ECLI:NL:OGEANA:2009:BK1494

Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
E31/2009
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot inschrijving van echtscheiding in de registers van de Burgerlijke Stand

In deze zaak hebben partijen, die in 1982 te Santo Domingo zijn gehuwd, in 1987 de echtscheiding uitgesproken gekregen. Echter, deze echtscheiding is nooit ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand. De vrouw is kort na de echtscheiding opnieuw gehuwd en heeft uit dat huwelijk een kind. Het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen heeft op 23 september 2009 uitspraak gedaan in deze kwestie. De verzoekende partijen, vertegenwoordigd door mr. E.Th. Wesselius, hebben het Gerecht verzocht om de inschrijving van de echtscheiding te gelasten, dan wel om de echtscheiding opnieuw uit te spreken met terugwerkende kracht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen kinderen uit het huwelijk zijn geboren en dat partijen sinds de echtscheiding gescheiden hebben geleefd zonder enige verdere verplichtingen naar elkaar toe. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen bezwaren zijn tegen de inschrijving van de echtscheiding en dat het verzoek om inschrijving geacht wordt tijdig te zijn gedaan. De beslissing van het Gerecht was om de ambtenaar van de Burgerlijke Stand op Curaçao op te dragen de ontbrekende akte van echtscheiding toe te voegen aan de registers. Tevens is bepaald dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
zittingsplaats Bonaire
Registratienummer: E31/2009
Datum uitspraak: 23 september 2009
Beschikkingnummer:
BESCHIKKING
inzake
[vrouw]
te Bonaire
en
[man]
te Aruba
verzoekende partijen
hierna te noemen [vrouw] respectievelijk [man]
gemachtigde mr. E.Th. Wesselius
<b>De procedure</b>
Voor de loop van het geding verwijst het Gerecht naar de volgende stukken:
- het verzoekschrift van 17 augustus 2009, met producties,
- de aantekeningen van de griffier van de op 26 augustus 2009 gehouden mondelinge behandeling,
<b>De feiten</b>
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
a. Partijen zijn op 1 april 1982 te Santo Domingo D.R. gehuwd.
b. Uit het huwelijk van partijen zijn geen kinderen geboren.
c. Bij vonnis van dit Gerecht van 21 oktober 1987 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.
d. Op 9 november 1987 is op verzoek van de toenmalige gemachtigde van [man] een griffiersverklaring afgegeven dat sedert 21 oktober 1987 geen rechtsmiddel meer tegen het vonnis van 21 oktober 1987 kon worden aangewend.
e. Het echtscheidingsvonnis van 21 oktober 1987 is niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
f. [vrouw] is op 22 november 1987 te Santo Domingo D.R. gehuwd met [W.] (hierna: [W]).
g. Uit het huwelijk tussen [vrouw] en [W] is op [datum] 1987 [kind] geboren.
<b>Het verzoek</b>
Partijen verzoeken het Gerecht:
<u>Primair:</u>
de inschrijving te gelasten in de registers van de Burgerlijke Stand op Curaçao van de op 21 oktober 1987 tussen partijen uitgesproken en onherroepelijk geworden echtscheiding;
<u>Subsidiair:</u>
de echtscheiding tussen partijen uit te spreken met ingang van 21 oktober 1987, dan wel met ingang van een latere datum welke het Gerecht redelijk en billijk voorkomt;
alles met compensatie van de proceskosten.
Partijen hebben het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd:
Uit de stellige bewering van de toenmalige advocaat van partijen, gesteund door de verklaring van diens secretaresse, kan met zeer grote mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat een verzoek tot inschrijving aan de Burgerlijke Stand op Curaçao is gezonden.
Een afweging van de belangen van partijen, [W] en de zoon van [vrouw] en [W], zou ten gunste van hen moeten uitvallen, met dien verstande dat het Gerecht alsnog de inschrijving gelast van het vonnis van 21 oktober 1987 op grond van de overweging dat het verzoek tot inschrijving geacht wordt tijdig te zijn gedaan.
Mocht het Gerecht van oordeel zijn dat het primaire verzoek niet kan worden toegewezen, dan stellen partijen dat hun op 1 april 1982 gesloten huwelijk al ten minste 22 jaar duurzaam is ontwricht. Partijen hebben immers al ten minste 22 jaar niet meer samengeleefd en gedurende al die jaren ook geen enkel contact meer met elkaar gehad.
Partijen verzoeken daarom op grond van de duurzame ontwrichting de echtscheiding uit te spreken met ingang van 21 oktober 1987, dan wel met ingang van een latere datum.
Partijen stellen nadrukkelijk dat zij over en weer niets van elkaar te vorderen hebben of met elkaar te verdelen hebben.
<b>De beoordeling van het verzoek</b>
1. Met aanvulling van de rechtsgronden ex artikel 52 Rv begrijpt het Gerecht het primaire verzoek aldus dat aanvulling wordt verzocht van de registers van de Burgerlijke Stand zoals bedoeld in artikel 1:62 BWNA oud en het huidige artikel 1:24 BWNA, op grond van het feit dat in die registers een akte ontbreekt met betrekking tot de inschrijving van het echtscheidingsvonnis van 21 oktober 1987.
2. Vast staat dat [vrouw] kort nadat de echtscheiding tussen partijen was uitgesproken, in het huwelijk is getreden met [W] en dat uit die relatie een zoon is geboren. Daarmee staat naar het oordeel van het Gerecht eveneens vast dat partijen sedert de echtscheiding altijd gescheiden hebben geleefd en als gescheiden echtgenoten zijn aangemerkt.
3. Voorts staat tussen partijen vast dat zij over en weer niets meer van elkaar te vorderen of met elkaar te verdelen hebben.
4. Voorts is gesteld noch gebleken dat sprake zou kunnen zijn van consequenties voor derden ten gevolge van een toewijzing van het primaire verzoek.
5. Nu partijen dit verzoek gezamenlijk hebben gedaan en tussen hen vast staat dat in de registers van de Burgerlijke Stand op Curaçao een akte ontbreekt waarmee het meergenoemde echtscheidingsvonnis in die registers is ingeschreven, zal het primaire verzoek op grond van het vorenstaande en gelet op het bepaalde bij artikel 1:24 BWNA worden toegewezen.
6. Zoals verzocht zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.
<b>Beslissing</b>
Het Gerecht:
Draagt de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand op Curaçao op om met toepassing van artikel 1:24 BWNA de ontbrekende huwelijksakte en latere vermelding van echtscheiding toe te voegen aan de lopende registers van de burgerlijke stand.
Draagt de griffier van dit Gerecht op om conform het bepaalde in artikel 1:24 lid 2 BWNA niet eerder dan vier weken na heden een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand op Curaçao te zenden.
Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.P. Veenhof, rechter in voormeld Gerecht en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in tegenwoordigheid van de griffier.