ECLI:NL:OGEANA:2010:BL1975

Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen

Datum uitspraak
27 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR39/2009
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid na faillissement van vennootschap

In deze zaak vorderde [E.S.] verlof om kosteloos te procederen en stelde hij [gedaagde], de voormalig bestuurder van de vennootschap Bon Trabao, aansprakelijk voor onrechtmatig handelen en onbehoorlijk bestuur. De vordering was gebaseerd op het feit dat [E.S.] als werknemer van Bon Trabao was ontslagen en dat de vennootschap in staat van faillissement was verklaard. Het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen oordeelde dat [E.S.] niet voldoende had aangetoond dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld. Het Gerecht stelde vast dat [gedaagde] als bestuurder handelde in het belang van de vennootschap en dat het ontslag van [E.S.] het gevolg was van het wegvallen van opdrachten van Water- en Energiebedrijf Bonaire N.V. (WEB), waardoor Bon Trabao geen inkomsten meer had. Het Gerecht concludeerde dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van [gedaagde] en dat de vordering van [E.S.] daarom moest worden afgewezen. Tevens werd [E.S.] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN zittingsplaats Bonaire
Registratienummer: AR39/2009
Datum uitspraak: 27 januari 2010
Vonnisnummer:
VONNIS
inzake
[E.S.]
te Bonaire
eisende partij
hierna te noemen: [E.S.]
gemachtigde mr. V.S. La Fleur
tegen
[gedaagde]
te Bonaire
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde mr. G.A. Soliana
<b>De procedure</b>
Voor de loop van het geding verwijst het Gerecht naar de volgende stukken:
- het verzoekschrift van 27 mei 2009, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het door het Gerecht tussen partijen gewezen en op 11 november 2009 uitgesproken tussenvonnis,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 7 januari 2010 gehouden comparitie van partijen en de met het oog op die zitting door de gemachtigde van [E.S.] aan het Gerecht en de wederpartij gezonden producties.
<b>De feiten</b>
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
a. [gedaagde] was bestuurder van de naamloze vennootschap Bon Trabao Bonaire N.V. (hierna: Bon Trabao).
b. [E.S.] is op 22 december 1999 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Bon Trabao tegen een bruto loon van NAƒ1.153,74 per maand.
c. Bij brief van 2 maart 2006 heeft Water- en Energiebedrijf Bonaire N.V. (WEB) het volgende aan [gedaagde] geschreven:
<i>“(…)
Het WEB heeft het afgelopen jaar een drastische achteruitgang gekend voor wat betreft de activiteiten waarmee uw organisatie belast is geweest. Dit is begin van dit jaar wederom minder geworden door de verdere uitbesteding van onze waterproductie. Derhalve is de toegevoegde waarde van de door u verleende diensten nihil, reden waarom wij besloten hebben om de dienstverleningsovereenkomst met Bon Trabao N.V. met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden op te zeggen. Dit betekent dat per 30 april a.s. de overeenkomst is beëindigd.
(…)”</i>
d. Bij vonnis in Kort Geding van 30 juni 2006 heeft dit Gerecht Bon Trabao veroordeeld tot doorbetaling van het salaris van (onder meer) [E.S.] vanaf 1 mei 2006.
e. Bij vonnis van dit Gerecht van 1 februari 2007 is Bon Trabao in staat van faillissement verklaard.
<b>De vordering</b>
[E.S.] vordert dat het Gerecht hem verlof zal verlenen om kosteloos te mogen procederen en voorts om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht zal verklaren dat [gedaagde] -als (toenmalige) bestuurder zijnde van de vennootschap- onrechtmatig c.q. onzorgvuldig heeft gehandeld jegens [E.S.] en derhalve [gedaagde] hoofdelijk (persoonlijk) aansprakelijk zal stellen;
b. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van de door [E.S.] respectievelijk geleden materiële schade ten bedrage van NAƒ18.703,79, vermeerderd met de wettelijke rente, althans een door het Gerecht in goede justitie te bepalen schadebedrag;
c. zal bepalen dat [gedaagde] het schadebedrag binnen een week na betekening van het te wijzen vonnis zal voldoen, zulks op straffe van een dwangsom van NAƒ5.000,00 per dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, althans een door het Gerecht te bepalen dwangsom en termijn;
d. (naar het Gerecht begrijpt:) subsidiair [gedaagde] zal veroordelen om aan [E.S.] te betalen een schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid, althans een door het Gerecht in goede justitie te bepalen vergoeding;
één en ander met kosten rechtens.
[E.S.] heeft het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd:
Bon Trabao heeft nimmer het opeisbare loon van [E.S.] betaald.
[gedaagde] heeft tot aan het faillissement opgetreden als bestuurder van Bon Trabao.
[gedaagde] heeft als bestuurder op basis van valse en/of voorgewende redenen [E.S.] ontslagen.
Ondanks de veroordeling tot doorbetaling van het loon heeft [gedaagde] zich weigerachtig opgesteld. [gedaagde] heeft [E.S.] ten onrechte ontslagen en heeft voorts van meet af aan geweigerd het verschuldigde loon uit te betalen.
[gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld jegens [E.S.].
[E.S.] heeft door toedoen van [gedaagde] aanzienlijke schade geleden. [E.S.] was genoodzaakt extra onkosten te maken om aan geld te komen om zijn maandelijkse kosten te dekken. Het ontslag is het directe gevolg van de onzorgvuldigheid van [gedaagde].
Bovendien kan op grond van het vorenstaande worden geconcludeerd dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur door [gedaagde] dat tot het faillissement van Bon Trabao heeft geleid.
[gedaagde] is blijkens artikel 2:16 BW jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort van Bon Trabao.
<b>Het verweer</b>
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan:
Het ontslag van [E.S.] mag weliswaar, zoals het Gerecht bij vonnis van 30 juni 2006 impliciet heeft geoordeeld, nietig zijn, dit leidt niet noodzakelijk tot de conclusie dat [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [E.S.] stelt te hebben geleden als gevolg van het ontslag.
Bon Traboa was met name opgericht om de opdrachten van WEB te kunnen blijven uitvoeren en de werknemers die daarbij betrokken waren (waaronder [E.S.]) aan het werk te houden.
Het ontslag was het noodzakelijke gevolg van het feit dat Bon Trabao geen opdrachten meer ontving van Water- en Energiebedrijf Bonaire N.V. (WEB). Er waren geen andere opdrachtgevers van Bon Trabao. [E.S.] was daarmee bekend.
Van valse en/of voorgewende redenen die aan het ontslag ten grondslag hebben gelegen is helemaal geen sprake. De plotselinge opzegging door WEB van de relatie met Bon Trabao is niet door Bon Trabao of door [gedaagde] voorgewend.
[gedaagde] heeft niet onzorgvuldig gehandeld door hem te ontslaan. Na het einde van de relatie tussen Bon Trabao en WEB waren er bij gebreke aan inkomsten uit andere bronnen geen financiële middelen om [E.S.] (en de andere werknemers) te betalen.
[E.S.] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt, laat staan bewezen, in welk opzicht [gedaagde] zich schuldig zou hebben gemaakt aan kennelijk onbehoorlijk bestuur, noch dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement van Bon Trabao zou zijn.
<b>De beoordeling van het geschil</b>
1. Van het onvermogen van [E.S.] is genoegzaam gebleken. Hem zal daarom verlof worden verleend kosteloos te procederen.
2. Het Gerecht stelt voorop dat [gedaagde] [E.S.] heeft ontslagen in zijn functie van bestuurder van Bon Trabao. [gedaagde] heeft dat ontslag niet op persoonlijke titel gedaan. Bij de beoordeling zal er daarom steeds van worden uitgegaan dat [gedaagde] als bestuurder van Bon Trabao handelde.
3. Voor zover [E.S.] zijn vordering op artikel 2:16 BW baseert, kan de vordering niet slagen. Dat artikel schept een hoofdelijke aansprakelijkheid <u>jegens de boedel</u> van de failliete vennootschap <u>voor het tekort</u> van de vennootschap. Een dergelijke vordering dient door de curator namens de boedel te worden ingesteld.
4. Het Gerecht begrijpt, onder ambtshalve aanvulling van de rechtsgronden, de vordering van [E.S.] aldus dat deze, behalve op gesteld onrechtmatig handelen door [gedaagde], mede is gebaseerd op het bepaalde bij artikel 14 BW dat in bepaalde gevallen de bestuurder hoofdelijk aansprakelijk stelt.
5. Omdat het hier het handelen van [gedaagde] als bestuurder van Bon Trabao betreft, gelden bij de beantwoording van de vraag of hij onrechtmatig heeft gehandeld dezelfde criteria die worden gehanteerd bij de beoordeling of [gedaagde] onbehoorlijk bestuur kan worden verweten. Dat brengt met zich dat sprake moet zijn van ernstig verwijt aan [gedaagde] als bestuurder.
6. Het Gerecht is van oordeel dat van een ernstig verwijt aan [gedaagde] onvoldoende is gebleken en overweegt daartoe het volgende.
7. Onvoldoende gemotiveerd weersproken is dat Bon Trabao juist ten behoeve van de werkzaamheden voor WEB is opgericht, haar opdrachten ook alleen van WEB ontving en dat de vennootschap geen andere inkomsten had. Eén en ander blijkt ook uit het feit dat Bon Trabao in staat van faillissement is verklaard, nadat zij geen inkomsten meer verkreeg door het wegvallen van de opdrachten van WEB.
8. Er is daarom geen sprake van dat het ontslag zou zijn gegeven op valse en/of voorgewende redenen.
9. [E.S.] heeft gesteld dat [gedaagde] zich als bestuurder onvoldoende heeft ingespannen om werkzaamheden van andere opdrachtgevers te verkrijgen. [E.S.] heeft nagelaten deze stelling concreet te onderbouwen. Met name heeft hij niet gesteld welke opdrachten elders zouden kunnen worden verkregen. Mede gelet op het doel waarvoor Bon Trabao was opgericht, had het op de weg van [E.S.] gelegen deze stelling nader te onderbouwen.
10. Er is naar het oordeel van het Gerecht geen sprake van een weigerachtige houding van [gedaagde] als bestuurder om het salaris uit te betalen ondanks het in kort geding uitgesproken oordeel. Gelet immers op het wegvallen van de opdrachten van WEB en het daarmee gepaard gaande gemis aan inkomsten was het voor Bon Trabao onmogelijk om het salaris van de werknemers en dus ook dat van [E.S.] te betalen. Daarvoor valt [gedaagde] geen ernstig verwijt te maken.
11. Aan te nemen valt dat [E.S.], zoals hij ook heeft gesteld, zich door het ontslag geconfronteerd zag met extra kosten. Nu op grond van het vorenstaande geconcludeerd moet worden dat geen sprake is van onrechtmatig handelen en/of onbehoorlijk bestuur door [gedaagde], kan hij niet aansprakelijk worden gehouden voor de gevolgen van het ontslag voor [E.S.].
12. Op grond van het vorenstaande zal de vordering moeten worden afgewezen.
13. [E.S.] zal daarbij, als de in het ongelijk geselde, in de proceskosten worden veroordeeld.
<b>Beslissing</b>
Het Gerecht:
Verleent [E.S.] verlof om kosteloos te procederen.
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [E.S.] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op NAƒ1.500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in tegenwoordigheid van de griffier.