ECLI:NL:OGEAM:2025:26

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
SXM202401239
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over borgsom en vergoeding voor water en elektriciteit

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gaat het om een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over een huur- en verhuurovereenkomst. Eiseres heeft een woning gehuurd van gedaagde en heeft bij aanvang van de huurovereenkomst een borgsom van $600,- betaald. Na afloop van de huurovereenkomst heeft eiseres haar borgsom teruggevraagd, maar gedaagde weigert dit te doen, omdat zij meent dat de borgsom ook kan worden gebruikt voor openstaande vorderingen, zoals kosten voor water en elektriciteit. Het Gerecht heeft op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het Gerecht oordeelt dat gedaagde gelijk heeft in de zin dat de borgsom kan worden verrekend met openstaande kosten, maar dat de eindafrekening te lang op zich heeft laten wachten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiseres nog niet alle kosten voor water en elektriciteit had betaald en dat gedaagde op 22 juli 2024 een bedrag van $322,- aan eiseres heeft terugbetaald. Het Gerecht heeft de vordering van eiseres afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202401239
Vonnis van 27 mei 2025
In de zaak van
[EISERES],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres,
gedaagde in het verzet
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde,
eiseres in het verzet
Partijen zullen hierna [gedaagde] en [eiseres] worden genoemd.
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om een overeenkomst van huur en verhuur, waarbij partijen van mening verschillen over de vergoeding voor water en elektriciteit. Direct na afloop van de huurovereenkomst heeft eiseres haar borgsom teruggevraagd. Gedaagde meent echter dat die ook gebruikt mag worden voor openstaande vorderingen zoals voor water en elektriciteit.
Het Gerecht geeft gedaagde daarin gelijk, maar is ook van oordeel dat de eindafrekening te lang op zich heeft laten wachten.
The case in brief
This case involves a lease and rental agreement in which the parties differ over the fee for water and electricity. Immediately after the expiration of the lease, the plaintiff reclaimed her deposit. However, the defendant believes that it may also be used for outstanding claims such as for water and electricity.
The Court agrees with the defendant in this, but also considers that the final bill was too long overdue.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift van [eiseres], met bijlagen, op 7 juni 2024 ter griffie ingediend;
  • de oproep van 29 juni 2024 om te verschijnen op 3 september 2024;
  • het bevel tot betaling van 1 oktober 2024;
  • het verzetschrift van [gedaagde], met bijlagen, op 24 oktober 2024 ter griffie ingediend;
  • het comparitievonnis van 26 november 2024;
  • het emailbericht van 12 mei 2025, waarin twee onderwerpen zijn aangekondigd, die op de zitting aan de orde zullen komen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 15 mei 2025 plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen de vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
eiseres] heeft een periode een woning van [gedaagde] gehuurd. Aan het begin van de huurovereenkomst heeft zij een borgsom betaald van $ 600,-.
2.2.
Behalve de huur, moest [eiseres] ook de kosten van water en elektriciteit betalen. Daarvoor waren de meterstanden en de facturen van GEBE bepalend. De facturen werden aan verhuurster [gedaagde] gestuurd.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van $ 600,-, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. [
eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Zij heeft alle verschuldigde kosten voor huur en energie (GEBE) betaald en wil daarom haar borgsom terug. [gedaagde] weigert dat te doen.
3.3. [
gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat de borgsom pas kon worden verrekend, nadat de factuur van GEBE voor de laatste huurmaand (april 2024) zou zijn ontvangen en deze door [gedaagde] zou zijn betaald. [eiseres] heeft uiteindelijk een bedrag van $ 278,- te weinig betaald. Het verschil van $ 322,- met de borgsom heeft zij op 22 juli 2024 aan [eiseres] betaald.

4.De beoordeling

4.1.
Het betreft een overeenkomst van huur en verhuur. Dit geschil gaat niet over de betaling van de huur, maar uitsluitend over de vergoeding voor water en elektriciteit.
4.2.
Uit de huurovereenkomst en wat partijen daarover ter zitting hebben verklaard blijkt het volgende. [gedaagde] nam maandelijks zelf de meterstanden op. Zij berekende dan wat GEBE haar in rekening zou brengen en gaf dat bedrag door aan [eiseres]. Tot en met de maand december 2023 leverde dat geen probleem op. Er was tot dat moment één meter voor twee appartementen en [gedaagde] berekende 50% aan [eiseres] door. Vanaf december 2023 was er een aparte meter voor elk appartement.
4.3.
In 2024 zijn verschillende betalingen door [eiseres] rechtstreeks aan GEBE gedaan. Ter zitting verklaarde [eiseres] dat zij dat had gedaan, omdat ze de opgave door [gedaagde] niet vertrouwde. GEBE zou haar hebben geadviseerd om niet alles te betalen, omdat ze anders aan het eind van de huurperiode haar borgsom niet terug zou krijgen.
4.4.
Ook door [gedaagde] zijn betalingen aan GEBE gedaan.
4.5.
De huurovereenkomst is geëindigd op 30 april 2024. [eiseres] heeft op 1 mei 2024 haar borgsom van $ 600,- teruggevraagd. [gedaagde] heeft daarop geantwoord dat [eiseres] nog de GEBE-facturen tot en met 30 april 2024 zou moeten betalen en dat die facturen er nog niet waren.
4.6.
Een borgsom is niet alleen bedoeld om zekerheid te hebben voor de betaling van de huur. Zo’n “deposit” strekt er ook toe dat een verhuurder enige zekerheid heeft voor herstelwerkzaamheden aan de woning, die voor rekening van de huurder komen. Dat speelt hier niet.
Een borgsom kan ook gelden voor de verrekening van andere kosten, zoals die voor elektriciteit en water. Dat speelt hier wel.
De huurovereenkomst bevat geen bepaling binnen welke termijn de borgsom terugbetaald moet worden. Daarom moet worden uitgegaan van een redelijke termijn. [eiseres] heeft de borgsom al op 1 mei 2024 teruggevraagd. Dat is te snel.
[gedaagde] heeft op 15 mei 2024 bij GEBE de op dat moment openstaande rekening voor de periode tot en met 25 maart 2024 betaald. Op dat moment had zij met [eiseres] kunnen afrekenen. Zij had immers zelf berekend hoeveel er voor de maand april nog verschuldigd zou worden. [gedaagde] heeft de borgsom echter niet terugbetaald, na aftrek van wat zij aan GEBE zou moeten betalen; dat is niet juist.
4.7.
Aan de andere kant staat vast dat [eiseres] nog niet de kosten van GEBE voor de maand april 2024 had betaald. Zij wist dus dat er nog een afrekening zou komen en daarmee dat ze geen recht had op de volledige borgsom van $ 600,-.
4.8. [
gedaagde] heeft in deze procedure diverse stukken in het geding gebracht: foto’s van de meterstanden, een berekening van de door [eiseres] verbruikte energie en water. De vier facturen over 2024. Daarnaast kwitanties van haar betalingen aan GEBE, met de bijbehorende factuurnummers. Door een en ander heeft [gedaagde] voldoende onderbouwd dat [eiseres] uiteindelijk nog $ 278,- aan [gedaagde] verschuldigd was. [gedaagde] heeft op 22 juli 2024 een bedrag van $ 322,- aan [eiseres] betaald.
4.9.
Naar het oordeel is de verrekening terecht ([eiseres] had dus geen recht op $ 600,-), maar te laat ([gedaagde] had eerder moeten verrekenen). Er hoeft dus geen borgsom meer betaald te worden, zoals [eiseres] vordert. In het voorgaande ziet het Gerecht aanleiding om te bepalen dat ieder de eigen kosten van deze procedure moet dragen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
vernietigt het bevel van betaling van 1 oktober 2024;
en, opnieuw rechtdoende
5.2.
bepaalt dat door de betaling van $ 322,- op 22 juli 2024 [gedaagde] heeft voldaan aan haar verplichtingen;
5.3.
wijst de vordering af;
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.