ECLI:NL:OGEAM:2025:92
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring en verwijdering van illegaal verblijvende persoon
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 10 september 2025 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker die in vreemdelingenbewaring is geplaatst. De verzoeker, geboren in Guyana in 1974, verblijft sinds 2006 illegaal op Sint Maarten, nadat zijn verblijfsvergunning was verlopen. Hij heeft geen pogingen ondernomen om zijn verblijfsstatus te reguleren en is in strijd met de wet gaan werken. Op 9 augustus 2025 werd hij aangehouden bij het binnenkomen van Sint Maarten zonder geldige verblijfspapieren. De minister van Justitie van Sint Maarten heeft daarop een verwijderingsbeschikking en een maatregel van bewaring opgelegd. De verzoeker heeft op 28 augustus 2025 een verzoekschrift ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij hij vroeg om schorsing van de bewaring en verwijdering, en om schadevergoeding voor onterecht verblijf in detentie. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 september 2025 heeft de verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de detentieomstandigheden slecht zijn en dat de maatregel van bewaring disproportioneel is. De minister heeft echter betoogd dat de verzoeker een gevaar vormt voor de openbare orde en dat er redenen zijn om aan te nemen dat hij zich aan de verwijdering zal onttrekken. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring passend en noodzakelijk is, gezien de omstandigheden van de verzoeker en de risico's van onttrekking aan de verwijdering. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij concludeerde dat de bewaring rechtmatig is en geen strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur bestaat.