In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 in Sint Maarten, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 6 maart 2024 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor verschillende ernstige misdrijven, waaronder diefstal met geweld, het voorhanden hebben van vuurwapens, poging tot moord, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf jaren geëist, maar het Gerecht heeft de verdachte integraal vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting op 14 februari 2024 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder slachtoffers en medeverdachten. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, maar het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de slachtoffers waren niet consistent en er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de misdrijven. Het Gerecht heeft ook de vordering tot gevangenneming afgewezen en de onttrekking aan het verkeer van bepaalde in beslag genomen voorwerpen gelast. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte.