ECLI:NL:OGEAM:2025:35

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
SXM202500559-KG 52/2025
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing blokkade riolering in kort geding tussen huurder en gedaagde

In deze zaak heeft eiser, wonende in Sint Maarten, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die de riolering blokkeert van de woning die onder die van eiser ligt. Eiser heeft op 23 mei 2025 een verzoekschrift ingediend, waarna op 3 juni 2025 de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Gedaagde is niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping, en er is verstek verleend. Eiser vordert onder andere dat gedaagde de blokkade van de riolering binnen 7 dagen na betekening van het vonnis opheft en dat hij een dwangsom verbeurt van USD 1.000,- per dag bij niet-nakoming, met een maximum van USD 100.000,-. Eiser stelt dat gedaagde zonder rechtsgrond in de woning verblijft en dat zijn handelen ernstige hinder en gezondheidsrisico's voor eiser met zich meebrengt. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser voldoende heeft aangetoond dat hij gebruik mag maken van de riolering en dat er sprake is van een spoedeisend belang. De vordering van eiser wordt toegewezen, met uitzondering van het onderdeel dat gedaagde verplicht zou moeten worden om zijn verblijfstitel bekend te maken, waarvoor onvoldoende grondslag is gesteld. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser tot op heden zijn begroot op Cg 1.699,50. Het vonnis is uitgesproken door mr. L.J. Saarloos, rechter, op 3 juni 2025.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202500559-KG 52/2025
Vonnis in kort geding van 3 juni 2025
inzake
[eiser] ,
wonende in Sint Maarten,
eiser,
gemachtigde: mr. S.D.M. Roseburg,
tegen
[gedaagde],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
eiser] heeft op 23 mei 2025 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 3 juni 2025 de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. [gedaagde] is hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen hem is daarom verstek verleend. [eiser] persisteert in het door hem gestelde en gevorderde. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekening gehouden.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Eiser is op 5 februari 2008 een huurovereenkomst aangegaan met wijlen de heer [naam] met betrekking tot een perceel gelegen aan de [adres], Sint Maarten. Daarbij is overeengekomen dat eiser gebruik zou mogen maken van de bestaande riolering van [naam], aangezien er geen andere aansluitmogelijkheden beschikbaar waren op of nabij het gehuurde perceel.
2.2. [
naam] is op enig moment overleden en daarna heeft gedaagde zijn intrek genomen in de betreffende woning, die onder die van eiser ligt. Eiser heeft na het overlijden van [naam] geen nieuwe (huur- of gebruiks)overeenkomst gesloten.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert de Voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat gedaagde binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de blokkade van de riolering, gelegen aan de [adres], Sint Maarten, volledig op te heffen en verwijderd te houden;
II. te bepalen dat gedaagde een dwangsom verbeurt van USD 1000,- per dag dat gedaagde in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen aan eiser, met een maximum van USD 100.000,-;
III. te bepalen dat gedaagde binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de juridische grondslag van zijn verblijf in de woning gelegen aan de [adres], Sint Maarten, alsmede zijn eventuele bevoegdheid om voorzieningen in en rondom het perceel aan te passen of te beheren, schriftelijk en onderbouwd aan eiser en de Voorzieningenrechter dient kenbaar te maken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van USD 500,- per dag dat hij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van USD 25.000,-;
IV. gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris gemachtigde, explootkosten, griffierechten en eventuele nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente na betekening van het vonnis.
3.2.
Gedaagde verblijft zonder een duidelijke grondslag in de woning. Hij handelt alsof hij over beheerrechten van het pand beschikt, bijvoorbeeld door de riolering af te sluiten. Dit roept vragen op over de rechtmatigheid van zijn verblijf en zijn bevoegdheid om dergelijke handelingen uit te voeren.
Gedaagde heeft zonder enige rechtsgrond de riolering geblokkeerd, waardoor eiser ernstig wordt belemmerd in het normale gebruik van zijn woning.
3.3.
Gedaagde is bij deurwaardersexploot van 14 februari 2025 gesommeerd de blokkade op te heffen en heeft per e-mail van 20 februari 2025 toegezegd na 7 mei 2025 inhoudelijk te reageren, maar dit is tot op heden uitgebleven.
3.4.
Door de blokkade ondervindt eiser ernstige hinder in zijn woon- en leefsituatie, hetgeen urgente gezondheidsrisico’s oplevert. Dit levert een onrechtmatige daad op, die aan gedaagde moet worden toegerekend.
3.5.
Er is sprake van spoedeisend belang, omdat het voortbestaan van de blokkade ernstige en voortdurende overlast en gezondheidsgevaar oplevert.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1. [
eiser] heeft voldoende onderbouwd dat hij gebruik mag maken van de riolering van de woning onder die van zichzelf. Ook voldoende is onderbouwd dat die riolering op dit moment wordt geblokkeerd. Daarmee staat het spoedeisend belang vast en kan [eiser] in zijn vordering op dit onderdeel worden ontvangen.
4.2.
Dat geldt niet voor het onder III. gevorderde. Er is onvoldoende grondslag gesteld om [gedaagde] te verplichten aan [eiser] als huurder van de bovengelegen woning zijn verblijfstitel bekend te maken, al helemaal niet in kort geding. Dat geldt bovendien temeer, nu [eiser] op dit moment geen huur meer betaald, omdat niet duidelijk is of er erfgenamen van [naam] zijn.
Inhoudelijk
4.3.
De vordering komt voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
4.4. [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
explootkosten Cg 249,50
griffierecht Cg 450,00
salaris gemachtigde
Cg 1.000,00+
totaal: Cg 1.699,50

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de blokkade van de riolering, gelegen aan de [adres], Sint Maarten, volledig op te heffen en verwijderd te houden;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] aan [eiser] een dwangsom zal verbeuren van USD 1.000,- per dag dat hij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van USD 100.000,-;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op Cg 1.699,50, alsmede in de nakosten, begroot op een bedrag van Cg 250,00 zonder betekening en Cg 400,00 met betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, rechter, bijgestaan door J.F.M. Becker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.