ECLI:NL:OGHACMB:2010:BP1127

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 32/05 - H 141/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake nalatenschap en bewijsvoering

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door twee appellanten, die oorspronkelijk eisers in conventie waren en nu hun vordering hebben aangepast na een suggestie van het Hof. De appellanten, beiden wonende in Nederland, vorderen dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en zal verklaren voor recht dat een specifiek perceel, omschreven in meetbrief 4/1966, behoort tot de onverdeelde nalatenschap van hun vader. De zaak betreft complexe nalatenschapkwesties, waarbij het Hof de appellanten de gelegenheid heeft geboden om hun stelling dat één van hen de enige erfgename is, met schriftelijke bewijsstukken te onderbouwen. Deze gelegenheid is echter niet benut.

Het Hof heeft in een tussenvonnis de mogelijkheid geopperd dat de appellanten hun vordering aanpassen, zodat zij optreden ten behoeve van de onverdeelde nalatenschap. De appellanten hebben hierop hun eis gewijzigd, wat door het Hof is toegestaan, ondanks bezwaar van de tegenpartij, TDKR Corporation N.V. Het Hof heeft geoordeeld dat de eiswijziging niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde en dat de appellanten als deelgenoten kunnen ageren op basis van artikel 3:171 BW.

Het Hof heeft verder bepaald dat, indien de appellanten bewijs wensen te leveren door het horen van getuigen, dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op Sint Maarten. Tevens is er een comparitie van partijen ter plaatse gepland, voorafgaand aan het getuigenverhoor. Het Hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan en verdere stappen zullen volgen.

Uitspraak

Registratienummer: AR 32/05 - H 141/09
Uitspraak: 17 december 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curacao en Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
1. [appellante],
2. [appellant],
beiden wonende in Nederland,
oorspronkelijk eisers in conventie, verweerders in reconventie,
thans appellanten,
gemachtigde: mr. M.M. Hofman-Ruigrok,
- tegen -
de naamloze vennootschap TDKR CORPORATION N.V.,
gevestigd op Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem.
Partijen worden hierna "[appellanten]" en "TDKR" genoemd. Appellante sub 1 wordt ook "[appellante]" genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
Na het tussenvonnis van 7 mei 2010 hebben [appellanten] een akte uitlating na tussenvonnis genomen. TDKR heeft hierop een akte uitlating genomen. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Bij voormeld tussenvonnis heeft het Hof [appellanten] een laatste gelegenheid geboden hun stelling dat [appellante] de enige erfgename is van haar vader met schriftelijke bewijsstukken te onderbouwen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
2.2 Bij het tussenvonnis heeft het Hof voorts de mogelijkheid geopperd dat [appellanten], indien zij het hiervoor bedoelde schriftelijk bewijs niet kunnen leveren, hun vordering aanpassen in die zin dat zij optreden ten behoeve van de gemeenschap als bedoeld in art. 3:171 BW (d.w.z. ten behoeve van de onverdeelde nalatenschap van de vader van [appellante]). [appellanten] hebben vervolgens in hun akte hun eis gewijzigd, waardoor zij thans vorderen dat het Hof, zakelijk weergegeven, het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en zal verklaren voor recht dat het perceel omschreven in meetbrief 4/1966 behoort tot de onverdeelde nalatenschap van wijlen [xxx] en [yyy], alsook van [zzz], en dat de gezamenlijke erfgenamen gerechtigd zijn tot dat perceel, met veroordeling van TDKR in de proceskosten.
2.3 In haar akte uitlating heeft TDKR bezwaar gemaakt tegen bedoelde suggestie door het Hof en heeft zij verzocht, naar het Hof begrijpt, dat het Hof de zaak afdoet op grond van de oorspronkelijke vordering van [appellanten] Het Hof zal TDKR hierin niet volgen. Blijkens artikel 118 Rv, welk artikel ingevolge artikel 280 Rv ook van toepassing is in hoger beroep, is de rechter bevoegd om, indien hij dat voor de goede en geregelde gang van zaken nodig acht, partijen bij de behandeling van de zaak de nodige voorlichting te geven, hen te ondervragen en zelfs opmerkzaam te maken op de rechts- en bewijsmiddelen die zij kunnen aanwenden. Te meer gelet op de moeilijkheidsgraad van nalatenschapkwesties als de onderhavige, acht het Hof de gegeven vingerwijzing op haar plaats. Ook overigens is de eiswijziging niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het Hof zal dus recht doen op de gewijzigde eis.
2.4 TDKR heeft in haar laatste akte betwist dat [appellanten] deelgenoot zijn in de betrokken nalatenschappen. Aan deze betwisting zal het Hof voorbij gaan. Onbestreden is dat [appellante] een kleinkind respectievelijk kind van de erflaters is en ter plaatse heeft gewoond. Die omstandigheden en hetgeen overigens is aangevoerd maken naar het Hof genoegzaam aannemelijk dat [appellanten] als deelgenoot kunnen ageren op grond van artikel 3:171 BW.
2.5 [appellanten] zullen worden toegelaten tot bewijs als bedoeld onder 3.3 van het vonnis van 7 mei 2010.
2.6 Het Hof acht het dienstig om, voorafgaand aan het eventuele getuigenverhoor, een bezichtiging ter plaatse te houden. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
Het Hof:
laat [appellanten] toe te bewijzen een bezit door [appellante] en/of de vader van [appellante] van het in meetbrief 4/1966 omschreven perceel, welk bezit
- op 1 januari 1971 bestond en sindsdien tot 1 januari 2001 ononderbroken is gebleven;
of,
- op de datum in 2002 waarop het perceel in de openbare registers op naam van Koeiman werd gesteld bestond en tot aan die datum gedurende dertig jaar ononderbroken is gebleven;
bepaalt dat, indien [appellanten] bewijs wensen te leveren door het horen van getuigen, het getuigenverhoor te Sint Maarten zal plaatsvinden op vrijdag 28 januari 2011, en bepaalt dat direct voorafgaand aan het getuigenverhoor, om 14:00 uur, een comparitie van partijen ter plaatse zal worden gehouden op of bij het litigieuze perceel, L.B. Scott Road, Cul de Sac, Sint Maarten;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, P.E. de Kort en E.M. van der Bunt, leden van het Hof en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 17 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.