Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.Het procesverloop
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 16 oktober 2024 ter griffie ingediend;
- de conclusie bevattende een incidentele vordering ex art. 122 Rv;
- de incidentele conclusie van antwoord
- het vonnis van 15 april 2025 in het incident
- de conclusie van antwoord
- aanvullende producties van Trinrico, overgelegd op 2 september 2025
- de vermeerdering van eis van 2 september 2025.
2.De feiten
3.Het geschil
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2024 tot de dag der algehele voldoening;
4.De beoordeling
Corsea heeft zich niet verzet tegen de late vermeerdering van eis, maar daartegen wel gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer slaagt.
Het Gerecht laat in het midden hoe het precies met de Bill of Lading is gegaan en wat de betekenis is van het bericht van de heer [C] van 14 november 2024, waarin hij namens Taliesin Construction N.V. aansprakelijkheid voor de betaling van factuur van USD 67.347,46 lijkt te aanvaarden. In deze procedure is Taliesin echter geen partij, zodat het Gerecht ook geen veroordeling tegen Taliesin kan uitspreken. Het onder 3. gevorderde moet daarom worden afgewezen.
Partijen zijn het erover eens dat Corsea in totaal een bedrag van USD 54.023,26 aan Trinrico heeft betaald. Het verschil is USD 122.616,83. Het gevorderde bedrag van USD 113.196,83 is daarom toewijsbaar.