ECLI:NL:OGEANA:2010:BN4388

Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 143/2010
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen aandeelhouders van El Camu N.V. over zeggenschap en vergoedingen na overlijden van vader

In deze zaak, die op 30 juni 2010 door het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen werd behandeld, zijn zeven broers en zussen betrokken bij een geschil over de aandelen in de vennootschap El Camu N.V. na het overlijden van hun vader. De eiser, [W.J.], vorderde de opheffing van door [L.M.] gelegde beslagen en de gedaagde, [L.M.], vorderde in reconventie dat [W.J.] informatie zou verstrekken over vergoedingen die aan hem zijn betaald door de vennootschap. De zaak kwam voort uit eerdere geschillen tussen de aandeelhouders, waarbij de enige overgebleven commissaris, [W.J.], de leiding had over het bedrijf. De partijen waren verdeeld in twee kampen, wat leidde tot een patstelling in de algemene vergadering van aandeelhouders.

Tijdens de zitting op 23 juni 2010 werden de standpunten van beide partijen uiteengezet. [W.J.] voerde aan dat hij geen dwangsommen had verbeurd, terwijl [L.M.] stelde dat hij niet tijdig en volledig had voldaan aan eerdere vonnissen. Het gerecht oordeelde dat voor het verbeuren van dwangsommen een betekening van de uitspraak vereist is, en dat [W.J.] tijdig had voldaan aan zijn verplichtingen, behalve met betrekking tot de inschrijving van de beperkingen van [R.]. Het gerecht schorste de executie van het beslag boven NAF 20.000,00 totdat in een bodemprocedure anders wordt beslist.

In reconventie werd [W.J.] bevolen om binnen zeven dagen de aandeelhouders schriftelijk te informeren over de vergoedingen en deze betalingen stop te zetten. Tevens werd hij veroordeeld tot terugbetaling van reeds betaalde bedragen aan de vennootschap, vermeerderd met wettelijke rente. Het gerecht besloot dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
zittingsplaats Curaçao
Vonnis in kort geding van 30 juni 2010
[W.J.],
wonende op Curaçao,
eiser,
gemachtigde mr. H.W. Braam,
tegen
[L.M.],
wonende op Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde mr. Th. Aardenburg.
Partijen zullen hierna ook [W.J.] en [L.M.] genoemd worden.
1. De procedure
[W.J.] heeft op 8 juni 2010 een verzoekschrift in kort geding, voorzien van producties, ingediend. De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 23 juni 2010. Ter zitting waren partijen tegenwoordig, vergezeld van hun voornoemde advocaat-gemachtigden. Partijen hebben hun standpunten aan de hand van pleitnotities en aanvullende producties uiteengezet. [L.M.] heeft een reconventionele vordering ingesteld. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Partijen verwijzen beiden naar een kort geding vonnis van dit gerecht van 4 februari 2010, gewezen tussen [L.M.] als eiser en [W.J.] en de vennootschap El Camu N.V. als gedaagden. In het vonnis is de volgende, in deze procedure niet bestreden, feitenvaststelling opgenomen.
<i>[L.M.] houdt samen met haar broers en zussen [G, M, A, J, R, en C.] de aandelen in El Camu, een door hun in 1988 overleden vader opgerichte vennootschap. Ieder van hen heeft een aandeel van 1/7. [M.] verkeert in staat van faillissement. Hij zou de nalatenschap van vader en moeder[X.] – en daarmee de aandelen in El Camu – beneficiair hebben aanvaard.
Tussen de aandeelhouders zijn geschillen gerezen. El Camu heeft, na aftreden in juni 2009 van [R.] als haar bestuurster, thans geen bestuurders. [W.J.], echtgenoot van [J.], is de enig overgebleven commissaris van El Camu. Het bedrijf van El Camu wordt door hem geleid.
De aandeelhouders zijn in twee kampen verdeeld met eiseres ([L.M.], gerecht), [G. en A.] aan de ene kant en [J.. R., en C.] aan de andere kant, hetgeen in de algemene vergadering van aandeelhouders tot een patstelling heeft geleid, laatstelijk ter vergadering van 8 juli 2009 (de curator van [M.]l heeft zich tot dusver onthouden van stemrecht). Eiseres ([L.M.], gerecht) kan zich niet vinden in [W.J.] als (tijdelijk) leidinggevende en heeft onder meer bezwaren tegen de manier waarop hij haar bejegent (zij is al jaren werkzaam voor El Camu), tegen het feit dat haar verzoeken om informatie aangaande de vennootschap niet worden ingewilligd en tegen het feit dat [W.J.] zichzelf ten laste van de vennootschap een vergoeding heeft toegekend. [J] c.s. daarentegen staan aan de kant van [W.J.].</i>
2.2. In voornoemd kort geding is als volgt beslist:
<i>beveelt gedaagden om binnen drie werkdagen na dit vonnis het ertoe te leiden dat [W.J.] als bestuurder van El Camu in het handelsregister van de Kamer van Koophandel wordt uitgeschreven en als commissaris belast met het tijdelijke bestuur en de beperkingen van art. 8 lid 6 van de statuten van El Camu wordt geregistreerd, alsmede dat de opheffing van de beperkingen aan de bevoegdheden van [R.] in haar hoedanigheid van procuratiehouder van El Camu in het Handelsregister ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom van NAF 5.000,00 voor iedere dag dat gedaagden in strijd handelen met dit bevel, zulks met een maximum van NAF 100.000,00. </i>
2.3. Op 5 februari 2010 heeft [W.J.] zich als bestuurder bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven en zich als commissaris laten inschrijven. Op 1 maart 2010 heeft hij de opheffing van de beperkingen aan de bevoegdheden van [R.] in haar hoedanigheid van procuratiehouder van El Camu in het handelsregister ongedaan gemaakt.
2.4. [L.M.] heeft het voormelde vonnis op 24 februari 2010 aan [W.J.] betekend.
2.5. [L.M.] heeft op 28 mei 2010 ten laste van [W.J.] excutoriaal beslag gelegd onder de Maduro & Curiel’s Bank N.V., de Banco di Caribe N.V., de RBTT Bank N.V., de Girobank N.V. en onder De Jongh’s Sporthuis N.V. in verband met een door haar beweerde niet juiste, althans onvolledige nakoming van de veroordeling in het meergenoemde vonnis en in dat verband verbeurde dwangsommen tot NAF 100.000,00.
2.6. [W.J.] heeft zich ten laste van El Camu een maandelijks salaris toegekend van NAF 3.900,00.
3. Het geschil
<u>In conventie:</u>
3.1 [W.J.] vordert:
a) primair de opheffing te bevelen dan wel te gelasten van de door [L.M.] op 28 mei 2010 ten laste van [W.J.] gelegde beslagen als onder 2.5. vermeld,
b) subsidiair [L.M.] te bevelen om de beslagen op te heffen binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom ten faveure van [W.J.] van NAF 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde in gebreke mocht blijven aan een zodanig bevel te voldoen,
c) [L.M.] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. [W.J.] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij, anders dan [L.M.] stelt, geen dwangsommen heeft verbeurd. [L.M.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover hier van belang, verder ingegaan.
3.3. [L.M.] vordert in reconventie:
a) [W.J.] te gebieden om binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis de algemene vergadering van aandeelhouders van El Camu N.V. schriftelijk te informeren over de bedragen die door El Camu N.V. aan [W.J.] ten laste van de vennootschap ten titel van vergoeding of anderszins aan [W.J.] worden en zijn voldaan en deze betalingen met onmiddellijke ingang stop te zetten, met veroordeling van [W.J.] tot terugbetaling aan El Camu N.V. van de reeds betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
b) [W.J.] te gebieden uitsluitend die bestuursbevoegdheden uit te oefenen die hem als met het bestuur belast zijnde commissaris, ingevolge artikel 8 lid 6 van de statuten van El Camu N.V., toegekend zijn, alsmede [W.J.] te gebieden zich te onthouden van iedere handeling of gedraging die de benoeming van een definitief bestuur kunnen frustreren en tegenhouden,
c) de voorziening in het definitieve bestuur van El Camu N.V. te verwijzen naar een conflictbemiddelaar,
d) te bepalen dat [W.J.] een dwangsom verbeurt van NAF 10.000,00 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [W.J.] in gebreke blijft gevolg te geven aan het in deze te wijzen vonnis,
e) [W.J.] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.4. [W.J.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zoveel nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
<u>In conventie:</u>
4.1. In conventie staat de opheffing van het door [L.M.] gelegde beslag ter beoordeling. Het gaat om een executoriaal beslag ter zake van dwangsommen waarvan [L.M.] stelt dat die verbeurd zijn in verband met een niet tijdige en/of volledige nakoming door [W.J.] van het hiervoor onder 2.1. en 2.2. vermelde kort geding vonnis van 4 februari 2010. Meer specifiek gaat het erom of [W.J.] in verband met het mogelijk verbeuren van een dwangsom tijdig en/of volledig aan de de veroordeling zoals hiervoor onder 2.2. omschreven, heeft voldaan. Indien het gerecht toch tot de conclusie mocht komen dat er dwangsommen zijn verbeurd, wil [W.J.] in verband met de kennelijk onredelijke gevolgen daarvan, dat deze worden gematigd, in welk verband hij op het bepaalde in artikel 611d lid Rv wijst.
4.2. [L.M.] stelt dat [W.J.] niet volledig en/of tijdig aan het kort geding vonnis van 4 februari 2010 heeft voldaan. De uitschrijving van [W.J.] als bestuurder en zijn inschrijving als commissaris is anders dan waartoe hij was veroordeeld, niet binnen drie dagen na het vonnis doorgevoerd. Ook de inschrijving van de beperkingen ten aanzien van de bevoegdheid van [R.] als procuratiehouder van de vennootschap, is anders dan waartoe [W.J.] is veroordeeld, niet binnen 3 dagen na het vonnis doorgevoerd. Bovendien zijn bij de inschrijving van [W.J.] als commissaris de aan die positie verbonden beperkingen ingevolge artikel 8 lid 6 van de statuten niet opgenomen.
4.3. Het verweer van [W.J.] daarop is dat voor het verbeuren van een dwangsom een betekening is vereist. De mutaties in het handelsregister waartoe hij is veroordeeld heeft hij tijdig doorgevoerd. De beperking van zijn bevoegdheid als commissaris is geen inschrijfbaar feit zodat het ontbreken van die inschrijving hem bezwaarlijk kan worden aangerekend.
4.4. Het gerecht oordeelt als volgt. Voor het verbeuren van een dwangsom is ingevolge artikel 611a lid 3 Rv een betekening van de uitspraak waarbij deze is vastgesteld, vereist. Hieruit volgt dat dwangsommen niet automatisch op grond van een veroordelende uitspraak worden verbeurd. De schuldenaar moet in de gelegenheid worden gesteld alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Gelet hierop en het verweer van [W.J.] onder 4.3. volgend, zijn de mutaties ten aanzien van de gegevens van [W.J.] tijdig doorgevoerd, althans voor wat betreft het (niet) verbeuren van een dwangsom. Ten aanzien van die van [R.] was de mutatie te laat. De mutatie had ingevolge het vonnis binnen drie werkdagen na het vonnis moeten worden doorgevoerd. Hoewel de mutatie op zichzelf niet tijdig was, werden er te dien aanzien nog niet direct dwangsommen verbeurd. Daarvoor was een betekening vereist. Vanaf de datum van betekening (24 februari 2010) werden er dus dwangsommen verbeurd. De mutatie op 1 maart 2010 was derhalve vier (volledige) dagen te laat, de dag van de betekening en de dag van inschrijving niet meegerekend. Voorlopig oordelend, heeft [W.J.] ter zake van de mutatie van de inschrijving betreffende [R.] daarom een dwangsom van NAF 20.000,00 (NAF 5.000,00 per dag) verbeurd.
4.5. Hoewel wat betreft de dwangsommen tijdig, is van een volledigheid van de mutatie van de gegevens betreffende [W.J.] zelve geen sprake, gelet het feit dat de uit artikel 8 lid 6 van de statuten volgende beperking daarin niet is betrokken. [W.J.] stelt dat de beperking niet in het handelsregister kan worden ingeschreven. Ter ondersteuning van zijn stelling heeft hij een mutatieformulier van het handelsregister overgelegd. In dit formulier is geen ruimte voor de aantekening van bestuursbeperkingen zoals hiervoor bedoeld. Uitsluitend kan worden aangekruist of de betreffende functionaris – hier [W.J.] als commissaris – “niet bevoegd” is, “alleen bevoegd” is of “gezamenlijk/beperkt bevoegd” is.
4.6. [L.M.] bestrijdt de door [W.J.] gestelde onmogelijkheid van inschrijving van de betreffende bestuursbeperking, zij het niet gemotiveerd. De advocaat-gemachtigde stelt dat zijn ervaringen met inschrijvingen van beperkingen als deze anders zijn, in die zin dat deze wel inschrijfbaar zijn.
4.7. Gelet op het bovenstaande zal uitsluitsel bij de kamer van koophandel moeten worden verkregen. De aard van deze kort geding procedure leent zich hiervoor echter niet. Bewijslevering in een bodemprocedure zal daarvoor mogelijk noodzakelijk zijn. Gelet hierop zal het gerecht niet toestaan dat de executie onverkort wordt doorgezet. Het zal de executie voor het meerdere boven NAF 20.000,00 – vergelijk hetgeen hiervoor onder 4.4. is overwogen – schorsen totdat hierover in een bodemprocedure anders wordt beslist.
4.8. Nu geen van de partijen als overwegend in het ongelijk gestelde partij is aan te merken, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in dier voege dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt.
<u>In reconventie</u>
4.9. In reconventie zijn de verplichtingen en bevoegdheden van [W.J.] als commissaris aan de orde. [L.M.] wil schriftelijke informatie over vergoedingen die de vennootschap aan [W.J.] heeft gedaan en zij wil tevens dat reeds betaalde vergoedingen worden teruggestort en deze vergoedingen voortaan niet meer worden betaald.
4.10. Ter zitting heeft [W.J.] aangevoerd dat hij bereid is inzage te geven in aan hem verstrekte vergoedingen. De daarop gerichte vordering c.q. voorziening kan daarom worden toegewezen, zij het dat de gevorderde termijn van 24 uur na dit vonnis als te kort wordt ervaren en de ingangsdatum van de daarvoor te stellen termijn mogelijk voor onduidelijkheden kan zorgen. Er zal daarom als na te melden worden beslist.
4.11. Wat de vergoedingen zelf betreft moet worden beoordeeld of de toekenning daarvan binnen de beperkingen van artikel 8 lid 6 van de statuten valt, meer specifiek of toekenning daarvan geen uitstel kan leiden. [W.J.] heeft in dat kader aangevoerd dat gelet op de zijn werkzaamheden voor de vennootschap een vergoeding in de rede ligt. Niet toegelicht en daarom niet aannemelijk is echter dat de toekenning daarvan geen uitstel kan leiden. Het doel van de betreffende beperking is kennelijk gelegen in het afwenden van situaties die een onmiddellijke bedreiging vormen voor het voortbestaan van de onderneming. Het ontbreken van een vergoeding voor een commissaris valt daaronder niet. Bovendien is met artikel 9 lid 3 van de statuten in een vergoeding van de kosten van vervulling van de commissaris-functie voorzien. Deze kunnen als jaarlijkse vergoeding door de algemene vergadering worden vastgesteld. Dat is niet gebeurd, althans daarvan is niet gebleken. Dit alles betekent dat er geen grond is voor een eigenmachtige toekenning van een vergoeding of salaris zoals [W.J.] gedaan heeft. Reeds betaalde vergoedingen dienen daarom te worden teruggstort op de rekening van de vennootschap en verdere vergoedingen achterwege dienen te blijven totdat daarover rechtsgeldig – conform de statuten – is beslist.
4.12. Een punt van overweging bij het bovenstaande is of [L.M.] zelf een vordering tot terugbetaling toekomt of dat het een actie is die door de vennootschap moet worden ingesteld. Van de vennootschap is in dat opzicht weinig te verwachten omdat deze thans feitelijk door [W.J.] wordt bestuurd, terwijl het belang van [L.M.] als aandeelhouder bij de gevraagde voorziening evident is, te meer nu voor [L.M.] door de ontstane patstelling binnen de vennootschap geen ander middel openstaat. Het gerecht ziet dan ook geen beletsel voor het toewijzen van de gevraagde voorziening. Omdat de vordering niet strekt tot een rechtstreekse betaling aan [L.M.] maar aan de vennootschap en [L.M.] voor deze betaling aan een derde geen executiemiddelen ten dienste staan, kan aan de gevraagde voorziening een dwangsom worden verbonden. Het bepaalde in artikel 611a lid 1 Rv – geen dwangsom bij een veroordeling tot betaling van een geldsom – doet daaraan niet af omdat, het zij herhaald, een nuancering daarvan op zijn plaats is omdat [L.M.] ter zake deze vordering geen executiemaatregelen ten dienste staan.
4.13. Wat betreft de sub b gevraagde voorziening wijst [W.J.] erop dat [L.M.] een vordering met die strekking reeds in het eerdere kort geding heeft ingediend en de rechter deze toen heeft afgewezen met de overweging dat de vordering geen steun vond in de feiten. In deze procedure zijn geen andere feiten aangevoerd zodat het gerecht [W.J.] volgt in dit verweer en de vordering zal afwijzen.
4.14. Aan de hierna te geven voorziening in reconventie zal, als gevorderd, de na te melden dwangsom worden verbonden, zij het dat deze per gebeurtenis wordt gemaximeerd tot NAF 100.000,00.
4.15. Dan resteert nog de verzochte verwijzing naar een conflictbemiddelaar. Partijen hebben tijdens de behandeling overeenstemming bereikt over een te benoemen bemiddelaar, alsmede over de betaling van zijn kosten – kosten voor de vennootschap en indien deze niet betaald, ieder voor de helft – waarna [L.M.] heeft aangegeven op deze vordering geen beslissing meer te wensen.
4.16. Nu geen van de partijen als overwegend in het ongelijk gestelde partij is aan te merken, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in dier voege dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt.
5. De beslissing
Het gerecht, bij wijze van voorlopige voorziening,
<u>in conventie:</u>
5.1. schorst de executie in zoverre deze de NAF 20.000,00 te boven gaat, voor zolang in een bodemprocedure te dien aanzien niet anders is beslist,
5.2. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. wijst het meer of anders gevorderde af,
5.4. compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt.
<u>in reconventie:</u>
5.5. beveelt [W.J.] binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, de algemene vergadering van aandeelhouders van El Camu N.V. schriftelijk te informeren over de bedragen die door El Camu N.V. aan [W.J.] ten laste van de vennootschap ten titel van vergoeding of anderszins aan [W.J.] worden en zijn voldaan en deze betalingen met onmiddellijke ingang stop te zetten,
5.6. veroordeelt [W.J.] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis tot terugbetaling aan El Camu N.V. van de reeds betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat deze betalingen aan [W.J.] zijn verricht tot aan de dag van terugbetaling daarvan,
5.7. verbindt aan het hiervoor onder 5.5. en 5.6. bepaalde een ten faveure van [L.M.] door [W.J.] te verbeuren dwangsom van NAF 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [W.J.] 2 dagen na betekening van dit vonnis, in gebreke blijft hieraan gevolg te geven, tot een maximum per gebeurtenis c.q. overtreding van NAF 100.000,00,
5.8. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. wijst het meer of anders gevorderde af.
5.10. compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2010.