ECLI:NL:OGEAM:2024:42

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202301159 LAR00145/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de verwerking van reiskosten en maaltijdvergoeding in loonsommen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is het geschil beperkt tot de vraag of twee specifieke posten, namelijk reiskosten en maaltijdvergoeding, op correcte wijze zijn verwerkt in de loonsommen van drie werknemers van eiseres. De uitspraak van het Hof van 5 juli 2023 had geleid tot een aanpassing van de salarissen, waartegen eiseres op 31 oktober 2023 beroep heeft ingesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 mei 2024, waarbij zowel eiseres als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de controle- en inspectieafdeling van verweerder heeft een looncontrole uitgevoerd bij eiseres. In eerdere beschikkingen zijn wijzigingen in de lonen van de werknemers vastgesteld, maar eiseres was het niet eens met de hoogte van de vastgestelde lonen. Het Hof had bepaald dat de reiskosten van USD 13.425,25 moesten worden vastgesteld, maar eiseres betwistte dat dit bedrag correct was. Het Gerecht oordeelde dat de reiskosten ten onrechte voor een vierde tot het jaarloon waren gerekend en dat een zesde deel van de totale reiskosten moest worden toegevoegd aan het jaarloon van de werknemers die aan de reis hebben deelgenomen.

Wat betreft de maaltijdvergoeding oordeelde het Gerecht dat verweerder terecht was uitgegaan van een gemiddelde maaltijdprijs van USD 10,- per maaltijd. Echter, het Gerecht stelde vast dat de maaltijdvergoeding alleen voor het eerste kwartaal van 2020 als looncomponent in aanmerking mocht worden genomen. Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het beroep van eiseres ongegrond, waarmee de beslissing van verweerder werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan op 26 juni 2024, en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 26 juni 2024
Zaaknummer: SXM202301159 LAR00145/2023

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

UITSPRAAK

[eiseres].,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.B. BROOKS,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTEN VERZEKERINGEN,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.M. HOFMAN-RUIGROK.

1.Aanduiding_bestreden beschikking

De beschikking van 19 september 2023 waarbij verweerder de salarissen van drie werknemers
naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van 5 juli 2023 heeft aangepast.

2.Procesverloop

Namens eiseres is op 31 oktober 2023 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift ingediend ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 21 december 2023 heeft verweerder een verweerschrift met producties ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 29 mei 2024. Eiseres is verschenen, vertegenwoordigd door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd, bijgestaan door V. Medema (BAB) en R. Zimmerman (ATS). Verweerder heeft op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
3.
Feiten
De controle en inspectie afdeling van verweerder heeft een looncontrole uitgevoerd bij [eiseres].
Bij beschikking van 8 september 2020 heeft verweerder bepaald dat het loon van drie werknemers van eiseres gewijzigd moet worden vastgesteld.
Bij beschikking van 3 augustus 2021 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 augustus 2022 heeft het Gerecht het daartegen door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft eiseres hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 5 juli 2023 heeft het Hof de uitspraak van het Gerecht en de beschikking van verweerder vernietigd en is verweerder opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beschikking op bezwaar te geven met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Op 19 september 2023 heeft verweerder de bestreden beslissing genomen. Hiertegen heeft eiseres op 31 oktober 2023 beroep ingesteld.

4.De omvang van het geschil

In geschil is of verweerder de hoger vastgestelde lonen op juiste wijze heeft berekend. Eiseres meent dat verweerder de lonen van de betreffende werknemers nog immer te hoog heeft vastgesteld. Verweerder stelt met de thans bestreden beschikking op correcte wijze uitvoering te hebben gegeven aan de uitspraak van het Hof.
Het Gerecht is van oordeel dat gelet op
deuitspraak van het Hof - het geschil is beperkt tot de vraag of twee posten, te weten reiskosten en de maaltijdvergoeding, op correcte wijze zijn verwerkt in de loonsommen. Een verdergaande correctie van de loonsommen over de jaren 2020, 2021 en 2022, zoals door eiseres bepleit, kan thans niet meer aan de orde komen.
5.
BeoordelingDe reiskosten
5.1
Ten aanzien van de door verweerder als loon aangemerkte reiskosten overweegt het Gerecht als volgt.
Het Hof heeft met betrekking tot de reiskosten het volgende overwogen:
"(3.2)
Over de reiskosten overweegt het Hof dat USZV ten onrechte heeft vastgehouden aan het standpunt dat slechts vier personen aan de reis hebben deelgenomen. [eiseres] heeft immers al War de totstandkoming van de beschikking van 8 september 2020 informatie verstrekt over het aantal werknemers ten tijde van de reis in november 2019. Zo is bij het emailbericht van 31 maart 2020 aan USZV te kennen gegeven dat tot 8 maart 2020 vijf werknemers in dienst waren. Dat aantal strookt ook met het betalingsbewijs ZV/OV-premie over de maand november 2019. Ook is informatie verstrekt over de reis zelf, zoals het aantal deelnemers, de vliegtickets, de hotelreservering en een reiskostenoverzicht. Daaruit blijkt dat er meer dan vier personen naar Miami zijn afgereisd. [eiseres] heeft dan ook aannemelijk gemaakt dat niet vier maar zes personen hebben deelgenomen aan
2
de reis. Gelet hierop kon USZV aan de omstandigheden dat er blijkens het reiskostenoverzicht vier keer een daggeldvergoeding is verstrekt en op de verzamelloonstaat 2019 vier werknemers stonden, niet de conclusie verbinden dat slechts vier personen aan de reis hebben deelgenomen. De totale reiskosten van USD 13.425,25 zijn daarom ten onrechte voor een vierde tot het jaarloon gerekend. In plaats daarvan moet een zesde deel van de totale reiskosten tot het jaarloon worden gerekend. Voor een andere verdeling bestaat geen grand, omdat uit de gedingstukken niet blijkt dat een aantal gezamenlijke kosten voor meer dan zes personen zijn gemaakt en ook niet dat de concertkaarten op eigen kosten zijn aangeschaft. Aldus mocht USZV maximaal NAf 3.982,82,- (USD 13.425,25: 6 werknemers x NAf 1,78) toevoegen aan het jaarloon van de werknemers die aan de refs hebben deelgenomen. Het betoog slaagt."
5.2
Het Gerecht is van oordeel dat er in dit stadium van de procedure geen ruimte meer is om het totale bedrag aan reiskosten ter discussie te stellen. Het Hof heeft bepaald dat die reiskosten moeten worden vastgesteld op USD 13.425,25.-. Dat bedrag is dan ook het uitgangspunt voor het vervolg van de procedure. Anders dan eiseres betoogt is er dus geen aanleiding om vanwege aangeschafte kantoorartikelen de totale in aanmerking te nemen reissom vast te stellen op USD 13.025,25 in plaats van het door het Hof vastgestelde bedrag van USD 13.425,25. Dat geldt ook voor de door eiseres bepleite korting van USD 2.000 voor het per diem van vier werknemers.
5.3
De laatste volzin van bovenstaande overweging begrijpt het Gerecht aldus dat de kosten voor de reis alleen mogen worden betrokken bij het loon van de werknemers die in november 2019 daadwerkelijk aan die reis hebben deelgenomen en ook alleen voor het jaar 2019. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat dit in de thans bestreden beslissing ook zo is verwerkt. Dat verweerder dit op andere of foutieve wijze heeft verwerkt, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt.
De maaltijdvergoeding
5.4
Ten aanzien van de door verweerder als loon aangemerkte maaltijdvergoeding overweegt het Gerecht als volgt.
Het Hof heeft met betrekking tot die vergoeding het volgende overwogen:
"(3.3) Wat de maaltijden betreft ziet het Hof geen grand voor het oordeel dat USZV niet van een gemiddelde prijs van USD 10,- per maaltijd heeft mogen uitgaan. Uit de bestreden beschikking volgt dat USZV niet alleen de gemiddelde maaitijdprijs van het restaurant Ambrosia bij de berekening heeft betrokken, maar ook de prijzen van Fit Foods en Uncle Bob. [eiseres] heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom een gemiddelde maaltijdprijs van USD 10,- te hoop zou zijn. De Handlelding Loonbelasting staat ook Wet in de weg aan het hanteren van een gemiddelde maaltijdprijs van USD 10,- omdat het daarin genoemde bedrag van NAf 5,- slechts een minimumvergoeding Is. Aldus is USZV terecht uitgegaan van een gemiddelde maaltijdvergoeding van USD 10,- per dag. Het Hof stelt vervolgens vast dat USZV bij de berekening ervan Is uitgegaan dat de werknemers In een jaar drie keer per week gedurende 45 weken een maaltijd ontvangen, terwijl [eiseres] reeds In het bezwaarschrift heeft aangevoerd dat sinds de coronapandemie geen maaltijden meer worden verstrekt. Ter zitting heeft [eiseres] daaraan toegevoegd dat dit na de pandemie niet is teruggedraaid als gevolg van deze procedure. Gelet hierop had USZV alleen voor het eerste kwartaal van 2020 een maaltijdvergoeding als looncomponent in aanmerking mogen nemen. Aldus mocht USZV maximaal NAf 640,80 (12 weken x USD 30,- (3 maal per week een maaltijd van USD 10,-) x NAf 1,78) toevoegen aan het jaarloon van de werknemers die een maaltijd ontvangen. Het betoog slaagt."
3
5.5
Uit de uitspraak van het Hof volgt dat de hoogte van de maaltijdvergoeding is vastgesteld op NAf 640,80 en dat dit bedrag alleen over het eerste kwartaal van 2020 als looncomponent in aanmerking mocht worden genomen. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat dit bij de thans bestreden beschikking is geschied. Hetgeen eiseres op dit punt heeft aangevoerd is geen reden to twijfelen aan de juistheid van de doorgevoerde correctie.
5.6
Het Gerecht komt tot de slotsom dat het beroep niet slaagt en daarom ongegrond moet worden verklaard.

6.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in he` g recht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in
het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in
het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 26 juni 2024.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.
4