GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN ZITTINGSPLAATS BONAIRE
RECHTER-COMMISSARIS BELAST MET DE BEHANDELING VAN STRAFZAKEN
BESCHIKKING BEVEL AFNAME CELMATERIAAL TEN BEHOEVE
VAN DNA-ONDERZOEK
(artikelen 79 en 79a Sv NA en Aruba)
Op 22 maart 2010 is door de officier van justitie bij het gerecht in eerste aanleg, standplaats Bonaire, een vordering ingediend strekkende tot het ten behoeve van een vergelijkend onderzoek van celmateriaal verlenen van een bevel tot het afnemen van celmateriaal van de verdachte:
naam: [verdachte]
geboren op: [datum] 1993 op Bonaire
adres: Kaya [adres] op Bonaire
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring op Bonaire
Uit de vordering en aangeboden stukken blijkt dat tegen de verdachte een opsporingsonderzoek is ingesteld terzake van handelen in strijd met artikel 324 van het Wetboek van Strafrecht, voor welk handelen voorlopige hechtenis is toegelaten.
De verdachte is op de vordering, in bijzijn van zijn advocaat, gehoord; van dit horen is proces-verbaal opgemaakt.
BEOORDELING VAN DE VORDERING
Vooropgesteld moet worden dat een bevel zoals gevorderd slechts kan worden gegeven indien het belang van het onderzoek dit vereist en tegen de verdachte ernstige bezwaren bestaan.
Het belang van het onderzoek ziet op het belang van het opsporingsonderzoek in verband met het misdrijf waarvan de verdachte wordt verdacht. Het omvat niet de opheldering van strafbare feiten waarop het opsporingsonderzoek niet is gericht en evenmin de opheldering van toekomstige strafbare feiten.
Voorts moet er blijkens de tekst van artikel 79 en 79a Sv sprake zijn van een DNA-onderzoek dat is gebaseerd op een vergelijking tussen kenmerken van celmateriaal.
De Officier van Justitie heeft aan zijn vordering het volgende ten grondslag gelegd:
- de verdachte wordt verdacht van overtreding van artikel 324 van het Wetboek van Strafrecht, zijnde misdrijven waarvoor voorlopige hechteis is toegelaten;
- er zijn ernstige bezwaren tegen de verdachte gerezen;
- een onderzoek gebaseerd op een vergelijking tussen kenmerken van celmateriaal is redelijkerwijs nodig voor het aan de dag brengen van de waarheid.
De Officier van Justitie heeft zijn vordering gebaseerd op het dossier met parketnummer 400.00056/10, het proces-verbaal van 24 februari 2010 (met de daarbij als bijlage gevoegde statistieken) en het proces-verbaal van 2 maart 2010.
Het proces-verbaal van 24 februari 2010 houdt –ondermeer- het volgende in:
Als verklaring van E.C. van der Giessen, Hoofdagent bij het Korps Politie Bonaire, ingedeeld bij de Algemene Dienst, Basis politiezorg Playa:
“Vanaf september 2009 wordt het eiland Bonaire geteisterd door een onacceptabel hoog aantal woninginbraken. De inbreuk welke deze woninginbraken maken op het veiligheidsgevoel van zowel de Bonairiaanse burger als de tijdelijk op het eiland verblijvende toerist is enorm en laten vaak diepe, permanente sporen achter bij de slachtoffers.
Naar aanleiding van een grondige analyse vanuit het geautomatiseerde politiesysteem Actpol kan geconcludeerd worden dat het aantal woninginbraken significant gedaald is vanaf februari 2010. Vanaf de eerste week van februari zijn de navolgende verdachten aangehouden te weten:
(…)
In de bij dit proces-verbaal gevoegde bijlage is de analyse in een grafiek weergegeven. Hierin is tevens het aantal aangiften cijfermatig vermeld.”
Het proces-verbaal van 2 maart 2010 houdt –ondermeer- het volgende in:
Als verklaring van E.C. van der Giessen, Hoofdagent bij het Korps Politie Bonaire, ingedeeld bij de Algemene Dienst, Basis politiezorg Playa:
“Naar aanleiding van het onacceptabel hoge aantal woninginbraken op het eiland Bonaire is er binnen de opsporing gekozen voor een integrale aanpak. Samen met het instellen van een Woninginbraken Team is er op het gebied van Forensische Opsporing de mogelijkheid tot het afnemen van celmateriaal.
De aangehouden verdachte (…) Weigerde zijn medewerking aan een onderzoek als bedoeld in artikel 79 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.
Daar het niet onaannemelijk is dat verdachte (…) betrokken is bij meer woninginbraken en er nog tientallen aangiften zijn van woninginbraken waarbij tevens biologische sporen zijn veiliggesteld is het wenselijk celmateriaal van verdachte (…) af te nemen.”
De rechter-commissaris is van oordeel dat het proces-verbaal van 24 februari 2010 en de daarbij als bijlage gevoegde statistieken niets zeggen over eventuele ernstige bezwaren tegen de verdachte. Deze stukken kunnen derhalve geen grondslag vormen voor toewijzing van de vordering.
De rechter-commissaris is daarom allereerst van oordeel dat de Officier van Justitie onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van ernstige bezwaren tegen de verdachte.
Het enkele feit dat er nog tientallen aangiften zijn van woninginbraken is onvoldoende om enige, voor de onderhavige beoordeling relevante, betrokkenheid van de verdachte te kunnen aannemen.
Het heeft er daarom alle schijn van dat het opsporingsonderzoek gericht is op de opheldering van strafbare feiten waarvan de verdachte op dit ogenblik niet wordt verdacht.
Een zodanig DNA-onderzoek is wettelijk niet toegestaan.
Dat het niet onaannemelijk is dat de verdachte bij meer woninginbraken is betrokken dan waarvan hij wordt verdacht, is daarom een onjuiste grondslag voor het gevorderde bevel.
Uit het dossier met parketnummer 400.00056/10 blijkt voorts op geen enkele wijze dat sporenmateriaal is veiliggesteld, dat bij het vergelijkend DNA-onderzoek zou kunnen worden betrokken.
De verklaring van de Hoofdagent Van der Giessen in diens proces-verbaal van 2 maart 2010, wordt niet onderbouwd met nadere stukken en kan daarom niet bij de beoordeling van de vordering worden betrokken.
Op grond van het vorenstaande is de rechter-commissaris van oordeel dat geen sprake is van ernstige bezwaren tegen de verdachte als bedoeld in artikel 79a Sv en dat onvoldoende gebleken is van de aanwezigheid van veiliggesteld sporenmateriaal op basis waarvan een vergelijkend DNA-onderzoek zou kunnen worden verricht.
Het vorenstaande brengt met zich dat de vordering zal moeten worden afgewezen.
Aldus gegeven op Bonaire op 30 maart 2010 door mr. F.J.P. Veenhof, rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg, optredende als rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, in tegenwoordigheid van de griffier