ECLI:NL:OGEAM:2025:84

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
SXM202401442
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfgenamen vorderen verklaring voor recht over legaat en onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak vorderen eisers, als erfgenamen van de op 14 december 2009 overleden heer [X], een verklaring voor recht dat een legaat in het testament van de heer [X] beperkt is tot een houten huisje. De heer [X] was gehuwd met mevrouw [Y] en de huwelijksgoederengemeenschap is nog niet verdeeld. Eisers stellen dat het perceel waarop het houten huisje staat, valt binnen deze onverdeelde gemeenschap, waardoor zij geen procesbevoegdheid hebben om de vordering in te dienen. Gedaagde, die het legaat zou ontvangen, voert aan dat het legaat het volledige erfpachtrecht op de percelen omvat.

Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 19 augustus 2025 geoordeeld dat de vorderingen van eisers worden afgewezen. De rechter oordeelt dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat zij niet procederen ten behoeve van de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap. De rechter wijst erop dat eisers eerst de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met mevrouw [Y] moeten regelen, voordat zij aanspraak kunnen maken op de nalatenschap. De rechter benadrukt dat het testament duidelijk aangeeft dat het legaat beperkt is tot het houten huisje en niet het volledige perceel omvat. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op Cg 2.500,00.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202401442
Vonnis van 19 augustus 2025
in de zaak van

1.[naam],

2.
[naam],
3.
[naam],
4.
[naam],
5.
[naam],
6.
[naam],
7.
[naam],
8.
[naam],
9.
[naam],
10.
[naam],
11.
[naam],
13.
[naam].
allen wonende in Sint Maarten,
eisers,
gemachtigde: mr. N.C. de la Rosa,
tegen
[naam gedaagde],
wonende in Sint Maarten
,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.J. M. Roozen.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • de conclusie van antwoord
  • de aanvullende producties 9 – 15 van [eisers]
  • de comparitie van partijen van 22 mei 2025
  • de akten uitlating van respectievelijk [eisers] en [gedaagde].
1.2.
De datum voor het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Eisers zijn allen in juridische, en gedaagde uitsluitend in biologische zin kinderen van de op 14 december 2009 overleden heer [naam vader eisers] (hierna: de heer [X]). Daarnaast zijn er vier andere juridische kinderen maar deze zijn niet in deze procedure als partij betrokken.
2.2.
De heer [X] was ten tijde van zijn overlijden gehuwd in gemeenschap van goederen met de thans nog in leven zijnde mevrouw [Y]. De door het overlijden van de heer [X] ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is nog niet verdeeld.
2.3.
Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoort een recht van erfpacht op twee naast elkaar gelegen percelen. Het recht van erfpacht staat geregistreerd op naam van de heer [X]. Op de bedoelde percelen zijn zeven appartementen, een commerciële ruimte en een houten huisje gebouwd.
2.4.
De heer [X] heeft bij uiterste wil zijn rechten met betrekking tot het houten huisje gelegateerd aan gedaagde. Ten tijde van het opstellen van het daartoe strekkende testament was hij nog niet met mevrouw [Y] gehuwd.
2.5.
Eisers vorderen, kort gezegd, een verklaring voor recht dat de omvang van het legaat aan gedaagde is beperkt tot de rechten met betrekking tot het houten huisje en gedaagde te veroordelen om haar medewerking aan afsplitsing daarvan te geven. Daarnaast stellen eisers dat gedaagde de appartementen en de commerciële ruimt verhuurt aan derden en vorderen zij dat gedaagde hen informeert over de daarvoor met die derden overeengekomen huur. Ook vorderen zij bij wijze van voorschot op door gedaagde af te dragen huur een bedrag van USD 56.000,00
2.6.
Gedaagde voert het verweer dat het legaat aldus moet worden uitgelegd dat het erfpachtrecht op de percelen haar volledig toekomt.
Het oordeel
2.7.
De vorderingen zullen worden afgewezen. Het perceel valt in de nog onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap van de heer [X] en mevrouw [Y]. Eisers procederen niet ten behoeve van die onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap maar hoogstens, met een welwillende lezing van het verzoekschrift, ten behoeve van de onverdeelde nalatenschap die daarvan onderdeel is. Zij zijn daarom niet-ontvankelijk in hun vorderingen
(ECLI:NL:HR:2028:535, 3.5.3). Eisers zullen eerst als erfgerechtigden tot een verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap moeten zien te komen, waarbij zij mevrouw [Y], die geen partij is in deze procedure, zullen moeten betrekken. Weliswaar hebben eisers in hun laatste akte een verklaring van mevrouw [Y] in het geding gebracht waarbij zij eiser 1 machtigt om namens haar deze procedure te voeren, maar dat maakt haar niet ineens partij. Eisers zullen dus mevrouw [Y] in rehcte moeten betrekken. Pas daarna kan het tot een afwikkeling van de nalatenschap komen.
2.8.
In verband daarmee overweegt het Gerecht reeds nu dat de stelling van gedaagde dat het legaat het volledige perceel of percelen omvat niet opgaat. Dit volgt namelijk niet uit de tekst van het testament. In het testament is het legaat met zoveel woorden beperkt tot het houten huisje dat deel uitmaakt van de twee daarin genoemde percelen. Om een opnieuw procederen daarover te voorkomen, wordt partijen in overweging gegeven om het samen met mevrouw [Y] daartoe te leiden dat (de ondergrond van) het houten huisje wordt afgesplitst of, indien het ministerie VROMI of de daarvoor aangewezen uitvoeringsorganisatie daaraan niet zouden willen meewerken, ten behoeve van gedaagde een recht van vruchtgebruik op het houten huisje te vestigen.
2.8.
Nu de vorderingen worden afgewezen, zullen eisers in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van gedaagde begroot op Cg 2.500,00 (2 punten x tarief 5).

3.De beslissing

Het gerecht,
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt eisers hoofdelijk, des dat de een zal hebben betaald de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure, aan de zijde van gedaagde begroot op Cg 2.500,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.