HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
zittingsplaats Bonaire
Registratienummer: AR34/2007
Datum uitspraak: 28 oktober 2009
Vonnisnummer:
de besloten vennootschap Playa Marina Resorts B.V.
te Bonaire
eisende partij
hierna te noemen: PMR
gemachtigde voorheen mr. T. Voortman, thans mr. B.M. Nagelmakers
de openbare rechtspersoon het Eilandgebied Bonaire
te Bonaire
gedaagde partij
hierna te noemen: het Eilandgebied
gemachtigde mr. M.R. Hammoud
Voor de loop van het geding verwijst het Gerecht naar het door dit Gerecht tussen partijen gewezen en op 25 juni 2008 uitgesproken tussenvonnis en de daarin genoemde stukken.
Bij het vonnis van 25 juni 2008 was het Eilandgebied in de gelegenheid gesteld bij akte de in dat vonnis onder 1 tot en met 3 bedoelde inlichtingen te verschaffen.
het Eilandgebied heeft daarna op 22 oktober 2008 een akte met producties genomen, waarop PMR bij akte van 25 maart 2009 heeft gereageerd.
Nadat vonnis was bepaald heeft PMR pleidooi gevraagd.
De pleidooien zijn op 27 augustus 2009 gehouden. De beide gemachtigden hebben aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen respectievelijk pleitnota het woord gevoerd. De griffier heeft aantekening gehouden van wat tijdens de pleidooien verder naar voren is gebracht.
<b>De beoordeling van het geschil</b>
1. Blijkens de stukken en op grond van wat door PMR tijdens de gehouden pleidooien naar voren is gebracht, is het verzoek van PMR op de volgende grondslagen gebaseerd (zoals ook in het vonnis van 25 juni 2008 op pagina 8 is omschreven):
a. de opzegging door het Eilandgebied is niet rechtsgeldig geschied, omdat niet is voldaan aan de vormvoorschriften voor die opzegging;
b. het Eilandgebied was niet tot opzegging bevoegd;
c. het Eilandgebied is op grond van het bepaalde bij artikel 5:87 BWNA verplicht tot vergoeding van de waarde van de erfpacht;
d. aan PMR komt het in artikel 5:100 BWNA genoemde retentierecht toe;
e. het Eilandgebied schiet te kort in de nakoming van zijn verplichtingen, althans handelt onrechtmatig door de erfpacht op te zeggen, omdat de datum waarop de bouw moest zijn gestart door partijen was gewijzigd;
f. PMR heeft haar betalingsverplichting met betrekking tot enkele erfpachtcanons opgeschort totdat duidelijkheid bestaat over de werkelijk verschuldigde bedragen;
g. er is sprake van rechtsverwerking aan de zijde van het Eilandgebied
h. PMR verwacht dat haar schade US$25.408.944,13 zal bedragen.
<u>De rechtsgeldigheid van de opzegging door het Eilandgebied</u>
2. Met betrekking tot deze grondslag heeft PMR het volgende naar voren doen brengen:
Iedere opzegging van een erfpachtsrecht dient op grond van artikel 5:88 lid 1 BWNA bij exploot te geschieden. Dat is niet gebeurd.
3. Het Eilandgebied heeft aangevoerd dat PMR deze stelling te laat, immers voor het eerst bij gelegenheid van de gehouden pleidooien, naar voren heeft gebracht.
4. Het Gerecht verwerpt dit betoog van het Eilandgebied op grond van het navolgende. Reeds bij haar inleidende verzoekschrift (onder 14) heeft PMR zich erop beroepen dat het Eilandgebied niet de vormvoorschriften voor de opzegging in acht heeft genomen. Er is dus geen sprake van dat PMR deze stelling eerst bij gelegenheid van de gehouden pleidooien en dus te laat zou hebben aangevoerd.
5. Het Eilandgebied heeft erkend dat de opzegging van de erfpachtrechten niet bij exploot is geschied, zodat dit tussen partijen vast staat.
6. Het Eilandgebied heeft als verweer aangevoerd dat, gezien de omstandigheden van het geval, de redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat ook zonder betekening een opzegging geldig is.
7. Kennelijk doelt het Eilandgebied met dit verweer op het bepaalde bij artikel 6:248 BWNA. Onvoldoende gebleken is echter dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om het Eilandgebeid te houden aan het vereiste van een opzegging bij deurwaardersexploot. Het enkele feit dat PMR nog niet aan haar bouwverplichting zou hebben voldaan, zoals door het Eilandgebied is gesteld, maar door PMR gemotiveerd is weersproken, is daarvoor onvoldoende, nu gebleken is dat voortdurend overleg heeft plaatsgevonden tussen partijen.
8. Voorts heeft het Eilandgebied aangevoerd dat de niet-betekening geen nietigheid van de opzegging met zich brengt. Volgens het Eilandgebied is de opzegging rechtsgeldig geschiedt conform boek 5 BWNA.
9. Dit standpunt van het Eilandgebied kan geen stand houden. Artikel 5:88 lid 1 BWNA bepaalt dat “iedere opzegging” bij exploot geschiedt. Ook de onderhavige opzegging diende daarom bij exploot te geschieden.
10. De opzegging door het Eilandgebied moet als een rechtshandeling worden beschouwd. Nu de opzegging in strijd met het bepaalde bij artikel 5:88 BWNA niet bij exploot is geschied, is zij op grond van het bepaalde bij artikel 3:39 BWNA nietig.
11. Dat brengt met zich dat de onder I. en II. Gevorderde verklaringen voor recht voor toewijzing gereed liggen. Het Gerecht komt daarom niet toe aan een beoordeling van de subsidiaire vorderingen onder III., IV. en V.
12. Met betrekking tot de gevorderde dwangsom is het Gerecht van oordeel dat deze niet bovenmatig is. Het Gerecht zal daaraan wel een voorlopig maximum verbinden.
13. De gevorderde bepaling op grond van artikel 3:300 BWNA juncto artikel 3:301 BWNA is niet toewijsbaar. Het Gerecht overweegt daarover het volgende.
14. De aard van de rechtshandeling verzet zich tegen de gevorderde bepaling. Zoals het Eilandgebied terecht heeft opgemerkt dienen partijen met elkaar in onderhandeling te treden over de voorwaarden die het Eilandgebied aan de rechten van erfpacht kan verbinden. Onder die omstandigheden is het opleggen van een dwangsom voldoende en kan niet ook nog eens de gevorderde bepaling worden toegewezen.
15. De aard van de toe te wijzen verklaringen voor recht verzet zich voorts tegen een uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dat deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
16. Het Eilandgebied geldt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat het Eilandgebied in de proceskosten zal worden veroordeeld.
I. Verklaart voor recht dat:
(i) de opzegging door het Eilandgebied van de onroerende zaken gelegen te Playa Pariba te Bonaire kadastraal bekend als Afdeling 4 – sectie F – nummer 985 (24.569 m²) niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden,
(ii) PMR rechthebbende is van alle rechten van erfpacht op deze onroerende zaak;
en beveelt het Eilandgebied binnen één maand na heden die formaliteiten te (laten) verrichten die hiervoor noodzakelijk zijn, onder verbeurte van een dwangsom van NAƒ50.000,00 voor elke kalenderdag of gedeelte van een kalenderdag dat het Eilandgebied in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, met bepaling tot voorlopig boven het bedrag van NAƒ2.000,000,00 geen dwangsommen meer verbeurd zullen worden.
II. Verklaart voor recht dat:
(i) de opzegging door het Eilandgebied van de onroerende zaken gelegen te Playa Pariba te Bonaire kadastraal bekend als Afdeling 4 – sectie F – nummer 1085 tot en met 4-F-1094 (respectievelijk 897, 556, 464, 462, 460, 517, 784, 643 en 368 m²), Afdeling 4 - sectie F - nummer 1096 tot en met 1105 (respectievelijk 447, 586, 679, 808, 1028, 1095, 722, 150, 586 en 485 m²), Afdeling 4 - sectie F - nummer 1106 tot en met 1108 (respectievelijk 288, 642, 654 m²), Afdeling 4 - sectie F - nummer 1111 tot en met 1113 (respectievelijk 425, 848 en 750 m²) niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden,
(ii) PMR rechthebbende is van alle rechten van erfpacht op deze onroerende zaken;
en beveelt het Eilandgebied binnen één maand na heden die formaliteiten te (laten) verrichten die hiervoor noodzakelijk zijn, onder verbeurte van een dwangsom van NAƒ50.000,00 voor elke kalenderdag of gedeelte van een kalenderdag dat het Eilandgebied in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, met bepaling tot voorlopig boven het bedrag van NAƒ2.000,000,00 geen dwangsommen meer verbeurd zullen worden.
Veroordeelt het Eilandgebied in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van PMR begroot op NAƒ586,00 aan verschotten en NAƒ4.500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in tegenwoordigheid van de griffier.