Registratienummer: EJ11/2010
Datum uitspraak: 7 april 2010
Beschikkingnummer:
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
de naamloze vennootschap Obersi Electronics Bonaire N.V.
te Bonaire
verzoekster
hierna: Obersi Electronics
gemachtigde: mr. H.W. Braam
[werkneemster]
te Bonaire
verweerster
hierna: [werkneemster]
gemachtigde: mr. S.A. Carmelia
Voor de loop van het geding verwijst het Gerecht naar de volgende stuk¬ken:
- het verzoekschrift van 1 februari 2010, met producties,
- het verweerschrift, met producties,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge op 24 maart 2010 gehouden mondelinge behandeling,
- de door beide partijen in het geding gebrachte producties.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a. [werkneemster], geboren op 10 augustus 1961, is op 1 augustus 1989 in dienst getreden van Obersi Electronics.
b. [werkneemster] was laatstelijk werkzaam in de functie van administratief medewerkster tegen een salaris van NAƒ3.250,00 bruto per maand.
c. Bij brief van 26 november 2009 heeft Obersi Electronics [werkneemster] opstaande voet ontslagen. In die brief heeft Obersi Electronics het volgende geschreven over de redenen voor het ontslag op staande voet:
<i>“Pa medio di es karta aki mi ta retirabo instantemente debi na falta di respet i akto bajo ku bo a komete pa ku bo hefe Sra. [J.O.] riba e fecha November 24, 2009 kaminda bo a hisa bo vos, kana baj lage ku palabra na boka i pa despues saka lenga, bira bo lomba buk janga bo atras pa ku Sra. Obersi.”</i>
d. [werkneemster] heeft bij brief van 10 december 2009 de nietigheid van dat ontslag ingeroepen.
e. Bij vonnis in Kort Geding van 25 januari 2010 heeft dit Gerecht Obersi Electronics veroordeeld tot (kort gezegd) doorbetaling van het salaris van [werkneemster].
Obersi Electronics verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair wegens een dringende reden, subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden.
Ter toelichting stelt Obersi Electronics –samengevat- het volgende.
[werkneemster] is op 26 november 2009 op staande voet ontslagen. De reden van het ontslag is gelegen in het feit dat [werkneemster] een totaal gebrek aan respect voor haar directe chef heeft getoond, c.q. haar directe chef grovelijk heeft beledigd.
[werkneemster] heeft op 26 november 2009 met stemverheffing tegen haar directe chef gesproken, haar de rug toegekeerd terwijl de chef nog aan het praten was, haar tong naar de chef uitgestoken en haar achterste aan de chef getoond.
Niet alleen twijfelt Obersi Electronics aan de loyaliteit van [werkneemster], immers in het nabije verleden heeft [werkneemster] aan Obersi Electronics te kennen gegeven dat zij een collega die ontslag heeft genomen om bij een concurrent te gaan werken volledig steunt, doch ook jegens de directeur van Obersi Electronics gedraagt [werkneemster] zich niet als een goede werknemer betaamt. Vaak valt [werkneemster] zonder enige aanleiding uit tegen de directeur, waarbij [werkneemster] haar stem verheft tegen de directeur.
Obersi Electronics is van oordeel dat door voornoemde gedragingen van [werkneemster] de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig is verstoord op grond waarvan van Obersi Electronics niet langer kan worden gevergd het dienstverband met [werkneemster] te laten voortduren.
[werkneemster] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [werkneemster] om toekenning van een vergoeding van NAƒ175.500,00 bruto.
Ter toelichting voert [werkneemster] -samengevat- het volgende aan.
Obersi Electronics heeft haar stelling dat zij twijfelt aan de loyaliteit van [werkneemster] volstrekt niet onderbouwd.
Hetzelfde geldt voor de stelling van Obersi Electronics dat [werkneemster] zich jegens haar directeur niet gedraagt zoals een goed werknemer betaamt.
Tenslotte rechtvaardigt het voorval op 24 november 2009 geenszins de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Mocht de arbeidsovereenkomst niettemin worden ontbonden, dan maakt [werkneemster] aanspraak op een vergoeding.
Gezien het feit dat [werkneemster] geen enkel verwijt treft, haar hele leven als het ware heeft gegeven en trouw is gebleven aan Obersi Electronics, thans op 48-jarige leeftijd moeilijk aan een andere gelijkwaardige baan zal kunnen komen en het feit dat zij geen pensioen heeft opgebouwd, meent [werkneemster] aanspraak te kunnen maken op minstens correctiefactor C=2.
[werkneemster] komt op grond van het vorenstaande uit op een ontbindingsvergoeding voor 27 gewogen dienstjaren van NAƒ175.500,00 bruto.
<b>De beoordeling van het verzoek</b>
1. Het Gerecht is van oordeel dat het verzoek moet worden beschouwd als een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog mocht blijken te bestaan. Het is immers onduidelijk of de arbeidsovereenkomst nog bestaat, nu gebleken is dat [werkneemster] nog geen bodemprocedure is begonnen met betrekking tot het gegeven ontslag op staande voet. Het vonnis in Kort Geding, waarin is geoordeeld dat Obersi Electronics het salaris moet doorbetalen, houdt geen onherroepelijke uitspraak in over de rechtsgeldigheid van het gegeven ontslag. De getroffen voorlopige voorziening heeft immers slechts een ordenende functie zolang de juiste rechtsverhouding tussen partijen door hen zelf, door de rechter in een bodemprocedure of anderszins, nog niet definitief is vastgesteld.
2. In het kader van dit verzoek kan niet worden vastgesteld of sprake is van een dringende reden, zoals door Obersi Electronics is gesteld. Partijen hebben verschillende standpunten over het voorval op 24 november 2009. Om de juiste gang van zaken op die dag te kunnen vaststellen, is bewijslevering nodig. Daartoe bestaat wel de mogelijkheid in de bodemprocedure over het ontslag op staande voet, maar niet in deze verzoekschriftprocedure.
3. Het verzoek kan daarom niet op de primaire grondslag worden toegewezen.
4. Obersi Electronics heeft ondubbelzinnig laten blijken dat zij de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] niet wenst voort te zetten. In zoverre is dus sprake van gewijzigde omstandigheden in de zin der wet. Nu voor een vruchtbare samenwerking de medewerking van beide partijen noodzakelijk is, is het, gelet op het standpunt van Obersi Electronics, niet zinvol de arbeidsovereenkomst in stand te laten.
5. Er zijn dus voldoende gewichtige redenen om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden, zodat het subsidiaire verzoek toewijsbaar is.
6. Beoordeeld moet worden of aan [werkneemster] in redelijkheid een vergoeding toekomt. Het Gerecht is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe het volgende.
7. Met betrekking tot het ontbreken van loyaliteit aan de zijde van [werkneemster] is het verzoek onvoldoende concreet onderbouwd. Er worden slechts verdenkingen geuit zonder dat daarvoor steekhoudende bewijzen voorhanden zijn.
8. Wat het voorval op 24 november 2009 betreft, kan niet ontkend worden dat tussen [werkneemster] en haar leidinggevende een woordenwisseling heeft plaatsgevonden die door die leidinggevende kennelijk als beledigend werd ervaren. Of de door [werkneemster] gebruikte bewoordingen en/of haar gedragingen nu wel of niet beledigend waren, in ieder geval had [werkneemster] zich moeten realiseren dat een woordenwisseling niet de juiste manier is om met haar leidinggevende een gerezen probleem op te lossen. In zoverre kan aan [werkneemster] een licht verwijt worden gemaakt.
9. Zoals het Gerecht in het Kort Geding ook heeft overwogen, had het op de weg van Obersi Electronics gelegen om te trachten in gesprek te blijven met [werkneemster] en in onderling overleg tot een oplossing te komen. Dat is naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende gebeurd.
10. Voor zover [werkneemster] van mening is dat bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding rekening moet worden gehouden met het feit dat zij bij Obersi Electronics geen pensioen heeft opgebouwd, kan het Gerecht daarmee geen rekening houden. Het ontbreken van een pensioenvoorziening is immers geen gevolg van het feit dat de arbeidsovereenkomst thans wordt ontbonden.
11. Alle omstandigheden tegen elkaar afwegende is het Gerecht van oordeel dat een vergoeding van NAƒ75.000,00 billijk is.
12. Obersi Electronics heeft geen vergoeding aangeboden, zodat het Gerecht Obersi Electronics in de gelegenheid zal stellen het verzoek in te trekken.
13. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
14. Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Stelt partijen ervan in kennis voornemens te zijn de arbeidsovereenkomst uitsluitend voor het geval de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat, tegen 1 mei 2010 te ontbinden onder toekenning van een vergoeding als hierna is vermeld.
Bepaalt dat Obersi Electronics de gelegenheid heeft het verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op 21 april 2010 te 15.00 uur ter griffie ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij.
<u>voor het geval Obersi Electronics het verzoek niet intrekt wordt alvast als volgt beslist:</u>
Ontbindt de arbeidsovereenkomst voor het geval deze nog tussen partijen bestaat tegen
1 mei 2010.
Kent aan [werkneemster] ten laste van Obersi Electronics een vergoeding toe van NAƒ75.000,00 bruto, ineens te voldoen, (als aanvulling op ingevolge sociale verzekeringswetten te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verwerven lager inkomen uit arbeid), echter uitsluitend voor het geval de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat.
Veroordeelt voor zover nodig Obersi Electronics tot betaling van die vergoeding.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
<u>voor het geval Obersi Electronics het verzoek wel intrekt:</u>
Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in tegenwoordigheid van de griffier.