In deze zaak vorderen eisers, als erfgenamen van de op 14 december 2009 overleden heer [X], een verklaring voor recht dat een legaat in het testament van de heer [X] beperkt is tot een houten huisje. De heer [X] was gehuwd met mevrouw [Y] en de huwelijksgoederengemeenschap is nog niet verdeeld. Eisers stellen dat het perceel waarop het houten huisje staat, valt binnen deze onverdeelde gemeenschap, waardoor zij geen procesbevoegdheid hebben om de vordering in te dienen. Gedaagde, die het legaat zou ontvangen, voert aan dat het legaat het volledige erfpachtrecht op de percelen omvat.
Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 19 augustus 2025 geoordeeld dat de vorderingen van eisers worden afgewezen. De rechter oordeelt dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat zij niet procederen ten behoeve van de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap. De rechter wijst erop dat eisers eerst de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met mevrouw [Y] moeten regelen, voordat zij aanspraak kunnen maken op de nalatenschap. De rechter benadrukt dat het testament duidelijk aangeeft dat het legaat beperkt is tot het houten huisje en niet het volledige perceel omvat. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op Cg 2.500,00.