde of de publieke rust geweest door District 721 omdat de zaak gesloten was. Verweerder heeft gewezen op klachten over geluidsoverlast uit het verleden. De voorzieningenrechter stelt vast dat het dan moet gaan om klachten van voor januari 2023. Als er reden was aan het bedrijf een sanctie op te leggen, conform de penaly structure uit het economisch beleid, dan had verweerder dat toen moeten doen, dat wil zeggen n.a.v. die klachten. Het is onjuist om verzoeker thans in juni 2024 de klachten uit 2021 en 2022 tegen te werpen, waarvoor destijds boetes zijn opgelegd, die de rechterlijke toets niet hebben doorstaan vanwege een onvoldoende feitelijke onderbouwing.
Op grond hiervan is het voorlopig oordeel dat de bestreden beschikkingen in de bodemprocedure geen stand zullen houden. Om die reden worden ze hieronder geschorst.
Wat betekent dit voor de geplande opening op vrijdag 28 juni 2024? Indien District 721 over alle benodigde vergunningen beschikt, dat wil zeggen een operational license en business en directors license kan zij de zaak heropenen. Wat betreft de operational license geldt het volgende. De besluitvorming daarover is onduidelijk. In het dossier zit een Ministeriele beschikking van oktober 2022 waarbij aan verzoekster een nieuwe vergunning wordt verleend onder wijziging van de naam van het bedrijf. De stelling van verweerder dat deze vergunning ten onrechte is verstrekt en als ambtelijke misslag moet worden beschouwd, wordt niet gevolgd. Niet is gebleken dat de vergunning nadien is ingetrokken of anderszins is komen te vervallen. Dat betekent dat het er voor moet worden gehouden dat verzoekster over de benodigde vergunningen beschikt en dus vrijdag 28 juni 2024 kan heropenen. Zij zal zich daarbij wel dienen te houden aan de (geluids)voorschriften verbonden aan de operational license.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2024 en het proces-verbaal hiervan is bekend gemaakt op 27 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.