ECLI:NL:OGEAM:2024:28

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
SXM202301274
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gerecht in zaken betreffende gezag minderjarige met verblijfplaats buiten Sint Maarten

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een moeder die samen met de vader van haar minderjarige kind verzoekt om gezamenlijk gezag. De moeder, wonende in Sint Maarten, heeft het verzoek ingediend met als doel een verblijfsvergunning voor de minderjarige te verkrijgen in het kader van gezinshereniging. De vader woont in Colombia, waar ook de minderjarige verblijft. Tijdens de zitting op 22 januari 2024 was de moeder aanwezig, maar de vader verscheen niet. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de minderjarige haar gewone verblijfplaats in Colombia heeft, waardoor de rechtsmacht van het Gerecht in Sint Maarten niet van toepassing is. Dit is in overeenstemming met het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961, dat bepaalt dat de rechter bevoegd is van het land waar de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft. Het Gerecht heeft de partijen geïnformeerd dat zij in Colombia een gerechtelijke procedure moeten volgen om het gezag vast te leggen. De documenten die zijn overgelegd, waaronder een bemiddelingsakte en een notariële akte, zijn niet voor erkenning vatbaar. Het Gerecht heeft zich daarom onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Registratienummer: SXM202301274
Beschikking van 12 februari 2024
op het verzoek van:
[naam],
wonende te Sint Maarten,
verzoekster, hierna ook: de moeder,
Het Gerecht merkt als belanghebbende aan:
[naam],
wonende te Colombia,
hierna: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 27 november 2023 een verzoekschrift ter griffie ingediend. Het verzoek is behandeld ter zitting van 22 januari 2024. Bij die gelegenheid is mevrouw Dort-Brown van de Voogdijraad verschenen.
1.2.
Verzoekster en de belanghebbende zijn volgens de regels opgeroepen, maar niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Het minderjarig kind van partijen is
[naam] ,geboren [datum] 2011 te Colombia.
2.2.
De moeder heeft eenhoofdig gezag.
2.3.
De vader woont in Colombia, net als de minderjarige. De minderjarige verblijft bij haar tante (moederszijde).
2.4.
De moeder is voornemens de minderjarige naar Sint Maarten over te brengen.
2.5.
De vader heeft middels een notariële akte toestemming aan de moeder verleend om met de minderjarige naar Sint Maarten te reizen.

3.Het verzoek en de beoordeling daarvan

3.1.
De moeder verzoekt haar samen met de vader te belasten met het gezag over de minderjarige. De achtergrond hiervan is het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor de minderjarige, in het kader van gezinshereniging. Ook vraagt de moeder om het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar te bepalen, onder de voorwaarde dat de minderjarige de schoolvakanties doorbrengt bij de vader.
3.2.
Gelet op de woonplaats van de vader en de minderjarige heeft de zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de rechter in Sint Maarten rechtsmacht heeft om beslissingen te nemen.
3.3.
Op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961, waarbij Sint Maarten partij is, is de rechter bevoegd van het land waar de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft. In dit geval woont de minderjarige in Colombia en ligt de gewone verblijfplaats dus buiten Sint Maarten. De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Sint Maarten (Rv) bieden evenmin een grondslag om bevoegdheid van de rechter in Sint Maarten op te baseren. Op grond van artikel 429c lid 3 Rv is in zaken betreffende minderjarigen de rechter bevoegd van de werkelijke woonplaats of het werkelijk verblijf van de minderjarige. Tot slot bepaalt artikel 429ba Rv dat aan de rechter geen rechtsmacht toekomt, indien het verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Sint Maarten heeft.
3.4.
Het voorgaande betekent dat het Gerecht in deze zaak geen rechtsmacht heeft.
3.5.
Ter voorlichting van partijen merkt het Gerecht op dat partijen in Colombia een gerechtelijke procedure zullen moeten volgen om de gezagssituatie vast te leggen. Vervolgens kan het Gerecht alhier verzocht kan worden om erkenning van de beslissing van de Colombiaanse rechter op grond van artikel 431 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dat verzoek zal alsdan op de eigen inhoud worden beoordeeld.
De nu overgelegde documenten betreffen een bemiddelingsakte, “formato acta de Concillianción” van de Bienestar Familiar van 30 september 2019 waarin ouders afspraken hebben vastgelegd met betrekking tot het gezag en verzorging en opvoeding van de minderjarige en een notariële akte van 25 mei 2023 waarin partijen zijn overeengekomen dat aan verzoekster volmacht wordt verleend om te reizen met de minderjarige. Deze documenten zijn niet voor erkenning vatbaar.

4.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek.
Aldus gegeven in Sint Maarten op 12 februari 2024 door mr. G. Drenth, rechter van voormeld Gerecht en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen zes weken, te rekenen van de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen zes weken na de betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.
Summary of the Judgment
This summary is intended only as a service from the Court to inform the parties and is not intended to replace the judgment. No rights can be derived from it. In case of differences between the judgment and this summary, the judgment in Dutch is always decisive. The Court shall not be liable for any damage arising from any use of this summary.
The considerations of the Court in this case:
Under The Hague Child Protection Convention 1961 and the St. Maarten Code of Civil Procedure, the court of the country where the minor has his or her habitual residence has jurisdiction (meaning: the official power to make legal decisions and judgments).
In this case the minor lives in Colombia. There is no legal ground on which to base the jurisdiction of the Court.
The parties will have to go to court in Colombia to establish the custody. Thereafter, this Court may be asked to recognize that judgment.
The Judgment:
The Court declares it does not have jurisdiction to hear the case.
Appeal against this judgment can be filed within six weeks of the date of the (receipt) of the judgment.