In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 17 juli 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van een vreemdeling, geboren in Haïti, die zonder geldige verblijfsvergunning in Sint Maarten verbleef. De vreemdeling was op 8 augustus 2023 het eiland binnengekomen met een tijdelijk visum, maar had zich niet gemeld bij de autoriteiten voor een verblijfsvergunning. Op 8 juli 2025 werd hij tijdens een routinecontrole door immigratieambtenaren staande gehouden en vervolgens in vreemdelingenbewaring geplaatst. De vreemdeling verzocht om schorsing van de inbewaringstelling en de verwijderingsbeschikking, stellende dat de staandehouding onrechtmatig was en gebaseerd op etnische profilering. Het Gerecht oordeelde dat de staandehouding rechtmatig was, aangezien de vreemdeling geen verblijfsdocumenten kon tonen en er geen aanwijzingen waren voor etnische profilering. Het Gerecht concludeerde dat de maatregel van bewaring en de verwijderingsbeschikking rechtmatig waren, en dat er geen grond was voor schorsing van deze besluiten. De vreemdeling had geen verzoek om internationale bescherming ingediend en er was geen zicht op legalisering van zijn verblijf.