Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.Verloop van de procedure
2.De achtergrond van het geschil
3.De beoordeling van het geschil in kort geding
Toewijzing van de vorderingen zou een beperking inhouden van het grondrecht op vrijheid van meningsuiting. [1] Het is vaste rechtspraak dat dit recht slechts kan worden beperkt, indien dat bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. [2] Zo een voorziening is de regeling van de onrechtmatige daad. [3] Voor het antwoord op de vraag of de uitlatingen van [gedaagde] jegens [eiser] een onrechtmatige daad opleveren, moeten alle omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen.
Het Gerecht zal hierna toetsen of [gedaagde] bij zijn uitingen de grenzen van rechtmatigheid heeft overschreden. Het gaat er in dit geval met name om of zijn uitlatingen onnodig grievend of feitelijk onjuist zijn.
Overigens is dat naar het voorlopig oordeel van het Gerecht ook niet echt van belang in verband met het volgende. Als [gedaagde] op die bijeenkomst heeft ervaren dat [eiser] zich als “savior” opwierp, is dat zijn persoonlijke visie over [eiser]s optreden. Dat kan op zichzelf niet als onnodig grievend worden gezien. Maar in combinatie gelezen met de twee daarop volgende zinnen is dat het wel. Ook als [eiser] zich als kandidaat zou hebben gepropageerd als de juiste man voor die functie, gaat het niet aan om hem dan als “wanhopig” neer te zetten en dat het [eiser] alleen om “self-promotion” zou gaan.
Het Gerecht betreurt de uitlatingen, omdat het in het openbaar aanvallen van personen niet behoort tot de kerntaken van een parlementslid. [gedaagde] had zich terughoudender moeten opstellen over de persoon van [eiser]. Bij het oordeel dat [gedaagde] zijn uitlatingen gedeeltelijk moet rectificeren betrekt het Gerecht de aard van de functie waar het hier om gaat. Vertrouwen is een sleutel bij die functie en de publiekelijk gedane aantijgingen zijn zeer bezwarend en belastend voor de kandidaat.
griffierecht Cg 450,00
Cg 1.000,00+
“(a) It didn't happen until the Honorable Minister [M] picked this up. And that's the sad reality. And it is not that it didn't happen in a month, a week, two months. It didn't happen in four years and a month. And you know, that is what I think is unfair. And that is why I'm so disappointed, because personally I think that some people just saw an opportunity to politicize something. Some people are very eager for us to go to the next elections again.(b) I, I, you know, so on the 23rd of August 2021, the Court of Appeals ruled that it urges the ministers of finance to come to a nomination. My interpretation, because I've read that verdict, is not that the ministers of finance would go on their own as they said that they would. But that there still has to be an interaction with the supervisory board and listen to, you know, what it is that they recommend. We know for a fact that during the National Alliance/UP government. No one was nominated. And no one was appointed. Then you have the Mercelina I cabinet that became demissionary very fast. Logically, a demissionary government cannot pick up a subject that it didn't handle itself before. And then we have the Mercelina II cabinet. And I know for a fact, because I've seen it;(c) They make a recommendation and they haven't, Lady Grace. They might have whispered, you know, an individual member may have whispered, what about Lady Grace or what about [J]. But, a recommendation is made by a decision and that is then presented. It is very important to understand this because it is not only that they did not make that recommendation after being asked twice specifically in writing to do so. It is that they didn't make that recommendation in the four years and from August 2021.”
5.De beslissing in kort geding
5.3. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op Cg 1.699,50, te vermeerderen met de nakosten aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op Cg 250,- zonder betekening en Cg 400,- na betekening van dit vonnis, en bij niet betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2025 tot aan de dag van algehele voldoening;