In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten geoordeeld over de bevoegdheid van de Lar-rechter met betrekking tot een aanbestedingsprocedure. De eiseressen, gevestigd te Sint Maarten, hebben beroep ingesteld tegen een brief van de minister van Financiën, waarin werd meegedeeld dat er geen overeenkomst zou worden gesloten voor de levering van een 'Integrated Tax Management System'. De minister stelde dat de Lar-rechter niet bevoegd was om over de rechtmatigheid van de aanbestedingsprocedure te oordelen, omdat beslissingen omtrent (voorlopige) gunning moeten worden aangemerkt als beslissingen ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, waartegen geen beroep openstaat volgens artikel 7, tweede lid, aanhef en onder f, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
De procedure begon met een beroep van de eiseressen op 15 maart 2024, na de mededeling van de minister op 20 december 2023. De minister heeft op 5 april 2024 een verweerschrift ingediend, waarin hij zijn standpunt over de bevoegdheid van de Lar-rechter uiteenzette. Beide partijen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een zitting, waarna het Gerecht het onderzoek heeft gesloten en uitspraak heeft gedaan.
Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de beslissing van de minister over de (voorlopige) gunning niet kan worden aangemerkt als een beschikking waartegen Lar-beroep openstaat. Dit betekent dat de burgerlijke rechter bevoegd is om te oordelen over de rechtmatigheid van de aanbestedingsprocedure. De uitspraak werd gedaan door mr. B.J. van Ettekoven op 6 mei 2024, waarbij het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen en het Gerecht zich onbevoegd verklaarde om te oordelen op het ingestelde Lar-beroep.