ECLI:NL:OGEAM:2025:92

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
SXM202500903-Lar143/2025
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring en verwijdering van illegaal verblijvende persoon

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 10 september 2025 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker die in vreemdelingenbewaring is geplaatst. De verzoeker, geboren in Guyana in 1974, verblijft sinds 2006 illegaal op Sint Maarten, nadat zijn verblijfsvergunning was verlopen. Hij heeft geen pogingen ondernomen om zijn verblijfsstatus te reguleren en is in strijd met de wet gaan werken. Op 9 augustus 2025 werd hij aangehouden bij het binnenkomen van Sint Maarten zonder geldige verblijfspapieren. De minister van Justitie van Sint Maarten heeft daarop een verwijderingsbeschikking en een maatregel van bewaring opgelegd. De verzoeker heeft op 28 augustus 2025 een verzoekschrift ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij hij vroeg om schorsing van de bewaring en verwijdering, en om schadevergoeding voor onterecht verblijf in detentie. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 september 2025 heeft de verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de detentieomstandigheden slecht zijn en dat de maatregel van bewaring disproportioneel is. De minister heeft echter betoogd dat de verzoeker een gevaar vormt voor de openbare orde en dat er redenen zijn om aan te nemen dat hij zich aan de verwijdering zal onttrekken. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring passend en noodzakelijk is, gezien de omstandigheden van de verzoeker en de risico's van onttrekking aan de verwijdering. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij concludeerde dat de bewaring rechtmatig is en geen strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur bestaat.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 10 september 2025
Zaaknummer: SXM202500903-Lar 00143/2025
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van
[verzoeker],
thans verblijvende in vreemdelingendetentie te Sint Maarten,
verzoeker,
gemachtigde: mr. S.R. Bommel,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
zetelend te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. Marica.

1.Aanduiding bestreden beschikkingen

De beschikking van verweerder van 9 augustus 2025 tot het opleggen van de maatregel van bewaring en een verwijderingsbeschikking van 9 augustus 2025, inhoudende dat verzoeker in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst ter fine van verwijdering.

2.Procesverloop

2.1.
Namens verzoeker is op 28 augustus 2025 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend.
Op 4 september 2025 heeft verweerder een verweerschrift met producties ingediend.
2.2.
Mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 5 september 2025. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Voor verweerder is de gemachtigde voornoemd verschenen.
2.3.
Beslissing is bepaald op vandaag.

3.Feiten

- Verzoeker is op [geboortedag] 1974 te Guyana geboren en bezit de Guyanese nationaliteit.
- De vttv van verzoeker is in 2006 verlopen.
- Verzoeker is in 2015 Sint Maarten ingereisd op een visum met een geldigheid van 30 dagen. Na verloop van de geldigheidsduur is verzoeker niet vertrokken.
- Verzoeker beschikt niet over een geldige verblijfstitel voor Sint Maarten.
- Op 9 augustus 2025 is verzoeker bij het Simpson Bay Dock Checkpoint aangehouden toen hij Sint Maarten wilde inreizen per boot. Nadat verzoeker geen verblijfspapieren kon tonen is hij naar de Mobile Control Unit Office gebracht. Verzoeker is gehoord door de Immigratiedienst. Na dit verhoor is verzoeker in vreemdelingenbewaring geplaatst en heeft verweerder de ministeriele verwijderingsbeschikking genomen en de maatregel van bewaring opgelegd. De beschikking vreemdelingenbewaring en de verwijderingsbeschikking zijn op diezelfde datum aan hem uitgereikt. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld op 28 augustus 2025. Op dat beroep is nog niet beslist. Ook is aan verzoeker een beschikking toegangsweigering uitgereikt op 9 augustus 2025.

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
Verzoeker heeft het Gerecht verzocht over te gaan tot het treffen van een voorlopige voorziening, aldus dat de beschikkingen tot bewaring en verwijdering worden geschorst, dat verzoeker onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld en dat hij een schadevergoeding zal krijgen van Cg 250,- voor elke dag die hij onterecht gedetineerd heeft gezeten, met veroordeling van de Minister in de proceskosten.
4.2.
Aan dit verzoek legt verzoeker, kort samengevat, het volgende ten grondslag. De maatregel van bewaring is disproportioneel en in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het beleid. De Minister kan illegale personen verwijderen, maar is daartoe niet verplicht. Vervolgens is de Minister bevoegd om een persoon in bewaring te stellen indien deze een gevaar oplevert voor de openbare orde, publieke rust of veiligheid of goede zeden, dan wel indien gegronde reden bestaat dat verzoeker zich zal trachten te onttrekken aan een verwijdering. Voor het gebruik van deze bevoegdheid is beleid opgesteld. Verzoeker verblijft al vele jaren op Sint Maarten, zijn hele familie woont hier, zijn zoon woont hier en zijn familie wil garant voor hem staan. Bewaring is dus niet noodzakelijk. Verzoeker is bereid zijn paspoort in te leveren en mee te werken aan een meldplicht.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is hieraan namens verzoeker toegevoegd dat de detentieomstandigheden van verzoeker in de faciliteit voor vreemdelingenbewaring te Simpson Bay, zodanig slecht zijn dat sprake is van een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.
4.3.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken. In de bestreden beschikkingen heeft verweerder onder meer overwogen dat verzoeker een gevaar oplevert voor de openbare orde en de publieke rust en dat er aanwijzingen zijn dat verzoeker zich aan de verwijdering zal onttrekken, nu hij geen geldige verblijfstitel heeft, in strijd met de wet werkt en kennelijk in staat is met een boot ongemerkt Sint Maarten te verlaten en weer terug te keren. Tot slot zijn de voor terugkeer noodzakelijke bescheiden voorhanden en vinden er wekelijks vluchten plaats naar Guyana.
Ten aanzien van de detentieomstandigheden voert de Minister aan dat de omstandigheden wel voldoen aan de in het EVRM gestelde eisen en dat het betoog onvoldoende is onderbouwd.
4.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.

5.Beoordeling

5.1.
Het Gerecht overweegt en oordeelt voorshands als volgt.
5.2.
Ingevolge artikel 85 van de Lar kan, op verzoek van de indiener van een beroepschrift, het Gerecht de beschikking geheel of gedeeltelijk schorsen of ter zake een voorlopige voorziening treffen, als de uitvoering van de beschikking voor de belanghebbende onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang.
5.3.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, onder a, van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (hierna: LTU) kan de minister personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting in het land zijn binnengekomen, uit Sint Maarten verwijderen.
5.4.
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de LTU kan de betrokkene, indien hij naar het oordeel van de minister gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden, dan wel indien naar zijn oordeel gegronde vrees bestaat dat betrokkene zal trachten zich aan zijn verwijdering te onttrekken, op bevel van de minister ter verzekering van zijn verwijdering in bewaring worden gesteld.
5.5.
Volgens de Richtlijnen LTU 2012 van verweerder wordt de maatregel van bewaring toegepast als deze –kort gezegd- onvermijdbaar is. Vereist is dat de bewaring noodzakelijk is in het belang van de openbare orde, de openbare rust of de nationale veiligheid. Er wordt pas besloten tot inbewaringstelling indien niet met een lichter controlemiddel kan worden volstaan. Inbewaringstelling zal over het algemeen gerechtvaardigd zijn indien zonder toepassing van de bewaring de vreemdeling zich vrijwel zeker aan de verwijdering zal onttrekken.
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker illegaal op Sint Maarten verblijft. Daarmee is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 19 van de LTU, op grond waarvan verweerder over kan gaan tot verwijdering. Verzoeker heeft nog altijd geen verblijfsvergunning aangevraagd, zodat er op dit moment geen zicht is op legalisering. Er is ook nog geen beslissing op het verzoek om dispensatie van de uitlandigheidseis.
Naar voorlopig oordeel heeft verweerder de verwijderingsbeschikking dan ook kunnen nemen.
5.7.
Vervolgens ligt de vraag voor of de opgelegde maatregel van bewaring passend en geboden is. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Verzoeker heeft zich sinds het verlopen van zijn verblijfsvergunning in 2006 nimmer gemeld bij de Immigratiedienst of kenbare pogingen ondernomen om zijn verblijfsstatus te reguleren, terwijl hij wel in Sint Maarten zegt te wonen sinds 1987. Bovendien is hij, ook volgens zijn eigen verklaring, Sint Maarten regelmatig in- en uitgereisd, daarbij de autoriteiten kennelijk omzeilend. Verzoeker is Sint Maarten laatstelijk in 2015 legaal op een tijdelijk visum binnen gekomen en is niet (blijvend) vertrokken toen zijn visum was verlopen. Op 9 augustus 2025 heeft verzoeker Sint Maarten verlaten voor een tochtje naar Anguilla, wederom met omzeiling van de autoriteiten. Bij het weer inreizen van Sint Maarten is hij staande gehouden en meegenomen voor verhoor. Duidelijk is aldus dat verzoeker zich niets gelegen laat liggen aan de toelatingsregels voor Sint Maarten. Verder is verzoeker in strijd met de geldende regelgeving gaan werken, daarmee legale inwoners van Sint Maarten van de arbeidsmarkt verdringend. Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden stelt het Gerecht vast dat verzoeker geen partner heeft en alleen woont en dat zijn zoon volwassen is en bij diens moeder woont. Dat de vader van verzoeker zorgbehoevend is en van verzoeker afhankelijk is, is niet onderbouwd.
5.8.
Het voorgaande tezamen en in onderlinge samenhang bezien, brengt mee dat verweerder op goede gronden heeft mogen oordelen dat de maatregel van bewaring wordt gevorderd door het belang van de openbare orde en publieke rust en dat er redenen zijn te vermoeden dat verzoeker zich aan de verwijdering zal onttrekken. Verweerder hoefde niet te volstaan met een lichter middel, zoals bijvoorbeeld een meldplicht. Persoonlijke omstandigheden op grond waarvan de bewaring niet proportioneel zou zijn, zijn niet gebleken. Tot slot bestaat er een redelijk vooruitzicht op verwijdering, want de ticketaanvraag voor verzoeker is toegekend en er zijn wekelijks meerdere vluchten naar Guyana.
5.9.
Verzoeker heeft ter zitting een beroep gedaan op schending van artikel 3 van het EVRM wegens slechte detentieomstandigheden in de Simpson Bay faciliteit voor vreemdelingenbewaring. Het Gerecht overweegt daarover dat het CPT nog in 2022 heeft geoordeeld dat de materiële omstandigheden voor vreemdelingenbewaring in Simpson Bay in Sint Maarten in verschillende opzichten acceptabel waren. Het regime voor gedetineerden werd adequaat bevonden. [1] Verder heeft de Raad voor de Rechtshandhaving in haar inspectierapport van december 2024 geconcludeerd dat vreemdelingen tijdens vreemdelingenbewaring door de betrokken justitiële organisaties in het algemeen humaan worden behandeld volgens (inter)nationale wet- en regelgeving en vastgestelde normen. [2]
Niet gesteld of gebleken is dat er nadien wijzigingen zijn opgetreden in de situatie. Namens verzoeker zijn geen concrete individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat in het geval van verzoeker anders moet worden geoordeeld. Daarbij is nog van belang dat verzoeker op korte termijn uitgezet kan worden en hij dus niet lang in vreemdelingenbewaring hoeft te verblijven. Het betoog wordt verworpen.
Het voorgaande neemt overigens niet weg dat de overheid werk zou moeten maken van het verbeteren van de faciliteit. De rapporten van het CPT en de Raad voor de Rechtshandhaving zijn daar duidelijk over en de problematiek is urgent.
5.10.
Concluderend acht de voorzieningenrechter voortzetting van de aan verzoeker opgelegde bewaring met het oog op verwijdering, rechtmatig. Van strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur is geen sprake. Het verzochte wordt dan ook afgewezen.

6.De beslissing

Het Gerecht:
wijst het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Drenth, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 10 september 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.https://www.eerstekamer.nl/overig/20240402/report_on_the_2022_periodic_visit/document
2.https://www.raadrh.com/reports-sxm/2025--vreemdelingenbewaring-in-sint-maarten-inspectieonderzoek-naar-de-bejegening-van-inbewaringgestelde-vreemdelingen-in-sint-maarten-133