ECLI:NL:OGEAM:2025:76

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
SXM202500014
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot eigendomsoverdracht van een perceel in een nalatenschap en de verplichting tot rekening en verantwoording door de executeur

In deze zaak vordert eiser [X] de eigendom van een perceel dat in een nalatenschap valt, op basis van een overeenkomst met de overgrootouders van gedaagde [Y] of op grond van verjaring door onafgebroken bezit. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan. De vorderingen van [X] worden afgewezen, omdat zijn nakomingsvordering op basis van de overeenkomst is verjaard en hij niet als bezitter, maar als houder van het perceel wordt aangemerkt. De tegenvordering van [Y] tot het afleggen van rekening en verantwoording door [X] als executeur wordt toegewezen. Het Gerecht oordeelt dat de vorderingen van [X] op basis van de overeenkomst zijn verjaard, aangezien deze vordering in 2002 opeisbaar was en [X] in de daaropvolgende vijf jaar geen actie heeft ondernomen. Ook de vordering op basis van verjaring wordt afgewezen, omdat [X] nooit als bezitter van het perceel heeft gehandeld. De vorderingen van [Y] worden grotendeels afgewezen, maar [X] wordt wel verplicht om rekening en verantwoording af te leggen over zijn beheer van de nalatenschap. De proceskosten worden aan de zijde van [Y] toegewezen, terwijl de kosten in reconventie worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202500014
Vonnis van 19 augustus 2025
in de zaak van
[naam X],
wonend in Sint Maarten,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. R.E. Duncan,
tegen
[naam Y],
wonend in Sint Maarten,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. N.C. de la Rosa.
De partijen worden hierna ‘[X]’ en ‘[Y]’ genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met producties, dat op 8 januari 2025 is ingediend;
  • de conclusie van antwoord met een eis in reconventie, met producties;
  • het antwoord in reconventie met producties;
  • de pleading notes van [Y].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juni 2025.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1. [
overgrootvader] en [overgrootmoeder] waren eigenaar van een perceel, dat is omschreven in meetbrief [….]/[..]. Zij zijn inmiddels beiden overleden. Hun achterkleinzoon [Y] is hun enige erfgenaam en [X] is de executeur van de nalatenschap van [moeder van Y].
2.2. [
X] stelt dat [overgrootvader] en [moeder van Y] het perceel in 1988 aan hem hebben
verkocht en dat hij het sindsdien ook bezit. Volgens [X] is hij met [overgrootvader] en [overgrootmoeder] overeengekomen dat het perceel na hun dood aan hem zou worden
overgedragen. Hij eist dat het Gerecht voor recht verklaart dat hij eigenaar is van het perceel, op basis van de overeenkomst of door verjaring. Hij vraagt het Gerecht om [Y] te veroordelen om mee te werken aan het passeren van notariële akte, of te bepalen dat het vonnis dezelfde kracht heeft als de benodigde akte.
2.3. [
Y] is het niet eens met de eis. Hij betwist dat [X] een
koopovereenkomst heeft gesloten met zijn overgrootouders. Volgens hem zijn de handtekeningen onder de overeenkomst niet van [overgrootvader] en [overgrootmoeder]. Hij vindt het onwaarschijnlijk dat zij zo’n overeenkomst hebben willen sluiten met [X].
Bovendien is de eis van [X] op basis van de overeenkomst volgens hem
verjaard. Hij stelt dat ook geen sprake is van verjaring omdat [X] het perceel niet bezit, maar alleen houdt (voor een ander).
2.4. [
Y] eist zelf dat het Gerecht voor recht verklaart dat het perceel hem
toekomt en dat [X] geen recht geldend kan maken. Hij vraagt het Gerecht de overeenkomst waarop [X] zich beroept te vernietigen of te ontbinden of te
verklaren dat die niet meer bestaat. Voor het geval het Gerecht oordeelt dat [X] eigenaar is, vraagt hij het Gerecht [X] te veroordelen om het perceel terug te
geven, of de marktwaarde te betalen. Hij wil verder dat [X] wordt veroordeeld om mee te werken aan het registreren van het perceel op naam van [Y] en om het pand binnen 48 uur te ontruimen. [Y] stelt verder dat [X] nooit als
executeur rekening en verantwoording heeft afgelegd van zijn activiteiten. Hij eist dat [X] wordt veroordeeld om dat alsnog te doen.
Samenvatting van het oordeel
2.5.
Het Gerecht oordeelt dat het recht van [X] om overdracht te eisen is
verjaard en dat hij ook door verjaring geen eigenaar is geworden van het perceel. De eisen van [Y] worden ook grotendeels afgewezen. [X] wordt wel
veroordeeld om rekening en verantwoording van zijn executele af te leggen. Dit
oordeel wordt hierna toegelicht.
De vorderingen van [X] op basis van de overeenkomst zijn verjaard
2.6. [
Y] heeft aangevoerd dat de vorderingen van [X] op basis van de overeenkomst zijn verjaard. Het Gerecht kan hem daarin volgen. In de
overeenkomst staat dat [X] de overdracht kon eisen als [overgrootvader] en [overgrootmoeder]
allebei waren overleden. Dat was het geval in 2002. Op dat moment was deze
vordering dus opeisbaar. Daarna zijn vijf jaar verstreken waarin [X] niet heeft geëist dat deze overeenkomst ook werd nagekomen. Daarom is die eis verjaard
(artikel 3:307 BW).
2.7.
Of de overeenkomst wel of niet rechtsgeldig tot stand is gekomen hoeft de rechter dus ook niet te beoordelen.
[X] is ook geen eigenaar van het perceel geworden door verjaring
2.8. [
X] stelt dat hij in dat geval in ieder geval al eigenaar is geworden op
basis van verjaring. Volgens [Y] gaat dit betoog niet op omdat [X] nooit
bezitter is geweest van het perceel. Dat verweer van [Y] slaagt.
2.9.
In de overeenkomst waarop [X] zich beroept staat dat het perceel door [overgrootvader] en [overgrootmoeder] aan hem wordt verkocht voor NAf 1,00. Er staat verder: “
The Purchaser may accept the property in possession on this day.”Dit zou kunnen worden vertaald als ‘bezit’. Uit de rest van de overeenkomst blijkt echter duidelijk dat de partijen hier niet het juridische begrip ‘bezit’ hebben bedoeld.
2.10.
In de koopovereenkomst staat namelijk dat de notariële akte die nodig is voor eigendomsoverdracht (artikel 3:84 en 3:89 BW) pas zal worden gepasseerd als zowel [overgrootvader] als [overgrootmoeder] is overleden (artikel 1). Ook de koopprijs hoeft dan pas betaald te worden. Verder gaan de risico’s van het perceel ook pas op dat moment over (artikel 4). Bovendien hadden [overgrootvader] en [overgrootmoeder] het recht om op elk moment de koopovereenkomst zonder opgave van reden te annuleren (artikel 9). Uit al deze bepalingen blijkt dat [overgrootvader] en [overgrootmoeder] vooralsnog eigenaar zouden blijven en dat [X] het perceel tot de overdracht voor hen mocht houden (artikel 3:107 en 3:110 BW). Hij was dus houder voor een ander en geen houder voor zichzelf. Hij was in juridische zin dus geen bezitter.
2.11. [
X] heeft het perceel dus in eerste instantie gehouden voor [overgrootvader] en [overgrootmoeder]. Het houden kan niet zomaar overgaan in bezitten. Dat kan alleen als gevolg van een handeling van [overgrootvader] of [overgrootmoeder], of doordat [X] het recht van de
eigenaar heeft tegengesproken (artikel 3:111 BW). [X] heeft niet gesteld dat dit het geval is. Dat is ook niet gebleken. Dat betekent dat [X] nog steeds houder is van het perceel. Hij is dus ook niet door verjaring eigenaar geworden, want
daarvoor is bezit nodig (artikel 3:105 BW).
Conclusie: de eisen van [X] worden afgewezen
2.12.
De conclusie is dat [X] zowel op basis van de overeenkomst als op basis van verjaring geen eigenaar is geworden. Al zijn eisen zijn gebaseerd op de stelling dat dit wel het geval is. Al zijn eisen worden daarom afgewezen.
De door [Y] gevraagde verklaring voor recht wordt afgewezen
2.13. [
Y] eist dat het Gerecht voor recht verklaart dat het perceel hem

toekomt en/of toebehoort en dat [X] geen recht geldend kan maken ten aanzien van dat perceel”. Deze eis wordt afgewezen, omdat die te onbepaald is. Het is onduidelijk wat in deze context onder ‘toekomen’ of ‘toebehoren’ zou moeten worden verstaan.
Bovendien is het perceel vooralsnog onderdeel van de nalatenschap en dus geen
eigendom van [Y]. Ook de omschrijving dat [X] ‘geen recht geldend kan maken’ is te algemeen, aangezien [X] in ieder geval in het verleden een
gebruiksrecht heeft gehad op basis van de overeenkomst. Bovendien staat in het
testament dat hij ook het recht heeft “
to take posession of my estate until same will have been settled”. [Y] stelt zelf dat de nalatenschap nog niet is afgewikkeld, dus ook op basis van het testament heeft [X] op dit moment nog een gebruiksrecht.
De koopovereenkomst wordt niet ontbonden of vernietigd
2.14. [
Y] eist verder dat de rechter de koopovereenkomst vernietigt of
ontbindt. Die eis wordt afgewezen omdat [Y] hier geen belang bij heeft (artikel 3:303 BW). Hiervoor is namelijk al geoordeeld dat de vorderingen van [X] op basis van de overeenkomst zijn verjaard. Een vernietiging of ontbinding maakt deze situatie niet anders.
2.15. [
Y] vraagt het Gerecht ook om te verklaren dat er geen verbintenis om de eigendom over te dragen meer bestaat. Die eis wordt ook afgewezen. Als deze
verbintenis bestaat, kan [X] daarvan door verjaring geen nakoming meer
vragen.
2.16. [
Y] heeft ook nog een subsidiaire en meer subsidiaire eis ingesteld. Die eisen worden afgewezen, omdat die zijn ingesteld voor het geval de rechter oordeelt dat [X] door verjaring eigenaar is geworden, of recht heeft op
eigendomsoverdracht. Uit het voorgaande volgt dat daarover anders wordt
geoordeeld.
De eisen over medewerking van [X] aan het inschrijven van eigendom worden
afgewezen
2.17. [
Y] heeft verder verschillende eisen ingesteld die ervan uitgaan dat
medewerking van [X] nodig is voor het inschrijven van de eigendom in de
registers van het Kadaster (eis c tot en met f). Volgens [Y] is dat het geval
omdat [X] testamentair executeur is. [Y] heeft echter niet onderbouwd waarom daarvoor de medewerking van [X] nodig is. [Y] kan als enig
erfgenaam overgaan tot inschrijving van het testament in het Kadaster waardoor de eigendom naar hem zal overgaan. De enige taak van [X] als executeur is om de nalatenschap te beheren en schulden van de nalatenschap te betalen (artikel 4:144 BW). De vordering tot medewerking van [X] aan het inschrijven van de
eigendom worden daarom afgewezen.
[X] wordt nu niet veroordeeld om het perceel te ontruimen
2.18. [
Y] eist verder dat [X] wordt veroordeeld om het perceel te
ontruimen. Ook deze vordering wordt afgewezen. De vordering is te voorbarig. [Y] is namelijk vooralsnog geen eigenaar van het perceel, immers hij zal
daartoe eerst met het testament naar het Kadaster moeten gaan. Op dit moment kan hij dus ook geen ontruiming eisen. Dit nog los van de vraag wanneer het
gebruiksrecht van [X] is geëindigd, of zal eindigen en/of [X] uiteindelijk, als [Y] eenmaal eigenaar is geworden, ontruimd zou moeten worden. Daarover is
mogelijk nog een rechterlijk oordeel nodig, waartoe [Y] alsdan een vordering zal kunnen instellen.
[X] moet rekening en verantwoording afleggen
2.19. [
Y] eist ten slotte dat [X] wordt veroordeeld om binnen een week na dit vonnis rekening en verantwoording af te leggen van zijn beheer van de
nalatenschap. [X] is als executeur verplicht om [Y] als erfgenaam alle
gevraagde inlichtingen te geven over de uitoefening van zijn taak (artikel 4:148 BW). [X] stelt dat hij dit altijd al gedaan heeft, maar dat verweer heeft hij niet
onderbouwd. Hij moet de rekening en verantwoording dus alsnog afleggen. De rechter merkt daarbij op dat uit het testament van [overgrootvader] volgt dat hij [X]
alleen als executeur benoemt voor het geval hij eerder of gelijktijdig overlijdt met [overgrootmoeder]. Dat was niet het geval. Dat betekent dat [X] alleen executeur is van de nalatenschap van [overgrootmoeder].
2.20. [
X] voert aan dat de nalatenschap al is afgewikkeld. Het is de vraag of dit klopt, want [X] moet dan op zijn minst een boedelbeschrijving opmaken
(artikel 4:146 lid 2 BW) en dat is volgens [Y] nooit gebeurd. Zelfs als het wel zou kloppen, dan moet [X] alsnog rekening en verantwoording afleggen (artikel 4:151 BW).
2.21. [
X] voert ten slotte aan dat [Y] niet duidelijk heeft gemaakt welk
belang hij bij deze eis heeft. Dat belang is echter duidelijk. [Y] is (de enige)
erfgenaam. Het is dus logisch dat hij wil weten wat er met de nalatenschap is
gebeurd.
2.22. [
Y] heeft verder nog opgesomd over welke punten hij in ieder geval
informatie wil hebben. [X] heeft daar verder inhoudelijk niet op gereageerd. De rechter wijst dat deel van de eis daarom toe.
2.23.
De rechter veroordeelt [X] om de gevraagde informatie af te geven. Het lijkt de rechter niet haalbaar om dit binnen een week te doen, omdat het veel
informatie betreft. De rechter ziet ook niet in waarom dit zo’n haast heeft, aangezien [X] onbetwist heeft gesteld dat [Y] hier de afgelopen ruim twintig jaar niet om heeft gevraagd. De rechter bepaalt daarom dat [X] deze informatie binnen drie maanden moet afgeven.
2.24.
De rechter ziet ook geen noodzaak om hier een dwangsom aan te verbinden. [X] heeft in het verleden namelijk niet geweigerd om bepaalde informatie te
geven.
[X] wordt veroordeeld in de proceskosten in conventie
2.25. [
X] krijgt ongelijk in conventie. Hij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden aan de kant van [Y] vastgesteld op Cg 2.500,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x Cg 1.250,00).
De proceskosten in reconventie worden gecompenseerd
2.26.
In reconventie krijgen beide partijen op enkele punten ongelijk. De proceskosten worden daarom gecompenseerd, in die zin dat beide partijen de eigen kosten betalen.

3.De beslissing

Het Gerecht:
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [X] in de proceskosten, die aan de kant van [Y] tot
vandaag worden vastgesteld op Cg 2.500,00;
in reconventie
3.3.
veroordeelt [X] om binnen drie maanden na dit vonnis aan [Y]
rekening en verantwoording af te leggen over zijn beheer van de nalatenschap van [overgrootmoeder], waarbij [X] in ieder geval informatie moet geven over:
( i) door hem gecollecteerde huur en de datum waarop hij dat heeft
geïnd;
  • ii) de namen van alle huurders;
  • iii) het totaal aan [Y] verschuldigde bedrag;
  • iv) alle informatie van bankrekeningen waarop de gecollecteerde huur wordt gestort en/of die gebruikt worden voor rechtshandelingen ten
behoeve van de nalatenschap;
  • v) de totaal aan zichzelf betaalde bedragen;
  • vi) alle betaalde kosten van de nalatenschap;
  • vii) de door [X] verrichte werkzaamheden sinds zijn aanstelling;
steeds waar mogelijk onderbouwd met verifieerbare bescheiden;
3.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
in conventie en reconventie:
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.