ECLI:NL:OGEAM:2024:48

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202400155 - LAR00006/2024, SXM202400157 - LAR00007/2024, SXM202400159 - LAR00008/2024, SXM202400160 - LAR00009/2024,SXM202400161 - LAR00010/2024
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslagen Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering en Cessantia; beoordeling van werknemersbegrip en premieplicht

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 26 juni 2024 uitspraak gedaan over de aanslagen Ziekteverzekering, Ongevallenverzekering en Cessantia die zijn opgelegd aan eiseres, een apotheek op Sint Maarten. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. E. Jansen, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissingen van het Uitvoeringsorgaan Sociale Ziektekostenverzekering, vertegenwoordigd door mr. M.M. Hofman-Ruigrok, die de bezwaarschriften ongegrond verklaarden. De zaak betreft de premieplicht van twee werknemers, [a] en [b], die volgens eiseres niet op Sint Maarten woonachtig zouden zijn geweest in de jaren 2016 tot en met 2020. Eiseres heeft aangevoerd dat de aanslagen te hoog zijn omdat het loon van deze werknemers ten onrechte is meegenomen in de premieplicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de bewijslast bij eiseres ligt om aan te tonen dat de werknemers niet op Sint Maarten woonden. Eiseres heeft verschillende documenten overgelegd, maar het Gerecht oordeelt dat deze onvoldoende bewijs leveren voor haar stelling. De documenten wijzen weliswaar op een inschrijving op Aruba, maar sluiten niet uit dat de werknemers ook op Sint Maarten hebben gewoond. Het Gerecht komt tot de conclusie dat eiseres niet heeft aangetoond dat de werknemers niet op Sint Maarten woonden en verklaart de beroepen ongegrond.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 26 juni 2024
Zaaknummer: SXM202400155 - LAR00006/2024
SXM202400157 - LAR00007/2024
SXM202400159 - LAR00008/2024
SXM202400160 - LAR00009/2024
SXM202400161 - LAR00010/2024
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
[eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. E. JANSEN,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE ZIEKTEKOSTEN VERZEKERING,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.M. HOFMAN-RUIGROK,

1.Aanduiding bestreden beschikkingen

  • De beschikkingen van verweerder van 16 januari 2024, waarbij de bezwaarschriften van eiseres van 7 juni 2022, aangevuld op 22 juni 2022, gericht tegen verweerders beschikkingen van 20 april 2020 en 22 april 2020 inhoudende de oplegging van aanslagen Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering en de Cessantia voor de premieperiode 2016-2020, ongegrond zijn verklaard.
  • De verminderingsbeschikkingen van 23 januari 2024.

2.Procesverloop

Namens eiseres zijn op 1 februari 2024 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier beroepschriften ingediend ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 7 maart 2024 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 29 mei 2024. Eiseres is verschenen, vertegenwoordigd door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd, bijgestaan door V. Medema (BAB) en R. Zimmerman (ATS). Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd. De zaken zijn gevoegd behandeld.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

Eiseres exploiteert een apotheek op Sint Maarten met verschillende filialen.
Verweerder heeft over de jaren 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 een looncontrole uitgevoerd bij eiseres over de loonsommen voor de Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering. Op basis van het (definitief) controlerapport van 1 februari 2022 heeft verweerder aan eiseres naheffingsaanslagen opgelegd over de jaren 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Op 31 oktober 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Op 16 januari 2024 heeft verweerder de beslissingen op bezwaar genomen, waarna op 23 januari 2024 verminderingsbeschikkingen zijn vastgesteld.

4.Het geschil

Eiseres meent dat de aanslagen tot een te hoog bedrag zijn opgelegd, omdat verweerder ten onrechte in aanmerking heeft genomen het loon van de werknemers [a] en [b]. Deze twee werknemers zouden in de jaren 2016-2020 niet op Sint Maarten woonachtig zijn geweest en daarom ten onrechte in de premieheffing zijn betrokken. Eiseres verzoekt het Gerecht de bestreden beschikkingen te vernietigen en/of deze te corrigeren en te verminderen.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen, omdat eiseres niet heeft aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de betreffende werknemers niet op Sint Maarten woonachtig waren.
Het geschil tussen partijen draait om de vraag of verweerder het loon aan de twee werknemers terecht heeft meegenomen bij de bepaling van de loonsommen en de premieplicht over de premiejaren 2016 tot en met 2020. Voor het antwoord op deze vraag is relevant wie volgens de toepasselijke wettelijke regelingen als werknemer worden aangemerkt.

5.Wettelijk kader

Op grond van artikel 1 van de Landsverordening Ziektekostenverzekering wordt als werkgever aangemerkt: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die hier te lande één of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die hier te lande gevestigd, één of meer werknemers, die eveneens hier te lande gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland.
Op grond van artikel 1 van de Landsverordening Ongevallenverzekering wordt als werkgever aangemerkt: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die hier te lande een of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die, hier te lande gevestigd, een of meer werknemers, die eveneens in Sint Maarten gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland.
Op grond van genoemde artikelen wordt als werknemer aangemerkt: een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht.

6.Beoordeling

6.1
Het Gerecht stelt vast dat de in artikel 1 opgenomen uitzonderingen op het werknemersbegrip zich in dit geval niet voordoen. Daarmee is voor het antwoord op de vraag of verweerder hetgeen aan de twee werknemers is verloond over genoemde jaren terecht heeft betrokken in de premieplicht doorslaggevend of die werknemers in die jaren ‘hier te lande gevestigd’, dat wil zeggen op Sint Maarten woonachtig waren.
6.2
Het Gerecht is van oordeel dat de bewijslast van het al dan niet woonachtig zijn op Sint Maarten van genoemde werknemers bij eiseres - als hun werkgever - berust. Daarbij is van belang dat beide werknemers in genoemde jaren in dienst waren bij eiseres, dat ze zijn opgenomen in de loonadministratie van eiseres, dat aan hen loon is uitbetaald door eiseres, en dat over het loon door eiseres premies zijn ingehouden en afgedragen. Verweerder heeft de aanslagen gebaseerd op de loonadministratie van eiseres en de door haar ingehouden en afgedragen premies. Als onder deze omstandigheden de werkgever opkomt tegen de achteraf opgelegde (verminderings)aanslagen en betoogt dat ten onrechte premies zijn afgedragen voor [a] en [b], omdat zij niet als werknemer kunnen worden aangemerkt vanwege het feit dat zij in de betreffende jaren niet op Sint Maarten hebben gewoond, dan is het aan de werkgever om die stelling te bewijzen dan wel aannemelijk te maken.
6.3
Eiseres meent dit aannemelijk te hebben gemaakt en verwijst daarbij naar een aantal stukken.
Wat betreft mevrouw [a] gaat het om:
- een verklaring van uitschrijving van Aruba van 14 december 2021;
- een ontvangstbevestiging van een verzoek tot inschrijving in de basisadministratie van Curaçao van 17 december 2021;
- een kopie rijbewijs van Aruba (2019-2024);
- een kopie van haar paspoort, afgegeven door de gouverneur van Aruba op 28 maart 2017; en
- een kopie ID-kaart van Aruba (2017-2022).
6.4
Wat betreft de heer [b] gaat het om vergelijkbare stukken, te weten:
- een verklaring van uitschrijving uit het bevolkingsregister van 27 januari 2018, waarbij is aangetekend bij de plaats van bestemming: onbekend;
- een bevestiging van 25 februari 2019 van inschrijving per 1 februari 2019 in het register van de gemeente Amsterdam;
- een kopie van een ID-kaart van Aruba (2017-2022); en
- een kopie van een brief van een notaris van 31 mei 2018, dat een fotokopie overeenkomt met een getoond origineel stuk.
6.5
Eiseres heeft geen toelichting verstrekt bij de overgelegde stukken. Eiseres stelt met die stukken te hebben aangetoond dat [a] en [b] in de jaren 2016 tot en met 2020 niet op Sint Maarten woonachtig waren.
6.6
Het Gerecht volgt de stelling van eiseres niet. Uit deze stukken blijkt dat de beide werknemers op Aruba ingeschreven hebben gestaan en daar op enig moment zijn uitgeschreven. Daarmee is een begin van bewijs geleverd dat zij op Aruba hebben gewoond. Maar die stukken sluiten niet uit dat deze werknemers in genoemde jaren (ook) op Sint Maarten hebben gewoond. Stukken waaruit blijkt dat zij in genoemde jaren het centrum van hun maatschappelijk bestaan op Aruba hadden, ontbreken. Het is aan eiseres om door middel van aanvullend bewijsmateriaal aan te tonen dat deze twee werknemers van 2016 tot en met 2020 op Aruba woonden en dus niet op Sint Maarten. Dat had eiseres bijvoorbeeld kunnen doen door over te leggen bezoekkaarten van huisarts en/of tandarts, op naam gestelde facturen van op Aruba afgenomen elektriciteit en water, facturen van een lokale krant, een lokale sport- of culturele vereniging, apotheek, etc. Met de overgelegde stukken is niet, althans onvoldoende aangetoond dat de werknemers op Aruba woonden, en dus niet op Sint Maarten. Het Gerecht merkt daarbij nog op dat de door eiseres overgelegde documenten slechts ten dele betrekking hebben op de jaren 2016 tot en met 2020, waar de bestreden (verminderings)aanslagen op zien.
6.7
Het Gerecht komt tot de conclusie dat het betoog van eiseres niet slaagt. De beroepen zijn ongegrond.

7.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 26 juni 2024.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.