ECLI:NL:OGEAM:2024:46

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202300856-LAR00103/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten inzake vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft [eiseres] beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten, die haar een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) voor de duur van twee jaar had verleend. De minister had deze vergunning verleend op basis van de aanvraag van [eiseres] van 5 februari 2020, maar de minister concludeerde dat [eiseres] niet voldeed aan de eis van vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf op Sint Maarten, omdat zij meerdere verblijfsgaten had. De minister had eerder, op 9 mei 2022, al een uitspraak gedaan waarin werd geoordeeld dat het niet proportioneel was om niet over te gaan tot verblijfsaanvaarding van [eiseres]. De minister heeft echter in de bestreden beschikking de aanvraag van [eiseres] opnieuw beoordeeld en haar een vttv verleend, maar niet de reguliere vergunning voor een jaar. Tijdens de zitting op 24 april 2024 werd besproken dat [eiseres] medio 2024 wel aan de vereisten voor een vtv zou voldoen. Het Gerecht heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep ongegrond is, omdat de minister terecht had vastgesteld dat [eiseres] niet voldeed aan de voorwaarden voor een vtv. De uitspraak werd gedaan door mr. B.J. van Ettekoven op 6 mei 2024, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 6 mei 2024
Zaaknummer: SXM202300856-LAR00103/2023
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres],
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA,

1.Aanduiding bestreden beschikking

Bij beschikking van 7 juni 2023 heeft de minister aan [eiseres] een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel voortgezet verblijf verleend voor de duur van twee jaar (hierna: bestreden beschikking).

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Op 3 augustus 2023 heeft [eiseres] tegen voormelde beschikking beroep ingesteld.
2.2.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 24 april 2024. [eiseres] en de minister werden vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

3.Feiten

3.1. [
eiseres] is geboren op [geboortedatum] in Jamaica en heeft de Jamaicaanse nationaliteit.
3.2. [
eiseres] beschikte in de periode van 6 januari 2011 tot 12 november 2017 over meerdere vergunningen tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv) met verschillende verblijfsdoelen. Daarna beschikte zij van 18 juli 2019 tot 11 mei 2019 over een vttv met als verblijfsdoel arbeid in loondienst. Vervolgens heeft zij de minister op 13 mei 2019 verzocht om een vttv met als verblijfsdoel arbeid als directeur van haar onderneming Beauty That Walks B.V. Deze vttv is verleend bij de beschikking van 3 juli 2019 en was geldig tot 13 mei 2020.
3.2.
Op 5 februari 2020 heeft [eiseres] de minister verzocht haar vttv met als verblijfsdoel arbeid als directeur te verlengen. Dit verzoek heeft de minister op 28 oktober 2020, in bezwaar gehandhaafd bij de beschikking van 19 juli 2021, afgewezen. Bij onherroepelijke uitspraak van het Gerecht van 9 mei 2022 (zaak nr. SXM202101035) heeft het Gerecht de beschikking van 19 juli 2021 vernietigd en de minister opgedragen opnieuw te beslissen met inachtneming van de uitspraak. Het Gerecht heeft in die uitspraak geoordeeld dat het op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) niet proportioneel is te achten om niet over te gaan tot verblijfsaanvaarding van [eiseres].
3.3.
Bij de nu bestreden beschikking, uitgereikt op 26 juni 2023, heeft de minister besloten het bezwaar van [eiseres] alsnog gegrond te verklaren en haar een vttv voortgezet verblijf voor de duur van twee jaar te verlenen.

4.Het geschil

4.1. [
eiseres] heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en de minister op te dragen haar een vergunning tot verblijf (hierna: vtv) te verlenen. [eiseres] voert daarover aan dat zij reeds tot drie keer toe 5 jaar onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad op Sint Maarten. [eiseres] woont immers al elf jaar op Sint Maarten. Zij doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel en wijst op het geval van [x].
4.2.
De minister concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. In de uitspraak van het Gerecht van 9 mei 2022 is overwogen dat de minister over moest gaan tot verblijfsaanvaarding van [eiseres]. Dat heeft de minister alsnog gedaan door haar een vttv te verlenen voor de duur van twee jaar in plaats van de reguliere vergunning voor een jaar. Er is geen aanleiding voor verlening van een vtv omdat [eiseres] niet 5 jaar onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad op Sint Maarten, aldus de minister.

5.De beoordeling

5.1.
Het Gerecht stelt vast dat de aanvraag van [eiseres] van 5 februari 2020 strekte tot het verkrijgen van een vttv. De minister diende gelet op de uitspraak van het Gerecht van 9 mei 2022 opnieuw op deze aanvraag te beschikken. Daarbij diende de minister in acht te nemen dat het niet proportioneel is niet tot verblijfsaanvaarding over te gaan gelet op de individuele omstandigheden van [eiseres] in het licht van artikel 8 van het EVRM. Bij de bestreden beschikking heeft de minister op de aanvraag beschikt en een vttv verleend voor de duur van twee jaar, en dus niet voor de duur een jaar. De minister heeft ambtshalve bezien of [eiseres] direct voorafgaand aan de aanvraag vijf jaar onafgebroken rechtmatig op Sint Maarten heeft verbleven. De minister is terecht tot de conclusie gekomen dat daarvan geen sprake is omdat [eiseres] meerdere verblijfsgaten heeft, zoals het Gerecht ook al vastgesteld in de uitspraak van 9 mei 2022. Het geval van [eiseres] is alleen al daarom niet gelijk aan het geval van [x]. Het Gerecht ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de minister [eiseres] een vtv had moeten verlenen in plaats van een vttv. Het betoog slaagt niet.
5.2.
Ter zitting is besproken dat [eiseres] medio 2024 wel voldoet aan het vereiste van vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf en dat zij reeds thans een aanvraag voor een vtv kan indienen.
5.3.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
5.4.
De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

6.De beslissing

Het Gerecht:
verklaarthet beroep
ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 6 mei 2024.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.