In deze zaak heeft [eiser] een perceel met gebouwen gehuurd van het Land Sint Maarten van 1 februari 2020 tot en met 31 januari 2025. [eiser] stelt dat hij het perceel nooit heeft kunnen gebruiken omdat de vorige huurder niet was vertrokken. Hij eist dat het Land de vorige huurder verwijdert en een nieuwe huurovereenkomst voor vijf jaar met hem sluit. Het Land betwist deze eisen en stelt dat de huurovereenkomst is geëindigd, waardoor [eiser] geen recht heeft op een nieuwe overeenkomst of verwijdering van de vorige huurder.
Het Gerecht wijst de eisen van [eiser] af. De huurovereenkomst is geëindigd en [eiser] heeft geen recht op het gebruik van het perceel. Het Gerecht oordeelt dat het Land niet verplicht is om een nieuwe huurovereenkomst te sluiten, omdat er geen juridische basis is om van de contractsvrijheid af te wijken. Ook de eis om de vorige huurder te verwijderen wordt afgewezen, omdat [eiser] geen aanspraak meer kan maken op het gebruik van het perceel.
Daarnaast heeft [eiser] aanvankelijk een schadevergoeding van NAf 49.400,- geëist, maar deze eis is niet voldoende onderbouwd. Het Gerecht concludeert dat [eiser] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn schade en dat hij ook geen huur heeft betaald, waardoor zijn claim voor schadevergoeding niet kan worden toegewezen. [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van het Land tot vandaag zijn vastgesteld op Cg 3.125,-.