ECLI:NL:OGEAM:2025:124

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
SXM202501154-LAR 169/2025
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking van vergunning voor muziek en entertainment in restaurant/bar

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 10 november 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige voorziening van [verzoekster], die een restaurant/bar exploiteert. Het verzoek was gericht tegen de beslissing van de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Vervoer en Telecommunicatie van Sint Maarten, die op 20 oktober 2025 de toestemming voor muziek, shows, entertainment en dansen had ingetrokken en de sluitingstijd had vastgesteld op middernacht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekking van de vergunning gebrekkig gemotiveerd was en dat niet was komen vast te staan dat er sprake was van overtredingen van de vergunningsvoorwaarden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de uitvoering van de beschikking onevenredig nadeel zou opleveren voor [verzoekster] in verhouding tot het belang van de Minister. De voorzieningenrechter schorste daarom de bestreden beschikking en herstelde de oorspronkelijke vergunningvoorwaarden, inclusief de sluitingstijden, totdat op het beroep is beslist. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van [verzoekster].

Uitspraak

Uitspraakdatum: 10 november 2025
Zaaknummer :SXM202501154-LAR 169/2025
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van:
[verzoekster].,
verzoekster, hierna ook: [verzoekster],
gemachtigde: mr. M.M. HOFMAN-RUIGROK,
tegen
DE MINISTER VAN TOERISME ECONOMISCHE ZAKEN VERVOER EN TELECOMMUNICATIE VAN SINT MAARTEN,
zetelende te Sint Maarten,
verweerder, hierna ook: de Minister,
gemachtigde: mr. R.F. GIBSON jr.,

1.Inleiding

1.1.
In deze zaak beoordeelt het Gerecht het verzoek van [verzoekster] om de uitvoering en werking van de beschikking van de Minister van 20 oktober 2025 met onmiddellijke ingang te schorsen en geschorst te houden en de Minister te gebieden om de intrekking van de toestemming voor music, shows, entertainment en dancing zoals toegewezen in de exploitatie vergunning voorlopig ongedaan te maken en de oorspronkelijke sluitingstijden zoals genoemd in de exploitatie vergunning van 8 februari 2025 voorlopig te herstellen.
1.2.
Na indiening van het verzoekschrift met producties op 24 oktober 2025, heeft [verzoekster] op 3 november 2025 aanvullende producties ingediend. De Minister heeft op 3 november 2025 een verweerschrift met producties ingediend.
1.3.
Het Gerecht heeft het verzoek op 4 november 2025 op de zitting behandeld. Namens [verzoekster] zijn de heer Mario di Palma, statutair directeur, en mevrouw Victoria Mas verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd, die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Namens de Minister zijn verschenen mr. J. Essed, lid van het Kabinet van de Minister, mevrouw Z. Davelaar, Inspectorate head economic control en de heer L. Wilson, Head of Inspectorate of TEATT, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.

2.Beoordeling door het Gerecht

2.1.
Het Gerecht zal in deze zaak alleen op het verzoek om een voorlopige voorziening beslissen en niet op het ingestelde beroep, omdat daarvoor geen toestemming van alle partijen is verkregen en geen sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond beroep.
2.2.
Naar voorlopig oordeel van het Gerecht is de intrekking van toestemming voor muziek, entertainment en dancing en de vaststelling van de sluitingstijd op 12 uur middernacht in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur en levert de uitvoering van de beschikking onevenredig nadeel op voor [verzoekster] in verhouding tot het door onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Hieronder zal de voorzieningenrechter uitleggen hoe hij tot deze conclusie is gekomen aan de hand van de argumenten van [verzoekster].
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
2.3. [
verzoekster] exploiteert een restaurant/bar genaamd ‘[x]’, gelegen aan de [adres] in Cole Bay (hierna: de locatie).
2.4.
Aan [verzoekster] is bij beschikking van 8 februari 2025, gestempeld op 13 februari 2025, een exploitatie vergunning verleend tot het houden van een koffiehuis/restaurant A op de locatie. In de vergunning is tevens toestemming verleend ‘to have music, shows, entertainment performances, and dancing’ (hierna ook wel aangeduid als de toestemming of de artikel 52-toestemming). Aan de toestemming zijn voorwaarden verbonden, waaronder geluidsnormen die voorschrijven dat het maximale geluidsniveau binnen het etablissement niet meer dan 96 decibel (dB) mag bedragen, en dat het geluidsniveau buiten het etablissement niet hoger mag zijn dan 75 dB. Er mag ook geen hinder worden veroorzaakt voor de directe omgeving. Tevens zijn de sluitingstijden vastgesteld op 3:00 a.m. op woensdag, donderdag, vrijdag en zaterdag en op 1:00 a.m. op zondag, maandag en dinsdag.
2.5.
Op 24 april 2025 ontvangt [verzoekster] een e-mailbericht van het Hoofd Inspectie TEATT waarbij aan [verzoekster] wordt medegedeeld dat zij onder ‘enhanced monitoring’ is geplaatst op basis van klachten ter zake van geluidsoverlast en verstoring van de openbare orde. De e-mail vermeldt verder dat ‘To date, inspections conducted by the Inspectorate have not confirmed a breach of the maximum allowable sound level of 75 dBA at the property boundary’.
2.6.
Op 7 mei 2025 ontvangt [verzoekster] een e-mailbericht van het Hoofd Inspectie TEATT met daarbij gevoegd een brief inhoudende een ‘formal warning’ in verband met overtredingen van de vergunningsvoorwaarden. De brief vermeldt dat bij een controle op 30 april 2025 een geluidsniveau van 81.5 dBA is geregistreerd bij de ingang van de locatie. Bij een tweede controle op 2 mei 2025 zijn geen overtredingen geregistreerd, aldus de brief. [verzoekster] heeft beroep ingesteld tegen de waarschuwing. Dit beroep is thans nog aanhangig bij het Gerecht.
2.7.
Bij brief van 3 september 2025 heeft het Hoofd Inspectie TEATT naar aanleiding van een verrichte geluidsinspectie op 23 en 24 augustus 2025 – voor zover van belang – het volgende aan [verzoekster] bericht:
During monitoring [on the night of Augustus 23, 2025 into the early hours of August 24, 2025] noise measurements were taken at nearby residential and commercial properties. The results are summarized below:
Location Max dbA Max dBC
Nearby residential property – bedroom 73 81Nearby residential property – porch 78 85Nearby commercial property – waterside left 71 82Nearby commercial property – waterside middle 71 82
-
The above findings are documented as part of the Inspectorate’s monitoring log.
-
This communication is issued for transparency purposes only. It is not a sanction, not a warning and does not alter the contents or consequences of the formal warning dated May 7, 2025.
- This notification is not intended as an enforcement measure and will not prejudice the outcome of ongoing proceedings.
We emphasize again that this notification is strictly informational and does not in itself have any legal effect on your permit or the ongoing proceedings before the Court.
2.8
Bij beschikking van 20 oktober 2025 heeft de Minister de toestemming voor ‘music, entertainment performances and dancing’ ingetrokken en de dagelijkse sluitingstijd vastgesteld op 12 uur middernacht.
Is het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvankelijk?
2.9.
De bestreden beschikking is op 20 oktober 2025 opgelegd. Daartegen is binnen zes weken, namelijk op 24 oktober 2025, beroep ingesteld. Gelijktijdig is het verzoek tot een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is ontvankelijk.
Wat heeft de Minister aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd?
2.10.
In de bestreden beschikking heeft de Minister de verleende toestemming ingetrokken wegens: de herhaalde schendingen van de voorwaarden die zijn vastgelegd in de vergunning van 8 februari 2025, waaronder het overschrijden van de maximale geluidslimiet van 75 dB en de toegestane sluitingstijd, de herhaalde klachten van omwonenden en het bedrijfsleven over geluidsoverlast en voortdurende verstoring van de openbare orde en rust, het geven van meerdere waarschuwingen gedurende een langere periode met betrekking tot de bovengenoemde overtredingen en het advies van de KPSM gegeven aan en ondersteund door de Minister van Justitie.
Wat zijn de verschillende standpunten?
2.11. [
verzoekster] voert aan dat er spoedeisend belang is bij het verzoek, omdat 85% van haar inkomen wordt verdiend tussen 12:00-3:00am. De bestreden beschikking heeft voor [verzoekster] verregaande en onomkeerbare gevolgen. Zou de bestreden beschikking in stand blijven, dan levert dat een enorme schadepost op, niet alleen financiële schade zoals gederfde inkomsten/compensaties en vergoedingen aan de artiesten, DJ’s en visiting chef koks, maar ook schade aan reputatie en goede naam. Verder voert [verzoekster] aan dat de Minister de gestelde vele klachten niet heeft aangetoond. Het is niet bekend van wie deze klachten afkomstig zijn. Vervolgens wordt door de Inspectie aangegeven dat de notification puur om informatieve redenen is verstuurd en geen effect heeft op de vergunning, maar blijkbaar wordt het wel gebruikt om de intrekking te motiveren. [verzoekster] betwist de gestelde bevindingen van de Inspectie op 2 mei 2025. Daarbij verwijst zij naar de correspondentie naar aanleiding van de waarschuwing en een geluidsopname waarin een inspecteur bevestigt dat er geen overtreding van de geluidsnorm is. [verzoekster] voert verder aan dat tegen de waarschuwing beroep is ingesteld en dat deze dus niet ten grondslag kan worden gelegd aan het bestreden besluit. Verder is het bestreden besluit niet in overeenstemming met het sanctiebeleid zoals neergelegd in de Residential Economic Policy (REP). Tot slot doet [verzoekster] een beroep op het gelijkheidsbeginsel door aan te voeren dat [verzoekster] wekelijks controles en inspecties krijgt en andere bedrijven die zich in het uitgaansgebied van Simpson Bay bevinden niet.
2.12.
De Minister brengt in de eerste plaats naar voren dat de vergunning is verleend voor het houden van een koffiehuis/restaurant A. Deze vergunning is in stand gebleven. Slechts de toestemming voor muziek, entertainment en dancing en de daaraan gekoppelde latere sluitingstijd, is ingetrokken. De Minister betwist in de eerste plaats het spoedeisend belang van [verzoekster]. Het gaat om financieel nadeel dat niet onomkeerbaar is. Verder is het bestreden besluit niet kennelijk onredelijk. Op basis van de klachten, constateringen van de Inspectie, eerdere waarschuwingen en een advies van KPSM is besloten de toestemming in te trekken. Dit levert een voldoende feitelijke basis op voor de intrekking van de toestemming.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt wegens gebrek aan vergelijkbare gevallen. Het is enkel deze locatie waar telkens klachten over binnen komen. De handhaving is zorgvuldig verlopen. De meetapparatuur is gekalibreerd en de metingen tonen een consistent patroon van overschrijdingen. Er is een waarschuwing gegeven en er is hoor- en wederhoor toegepast. De bestreden beschikking tot intrekking van de toestemming en wijziging van de sluitingstijd is gebaseerd op de Vergunningslandsverordening, de Algemene Politiekeur voor Sint Maarten en de Residential Economic Policy (REP), waaruit volgt dat na constatering van overschrijding van vergunningsvoorwaarden een intrekking volgt. De intrekking van de ‘artikel 52-toestemming’ is de minst ingrijpende effectieve maatregel om nachtelijke piekbelasting en geluidsoverschrijding tegen te gaan. De maatregel is minder ingrijpend dan algehele sluiting van de locatie. De maatregel is dus proportioneel en evenredig. De inbreuk op de bedrijfsvoering is beperkt, terwijl het publieke belang bij nachtrust en veiligheid blijvend en zwaarwegend is. Het belang van handhaving weegt dan ook zwaarder dat het niet onderbouwde financiële belang van [verzoekster], aldus nog steeds de Minister.
Wat vindt het Gerecht?
2.13.
De relevante artikelen zijn als bijlage aan deze beslissing gehecht.
2.14.
De voorzieningenrechter neemt een spoedeisend belang van [verzoekster] bij de verzochte voorzieningen aan. Op grond van de overlegde stukken is voldoende aannemelijk dat een belangrijk deel van de exploitatie van [verzoekster] bestaat uit evenementen die als gevolg van de intrekking van de artikel 52-toestemming niet door zullen kunnen gaan. Het moeten afzeggen van deze evenementen gaat niet alleen gepaard met forse financiële schade voor [verzoekster], maar levert ook aanzienlijke reputatieschade op voor [verzoekster] richting leveranciers, DJ’s, gasten die een boeking hebben staan en werknemers. Het spoedeisend belang van [verzoekster] bij een inhoudelijke toetsing van de beschikking van de Minister is daarmee gegeven.
2.15.
In geschil is de vraag of de Minister het besluit om de artikel 52-toestemming in te trekken en de sluitingstijd vast te stellen op middernacht, voorlopig oordelend, in redelijkheid heeft kunnen nemen en of de besluitvorming in overeenstemming met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft plaatsgevonden.
2.16.
De Minister motiveert de intrekking in het bestreden besluit met herhaalde overtredingen van de geluidsnorm en de sluitingstijden. Verder wordt melding gemaakt van herhaalde klachten, meerdere waarschuwingen en een advies van de politie.
2.17.
De voorzieningenrechter overweegt, voorlopig oordelend, dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van overtreding van de sluitingstijden. In het bestreden besluit is dit niet geconcretiseerd en uit de onderliggende stukken en correspondentie blijkt dit niet. De intrekking kan dus niet (mede) hierop steunen.
2.18.
Verder is sinds de afgifte van de vergunning in februari 2025 sprake geweest van één formele waarschuwing (d.d. 7 mei 2025) en niet van meerdere waarschuwingen, zoals het bestreden besluit vermeldt. De voorzieningenrechter volgt daarbij niet het betoog van de Minister dat de hele voorgeschiedenis met [verzoekster] meegewogen moet worden. Partijen hebben juist, na alle gedoe in het verleden, met elkaar om tafel gezeten en uiteindelijk is een vergunning met de artikel 52-toestemming verleend. Het is bij de beoordeling of [verzoekster] aan de voorwaarden van die vergunning voldoet onjuist om daarbij gebeurtenissen te betrekken die hebben plaatsgevonden vóór het verlenen van de vergunning. Verder geldt met betrekking tot de waarschuwing van 7 mei 2025 dat tussen partijen is komen vast te staan dat ten onrechte staat vermeld dat op 30 april 2025 een overtreding is geconstateerd. Volgens de Minister zou de werkelijke overtreding op 2 mei 2025 hebben plaatsgevonden. Dit is dan weer in strijd met de inhoud van de waarschuwingsbrief, waarin juist expliciet staat dat op 2 mei 2025 géén overtredingen zijn vastgesteld, en wat bevestiging vindt in de geluidsopname van 2 mei 2025 waarin een inspecteur aangeeft dat er op dat moment geen overschrijding van de grens van 75 dB is geconstateerd. Dit doet al met al twijfel rijzen over de houdbaarheid van de waarschuwingsbrief van 7 mei 2025.
2.19.
Ten aanzien van de klachten overweegt het Gerecht dat de aard, omvang en frequentie van de klachten van omwonenden niet zijn toegelicht in het bestreden besluit, zodat [verzoekster] zich daartegen niet teweer heeft kunnen stellen. Pas de dag voor de zitting is een overzicht ingediend (prod 1 van de Minister) van meldingen. Ter zitting is toegelicht dat het 4 á 5 individuele klagers betreft, waarvan er 2 á 3 aanhoudend klagen. De voorzieningenrechter overweegt, voorlopig oordelend, dat het ervaren van overlast door enkele buurtbewoners nog niet betekent dat [verzoekster] de vergunningsvoorwaarden overtreedt. Bedacht moet worden dat de locatie gelegen is in een zogenaamd ‘mixed area’, waar zowel residentiele als commerciële activiteiten plaatsvinden en waar op grond van het REP activiteiten vergund kunnen worden tot een geluidsniveau van 75-80 dB(A) als er toestemming is voor achtergrondmuziek en een geluidsniveau tot 95-110 dB(A) als er toestemming is voor dans- en live muziek optredens. Dit betreft voor een ieder kenbaar beleid uit 2009, waarmee residentiele bewoners dus rekening hadden kunnen houden bij hun keuze in dit gebied te gaan wonen. Het is dus goed mogelijk dat overlast wordt ervaren en dat geklaagd wordt, terwijl wordt gehandeld binnen de grenzen van de vergunning. Er zijn bijvoorbeeld klachten ingekomen in april 2025, terwijl bij de inspecties in april 2025 geen overschrijdingen van de geluidsnorm van 75 dB zijn vastgesteld (zie prod 5a bij productie 1 zijdens [verzoekster]). De meldingen zijn, anders dan als aanleiding voor het uitvoeren van controles, onvoldoende om daarop vaststelling van overtredingen te baseren.
2.20.
Ten aanzien van de gestelde overtredingen van de geluidsnorm heeft te gelden dat deze in het bestreden besluit zelf niet concreet zijn gemaakt, terwijl daarover in de voorliggende maanden juist veel discussie is geweest. Over de overtredingen die in de waarschuwingsbrief zijn genoemd is hiervoor al het nodige gezegd (r.o. 2.18). Volgens de ‘notificatie’ van 3 september 2025 is in de nacht van 23 op 24 augustus 2025 overtreding van de geluidsnorm geconstateerd. Het gaat daarbij om één overtreding van 78 dB(A) en vier metingen boven de 80 dBC (een filter voor lage tonen). Ten aanzien van die laatste metingen is de vraag of dit overtreding van de vergunningsvoorwaarden betreft, omdat de vergunning, de REP en de verdere documentatie louter reppen over dB of dB(A). Op dit moment vindt de voorzieningenrechter dat onvoldoende uitgekristalliseerd om tot overtreding van de vergunningsvoorwaarden te concluderen. Naast de geconstateerde overtreding van 78 dB(A) in de nacht van 23 op 24 augustus 2025 is er in de nacht van 6 op 7 september 2025 overtreding van de geluidsnormen geconstateerd in een naastgelegen commercieel gebouw.
2.21.
Ten aanzien van het advies van de politie overweegt de voorzieningenrechter dat dit zo algemeen en weinig concreet is, dat daaraan geen zelfstandige betekenis toe komt.
2.22.
De voorzieningenrechter constateert dat in de periode van februari 2025 tot het bestreden besluit van 20 oktober 2025 enkele overtredingen van de geluidsnorm zijn vastgesteld. Het had op de weg van de Minister gelegen om met toepassing van de sanctiestructuur als neergelegd in de REP minstens twee schriftelijke waarschuwingen aan [verzoekster] te geven en vervolgens over te gaan tot tijdelijke sluiting of tijdelijke intrekking van de artikel 52-toestemming. Het na één schriftelijke waarschuwing, waarvan de houdbaarheid twijfelachtig is zoals overwogen in r.o. 2.18, overgaan tot volledige intrekking van de artikel 52-toestemming, is niet in lijn met de REP en onevenredig gezien de grote gevolgen die dit heeft voor [verzoekster], die haar bedrijfsvoering immers grotendeels heeft ingericht op het organiseren van evenementen waarvoor de artikel 52-toestemming nodig is.
2.23.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd en dat de Minister in redelijkheid niet tot dit besluit had kunnen komen. Bij afweging van de wederzijds betrokken belangen weegt het algemeen belang van handhavend optreden tegen overtreding van vergunningsvoorschriften, mede in aanmerking genomen het voorlopige oordeel dat het bestreden besluit de toets der kritiek niet kan doorstaan, niet op tegen het belang van [verzoekster] om haar huidige bedrijfsvoering te kunnen voortzetten. Uitvoering van de beschikking brengt voor [verzoekster] aldus een onevenredig nadeel met zich mee in verhouding tot het door onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang.
2.24.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat [verzoekster] zich de komende maanden gewoon aan de vergunningsvoorwaarden moet houden en dus de grens van 75 d(B), gemeten net buiten de perceelsgrens, niet mag overschrijden. Voor de stelling van [verzoekster] dat de geluidsmetingen alleen aan de voorzijde en op de begane grond uitgevoerd moeten worden, ziet de voorzieningenrechter vooralsnog onvoldoende onderbouwing. [verzoekster] zal er dus voor moeten zorgen dat het geluidsniveau ook op de eerste en hogere verdiepingen van de naastgelegen residentiele en commerciële panden de norm niet overschrijdt.
Conclusie en gevolgen
2.25.
Gelet op het voorgaande schorst de voorzieningenrechter bij wege van voorlopige voorziening de bestreden beschikking. Dit betekent dat [verzoekster] per direct de artikel 52-toestemming weer heeft voor ‘music, shows, entertainment performances, and dancing’ zoals verleend in de exploitatie vergunning LIC17675 en dat de daarin opgenomen sluitingstijden weer gelden, totdat op het beroep is beslist. Voor het opleggen van dwangsommen bestaat geen aanleiding.
2.26.
Er is aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken. Met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht worden de proceskosten bepaald op Cg 1.400,-- zijnde 1 punt van Cg 700,-- voor het verzoekschrift en 1 punt van Cg 700,-- voor de mondelinge behandeling.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
  • schorst de bestreden beschikking van 20 oktober 2025 totdat op het beroep daartegen is beslist;
  • veroordeelt de Minister in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op Cg 1.400,00;
  • wijst het meer of anders verzochte af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Drenth, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 10 november 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
BIJALGE 1
Landsverordening houdende regelen betreffende de handel in dranken en spijzen alsmede het verschaffen van huisvesting met bediening tegen vergoeding
Artikel 31
De vergunning kan worden ingetrokken:
(…)
2. indien de houder zich bij herhaling aan overtreding van de bepalingen van deze landsverordening heeft schuldig gemaakt;
(…)
Artikel 32
1.De vergunning wordt ingetrokken:
a. indien het belang van de openbare orde, goede zeden of de publieke rust zulks vergt;
Artikel 33
1.Alvorens een vergunning te verlenen, te weigeren of in te trekken, wint de minister schriftelijk advies in van de Minister van Justitie.
Artikel 47 SLUITINGSTIJD
(…)
2.Een lokaliteit waarvoor een hotel-, koffiehuis-, bierhuis-, logement-, restaurant- of ijshuisvergunning is verleend, moet gesloten zijn van middernacht tot zonsopgang.
Artikel 52
Het is de houder verboden in een voor het publiek toegankelijke lokaliteit, zonder schriftelijke toestemming van de minister, de Minister van Justitie gehoord, muziek, vertoningen of andere verrichtingen ten vermake van het publiek te maken, te geven of toe te laten, of gelegenheid tot dansen te geven of dansen toe te laten.
Algemene Politiekeur
Artikel 40
Het is verboden een danspartij, tot het houden waarvan ingevolge deze keur een vergunning nodig is, na ’s nachts 03:00 uur te laten voortduren of na bedoeld uur daaraan deel te nemen.
Residential Economic Policy
VIII. Penalty Structure
The following actions and penalties will be imposed on offenders:
Scenario 1: if the establishment have the required documentation the following will apply.
1st and 2nd violation: written warnings
3rd violation: closure for 1 week
4th violation: closure for 1 month
5th violation: closure for 3 months
6th violation: revocation of the license (depending on the type of violation per different ordinance)