ECLI:NL:OGHACMB:2010:BO6719

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 109/06 - H 85/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Lock
  • A. van der Bunt
  • M. van Kooten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Eilandgebied voor instorten keermuur op perceel appellant

In deze zaak heeft de appellant het Eilandgebied Sint Maarten aansprakelijk gesteld voor de instorting van een keermuur op zijn perceel. De appellant baseert zijn vordering op de stelling dat het Eilandgebied onrechtmatig heeft gehandeld door bij de aanleg van de Bleeding Heart Road geen adequate waterafvoer te realiseren. Dit zou hebben geleid tot ophoping van water bij zijn terrein, waardoor de keermuur is ondermijnd en uiteindelijk is ingestort. Het Gerecht in eerste aanleg (GEA) heeft eerder in deze zaak vonnis gewezen, waartegen de appellant in hoger beroep is gegaan.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de appellant zijn grieven toegelicht en verzocht om vernietiging van het eerdere vonnis, terwijl het Eilandgebied de vordering heeft bestreden en heeft verzocht om bevestiging van het vonnis. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de deskundigenrapportage in overweging genomen. De deskundige heeft vastgesteld dat de weg is ontworpen om waterafvoer te reguleren, maar dat er geen afvoergoot langs de weg is gerealiseerd. Desondanks heeft de deskundige ook andere mogelijke oorzaken voor de instorting van de muur genoemd.

Het Hof concludeert dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het Eilandgebied onrechtmatig heeft gehandeld. De stellingen van de appellant zijn niet voldoende onderbouwd en er is geen aanleiding om nadere bewijslevering toe te staan. Het Hof bevestigt daarom het vonnis van het GEA en veroordeelt de appellant in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 5 november 2010.

Uitspraak

Registratienummers: AR 109/06 - H 85/10
Uitspraak: 5 november 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis
in de zaak van:
[appellant],
wonend in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiser, thans appellant,
procederend in persoon,
- tegen -
HET EILANDGEBIED SINT MAARTEN,
zetelend in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.
Partijen worden hierna [appellant] en het Eilandgebied genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 13 februari 2007, 14 augustus 2007, 20 mei 2008 en 6 januari 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die vonnissen.
1.2 [appellant] is van het vonnis van 6 januari 2009 in beroep gekomen door op 20 januari 2009 een akte van appel in te dienen. Bij afzonderlijk ingediende memorie van grieven heeft [appellant] acht grieven geformuleerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van [appellant] alsnog zal toewijzen.
1.3 Het Eilandgebied heeft bij memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
1.4 Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitaantekeningen overgelegd.
1.5 Vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Voor zover [appellant] bij pleidooi in hoger beroep zijn eis heeft gewijzigd, wordt daaraan voorbij gegaan omdat het Eilandgebied daarop niet heeft kunnen reageren.
2.2 [appellant] heeft zijn vorderingen gebaseerd op de stelling dat het Eilandgebied aansprakelijk is voor het instorten van een keermuur op zijn perceel. Het Hof begrijpt de stellingen van [appellant] aldus dat hij die aansprakelijkheid baseert op onrechtmatig handelen van de zijde van het Eilandgebied, daarin bestaande dat het Eilandgebied bij het aanleggen/verharden van de Bleeding Heart Road geen behoorlijke waterafvoer/riolering heeft gerealiseerd en dat als gevolg daarvan bij neerslag het water zich bij zijn terrein ophoopt. Daardoor zou de muur zijn ondermijnd en uiteindelijk zijn ingestort.
2.3 Het Eilandgebied heeft betwist dat bij de verharding van de weg constructiefouten zijn gemaakt en daarbij gesteld dat deugdelijke voorzieningen voor de afwatering zijn gerealiseerd. Het water zou door de verharding juist van de keermuur af wegstromen. Gelet op deze betwisting is het aan [appellant] om te bewijzen dat het Eilandgebied bij het aanleggen/verharden van de Bleeding Heart Road geen behoorlijke waterafvoer/riolering heeft gerealiseerd en het water daardoor zijn muur heeft ondermijnd. Het GEA heeft daartoe een deskundige benoemd. Uit de rapportage van deze deskundige volgt onder meer dat de weg “is cambered and kerbed to the north in order to help control water run-off” maar dat geen afvoergoot (“drainage channel”) langs de kant van de weg is gerealiseerd. Wel zou sprake zijn van een afvoerkanaal ongeveer 100 meter heuvelafwaarts van het perceel van [appellant].De deskundige doet wel opgave van mogelijke oorzaken van de ineenstorting van de muur en dat zijn andere dan het ontbreken van een afwatering van de weg. Uit dit deskundigenbericht kan niet zonder meer worden afgeleid dat het Eilandgebied op dusdanige wijze heeft nagelaten een behoorlijke waterafvoer/riolering te realiseren dat het daarmee onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld en aansprakelijk zou zijn voor de instorting van de muur. [appellant] heeft tegenover het gemotiveerde verweer van het Eilandgebied zijn stellingen onvoldoende nader geadstrueerd om wel tot die conclusie te kunnen komen. Uit de door [appellant] overgelegde foto’s kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat de afwatering ondeugdelijk is gereguleerd en dat daardoor de muur is ondermijnd. Daarvoor zou nadere bewijslevering nodig zijn. Dat heeft [appellant] evenwel in eerste aanleg noch in hogere beroep aangeboden. Het Hof ziet geen aanleiding om [appellant] ambtshalve gelegenheid te bieden zijn stellingen te bewijzen of om een (nader) deskundigenbericht te gelasten.
2.4 Dit betekent dat de door [appellant] aan zijn vorderingen ten grondslag gelegde feiten onvoldoende zijn komen vast te staan. Die vorderingen zijn door het GEA dan ook terecht afgewezen. De grieven behoeven voor het overige geen bespreking en het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van het Eilandgebied gevallen en tot op heden begroot op NAF. 212,50 aan verschotten en NAF. 5.100,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Lock, Van der Bunt en Van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 5 november 2010.