In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een ontwikkelaar en twee directeuren, beroep ingesteld tegen een door de Minister van Volkswoning, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten opgelegde bouwstop. De bouwstop werd opgelegd op 11 maart 2025, omdat er ingrijpende werkzaamheden werden uitgevoerd zonder de vereiste aanlegvergunningen. Eisers stelden dat de bouwstop onterecht was, omdat de benodigde vergunningen al waren verleend. De Minister betwistte dit en stelde dat de bouwstop rechtmatig was opgelegd. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 september 2025, waarbij de eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, terwijl de derde-belanghebbenden niet verschenen. Het Gerecht oordeelde dat de bouwstop terecht was opgelegd, omdat er geen aanlegvergunningen waren voor de civiele werken. De eisers hadden geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling, omdat de vergunningen inmiddels waren verleend. Het beroep werd ongegrond verklaard en de bestreden beschikking bleef in stand.