ECLI:NL:OGHACMB:2010:BP2889

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H-161/2010
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Transport van drugs met een KLM-vliegtuig en betrokkenheid bij drugstransporten

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 16 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich samen met mededaders schuldig heeft gemaakt aan het transporteren van drugs. De verdachte had een organiserende rol bij het transport van zes kilo cocaïne, die in een trolley was verborgen in een KLM-vliegtuig dat van Bonaire naar Nederland vloog. De drugs werden ontdekt door de autoriteiten op Schiphol. De verdachte had contact met medewerkers van de catering op de luchthaven, die betrokken waren bij het verbergen van de drugs in de trolley. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een tweede transport van 23 kilo cocaïne van Bonaire naar Curaçao, waarbij hij contact onderhield met de personen aan boord van de boot die de drugs vervoerden.

De verdediging voerde aan dat er sprake was van schending van het recht op privacy door middel van stelselmatige observatie en onrechtmatige afluisterpraktijken. Het Hof oordeelde echter dat de observaties gerechtvaardigd waren door concrete opsporingsinformatie en dat er geen sprake was van een ernstige schending van de procesorde. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 58 maanden en 2 weken, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het Hof hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk delict was veroordeeld. De straf werd verlaagd met zes weken vanwege normschendingen in de procedure.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 december 2010
Zaaknummer: H-161/2010
Parketnummer: 400.00301/09
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 7 september 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1967 op Curaçao,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 8 juni 2010 en 17 augustus 2010, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 25 november 2010 in Curaçao.
De verdachte is verschenen. Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. K.A.M. Lasten, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en, in zoverre opnieuw recht doende, de verdachte ter zake van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder feit 1 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
<u>Omvang hoger beroep</u>
Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld. Het vonnis waarvan beroep is derhalve in zijn geheel aan beoordeling in hoger beroep onderworpen.
<u>Tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
<u>Vormverzuim</u>
<i>observatie</i>
De verdediging beroept zich op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens schending van artikel 8 EVRM, het recht op privacy. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte gedurende een lange periode is geobserveerd en dat daarbij technische hulpmiddelen zijn gebruikt in de vorm van opname- en registratieapparatuur, terwijl een wettelijke regeling van die opsporingsmethode ontbreekt. Omdat alleen de processen-verbaal van observatie die bijdragen aan het bewijs aan het dossier zijn toegevoegd, kan niet worden vastgesteld of sprake was van stelselmatige observatie of dat slechts sprake was van een beperkte inbreuk, aldus de verdediging.
Het Hof overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat slechts in uitzonderlijke gevallen de sanctie op normschending niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is. Er moet sprake zijn van een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde waarbij doelbewust of grove veronachtzaming van verdachtes belangen wordt tekort gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van zijn zaak. Het Hof oordeelt dat van een dergelijk uitzonderlijk geval geen sprake is. Uit de processen-verbaal van observatie kan worden afgeleid dat de verdachte op verschillende plaatsen is geobserveerd, maar van stelselmatige observatie was geen sprake. Dat er bij de observaties technische hulpmiddelen zijn gebruikt is door de raadsman niet onderbouwd en blijkt ook overigens niet uit het dossier. De observaties hebben plaatsgevonden gedurende een relatief beperkte periode van 24,5 uur in de publieke ruimte. Deze beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte was gerechtvaardigd door concrete opsporingsinformatie. De inbreuk was niet dusdanig ernstig dat hiervoor een bijzondere wettelijke regeling vereist was. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt verworpen. Evenmin behoeft het gestelde te leiden tot bewijsuitsluiting of strafvermindering.
<i>afluisteren</i>
De verdediging heeft aangevoerd dat het afluisteren van het telefoonnummer [xxx] onrechtmatig was, omdat een rechtsgeldig bevel daartoe ontbrak. Daartoe wordt gesteld dat het bevel (blz. 039/067 en 040/068 van het dossier) niet is ondertekend. Het Hof overweegt als volgt. Artikel 126m van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering vereist dat bevelen tot het opnemen van telecommunicatie schriftelijk worden gegeven. Een handtekening onder het bevel is geen wettelijk vereiste. Uit de bewoordingen blijkt dat het bevel mondeling door de officier van justitie is gegeven, na machtiging door de rechter-commissaris en dat het nadien op schrift is gesteld. Dat het bevel niet is ondertekend dient hooguit als een administratieve omissie aangemerkt te worden, waaraan echter geen gevolgen verbonden dienen te worden.
<i>detentie</i>
Door de verdediging is voorts gesteld dat de verdachte 23 dagen onrechtmatig in een strafcel was gedetineerd en dat het openbaar ministerie een rechterlijk bevel tot overplaatsing naar een reguliere cel niet heeft opgevolgd.
Voor de beoordeling van dit verweer is het volgende van belang. In de beschikking bewaring van 22 maart 2010 heeft de rechter-commissaris het volgende overwogen:
<small>“Voorts is namens de verdachte en door diens raadsman betoogd dat er geen wettelijke basis bestaat voor het detineren van de verdachte in een strafcel. Ook dit betoog van de raadsman treft doel. Er is niet gebleken van enige gedraging van de verdachte die een opsluiting in een strafcel en dus een disciplinaire maatregel rechtvaardigt. (…)
Bepaalt dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in het huis van bewaring op Bonaire, danwel in het huis van bewaring op Curaçao.”</small>
In de beschikking verlenging bewaring van 29 maart 2010 heeft de rechter-commissaris bepaalt dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in het huis van bewaring op Bonaire. In de beschikking gevangenhouding van 7 april 2010 heeft de rechter-commissaris het volgende overwogen:
<small>“De rechter-commissaris heeft op 7 april 2010 te 10:30 uur in het huis van bewaring de cel bezocht waarin de verdachte thans wordt gedetineerd. Gebleken is dat dit nog steeds de strafcel is, waarin de verdachte ook was gedetineerd ten tijde van de beschikking van 22 maart 2010. Gebleken is ook dat de verdachte gedurende een aantal uren per dag de cel mag verlaten, maar daar wordt opgesloten van 17:00 uur tot 08:00 uur de volgende ochtend.
Zoals de rechter-commissaris in de beschikking van 22 maart 2010 ook heeft overwogen is niet gebleken van enige gedraging van de verdachte die opsluiting in een strafcel rechtvaardigt.
Nu daar kennelijk nog geen verandering in is gekomen, bestaan aanleiding om de voorlopige hechtenis met ingang van vrijdag 9 april 2010 te 12:00 uur te schorsen voor het geval de verdachte uiterlijk op dat tijdstip niet is overgebracht naar een reguliere cel in het huis van bewaring.”</small>
De verdachte heeft verklaard dat hij tot en met 8 april 2010 in de strafcel was gedetineerd.
Het Hof overweegt als volgt. De beschikkingen van 22 en 29 maart 2010 bevatten geen expliciet bevel tot overplaatsing van de verdachte naar een reguliere cel, zodat van het negeren van een specifiek rechterlijk bevel strikt genomen geen sprake is. Tegen onterechte opsluiting in een strafcel staat de verdachte bovendien de weg naar de Commissie van Toezicht/klachtencommissie open, terwijl niet gebleken is dat hij van dat rechtsmiddel gebruik heeft gemaakt. Dit laat onverlet dat de verdachte de voorlopige hechtenis diende te ondergaan in een reguliere cel van het huis van bewaring en niet, zonder dat sprake is van een disciplinaire maatregel, in een strafcel. Dat de verdachte desondanks in de strafcel gedetineerd bleef tot 8 april 2010, een dag nadat bij beschikking van 7 april 2010 werd bepaald dat de voorlopige hechtenis zou worden geschorst indien verdachte niet uiterlijk 9 april 2010 werd overgebracht naar een reguliere cel, betreft een normschending waardoor de verdachte in zijn belangen is geschaad. Niet gezegd kan worden dat hierdoor sprake is van een doelbewuste of grove veronachtzaming van het recht op een eerlijk proces, zodat dit vormverzuim niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. Compensatie dient gevonden te worden in strafvermindering. Het Hof ziet aanleiding om aan de verdachte een strafkorting van zes weken toe te kennen.
<u>Vrijspraak </u>
Het Hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
<u>Bewezenverklaring</u>
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
<i>feit 2: (zaaksdossier nr. 2)</i>
dat hij op of omstreeks 11 oktober 2009, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960, ongeveer 6 kilogram, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (PB 2005, 13) zoals gewijzigd bij de Beschikking van de minister van volksgezondheid van 23 juli 1990 (P.B. 1990 no. 59);
<i>feit 3: (zaaksdossier nr. 3)</i>
dat hij in de periode van 11 maart 2010 tot en met 12 maart 2010, op het eiland Bonaire en/of het eiland Curaçao, althans binnen de Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 23 kilogram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de minister van volksgezondheid van 22 mei 1987 (P.B. 1987 no. 50) zoals gewijzigd bij de Beschikking van de minister van volksgezondheid van 23 juli 1990 (P.B. 1990 no. 59);
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
<u>Bewijsoverwegingen</u>
Ten aanzien van feit 2 overweegt het Hof als volgt. Op Schiphol wordt in het KLM vliegtuig dat op 11 oktober 2009 uit Bonaire aankwam een blauwe gordel aangetroffen met cocaïne in een zogenaamde dead head trolley met een bruinachtige kleur en voorzien van het nummer 22579. Uit de door de Nederlandse autoriteiten afgeluisterde telefoongesprekken met een verdachte cateringmedewerker genaamd [B] volgt dat de verdachte op 8 oktober 2009 belt met [B] en hem vraagt of hij het werk wil overnemen en wil zorgen dat de “koelkast” verzegeld aankomt. De verdachte vraagt om het voor hem vast te houden. Op 9 oktober 2009 zegt de verdachte dat hij het nummer van de koelkast aan [B] door gaat geven. Op 10 oktober 2009 belt de verdachte met [B] en geeft het nummer 22579 door, zegt dat het een bruine is en geeft als kaartnummer 123 door. Dit komt overeen met de gegevens van de dead head trolley waarin de cocaïne werd aangetroffen en strookt met de verklaring van [J.] dat de cocaïne in een dead head trolley zat waarvoor de code 123 wordt gebruikt. Hieruit leidt het Hof af dat in de gesprekken van 8 en 9 oktober 2009 het gebruikte woord koelkast de trolley aanduidde. In een telefoongesprek op 11 oktober 2009 vraagt [B] aan de verdachte in welke van de twee vogels het is gestopt. Daarmee bedoeld hij kennelijk te vragen in welke van de twee vliegtuigen die die dag aankwamen de trolley was gezet. Uit de gesprekken die de verdachte op 11 oktober 2009 met [B] voert volgt dat de trolley niet was aangekomen, hetgeen wordt verklaard door de inbeslagname van de trolley door het Nederlandse onderzoeksteam. [B] zegt telefonisch tegen de verdachte dat de douane misschien de boel heeft bedonderd. Uit deze gesprekken leidt het Hof af dat de verdachte een organiserende rol had bij de uitvoer van deze lading cocaïne. Hij onderhield immers contact met de contactpersoon in Nederland en vroeg hem om de drugs te bewaren totdat hij “in de lucht kwam.” Bovendien ging de verdachte zelf na of de cocaïne wel aan boord was gebracht toen deze niet gevonden werd.
Met betrekking tot feit 3 overweegt het Hof als volgt. De verdachte had in de nacht van 11 op 12 maart 2010 direct contact met de twee personen die aan boord van de Baby Tutu zijn aangehouden. [M.], met wie de verdachte eerder een cocaïne transport heeft georganiseerd (feit 2) heeft hij ’s nachts persoonlijk kort voor vertrek van dat schip, afgezet bij de haven waar de Baby Tutu lag. De avond daarvoor was hij samen met hem met de laatste vlucht van Curaçao naar Bonaire gereisd. De tweede aan boord aanwezige persoon, [D.], belt de verdachte om te zeggen dat hij vertrekt. Dat doet hij op aanwijzen van een derde persoon, [C.].
Na vertrek van de Baby Tutu onderhoudt de verdachte middels sms-berichten contact met [C.], kennelijk over de voortgang van de reis. Opvallend is voorts dat hij ondanks zijn late aankomst op Bonaire de avond ervoor, in de vroege ochtend van 12 maart 2010 alweer terugkeert naar Curaçao, de bestemming van de Baby Tutu. In het laatste gesprek van 06:52 uur vertelt [C.] aan de verdachte dat de mensen hem hebben verteld dat er iets kleins is dat hen vergezeld. Gelet op het tijdstip waarop de Baby Tutu is onderschept, 06:40 uur, wordt hiermee naar het oordeel van het Hof de superrhib van de Kustwacht bedoeld en bedoelde [C.] dus de verdachte te waarschuwen dat het transport was onderschept. Opvallend is daarbij dat de verdachte niet verbaasd reageert op deze mededeling noch op het verzoek van [C.] om niets meer te sturen. Gelet op het vele sms-verkeer van die nacht ligt voor de hand dat daarmee het sturen van sms-berichten bedoeld. Ook reageert hij ondanks het vroege tijdstip niet verbaasd op de mededeling van [C.], dat hij bij verdachte thuis langs zal komen. Dat de verdachte (uitsluitend) zou zijn meegereisd omdat ook twee “dames van het vrolijke leven” meereisden, acht het Hof niet aannemelijk geworden.
Een en ander is slechts verklaarbaar als er vanuit wordt gegaan dat de verdachte op de hoogte was van en op coördinerende wijze betrokken was bij het transport van verdovende middelen dat gaande was. Die betrokkenheid blijkt ook uit de melding van het vertrek door [D.] en het gesprek met [C.] waarin deze in versluierde termen mededeelt dat de boot is onderschept, tezamen met de omstandigheid dat de verdachte een medepleger heeft begeleid en afgezet bij de boot waarmee het transport is gepleegd en hij met deze medepleger reeds eerder betrokken was bij een drugstransport. Die wetenschap en betrokkenheid acht het Hof daarom bewezen en deze betrokkenheid was zodanig dat gesproken kan worden van een dusdanig bewuste en nauwe samenwerking dat ook zijn rol als medepleger van het transport is bewezen.
<u>Bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
<i>Feit 2:</i>
1. Een geschrift, te weten een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en op 12 oktober 2010 medeondertekend door [coördinator], tactisch coördinator bij het CargoHarc-team op Schiphol in Nederland, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Door het Cargoharc-team Schiphol is een opsporingsonderzoek gestart dat zich richt op Schipholmedewerkers werkzaam bij KLM Catering Services die zich vermoedelijk bezig houden met de invoer van verdovende middelen. Een van de verdachte van dit onderzoek betreft [B]. Uit uigeluisterde tapgesprekken komt naar voren dat [B] zichzelf [B] noemt of wordt genoemd.
Op basis van opgenomen en afgeluisterde tapgesprekken binnen onderzoek PAN kreeg het onderzoeksteam het vermoeden dat er op zondag 11 oktober 2009 een hoeveelheid verdovende middelen aan boord van een vliegtuig komende vanuit de Nederlandse Antillen/Zuid-Amerika op Schiphol zou arriveren.
Vastgesteld werd dat het KLM vliegtuig met registratie PH-KCK op 11 oktober 2009 omstreeks 05:10 uur op Schiphol arriveerde vanuit Guayaquil en Bonaire. Deze vlucht werd uitgevoerd onder vluchtnummer KL754.
Het onderzoeksteam doorzocht dit KLM vliegtuig nadat de passagiers en de bemanning de cabine hadden verlaten maar voordat er medewerkers van afhandelingsmaatschappijen waaronder schoonmaak en/of de catering aan boord waren. In de pantry achter de business class werd een zogenaamde halve trolley aangetroffen die een bruinachtige kleur had en voorzien was van het nummer 22579. Aan de deur van deze trolley was een kaartje bevestigd waarop te lezen was: KL 754 BON AMS ½ trolley, DH en de cijfers 123.
Nadat het deurtje van de trolley werd geopend en de zogenaamde halve dienbladen verwijderd werd, werd een blauw voorwerp aangetroffen. Het betrof een zogenaamde smokkelgordel waarin een aantal pakketten zaten. Hierop is de trolley 22579 met complete inhoud in beslag genomen. </small>
2. Een geschrift, te weten een proces-verbaal van bevindingen, op 15 oktober 2010 opgemaakt en ondertekend door [A.P.] en [M.R.], respectievelijk douane ambtenaar en opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee Schiphol bij het CargoHarc-team op Schiphol in Nederland, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisanten</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Op 14 oktober 2009 is de verdovende middelen zending aan een nader onderzoek onderworpen:
datum inbeslagneming: 11 oktober 2009
instantie van inbeslagneming: CargoHarc-team
plaats inbeslagneming: Schiphol
omschrijving zending: een blauwe zgn. smokkelgordel
omschrijving verdachte stof: wit brokkelige stof
netto gewicht verdachte stof: 5961 gram
monsternummers: SIN: AABP2630NL, AABP2631NL, AABP2632NL, AABP2633NL, AABP2634NL, AABP2635NL
Het van deze zending afgenomen representatieve monster is bestemd om ter analyse te worden overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut.</small>
3. Een <u>rapport van het Nederlands Forensisch Instituut</u>, opgemaakt op 23 oktober 2009, onder verantwoordelijkheid van dr. [M.H.], voor zover inhoudende, als <u>bevindingen van genoemde deskundige</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small><u>Onderzoeksmateriaal en conclusie:</u>
AABP2630NL monster bevat cocaïne
AABP2631NL monster bevat cocaïne
AABP2632NL monster bevat cocaïne
AABP2633NL monster bevat cocaïne
AABP2634NL monster bevat cocaïne
AABP2635NL monster bevat cocaïne</small>
4. Een proces-verbaal van identificatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 november 2009 gesloten en getekend door [Brigadier], brigadier bij het Korps Politie Bonaire, <u>pv. nummer: 231120091350)</u>, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>In het kader van het onderzoek onder projectnaam “Evelin” wordt de telefoonaansluiting van de man [P.] afgetapt. In Nederland wordt het onderzoek “Pan” gedraaid waarbij de corrupte medewerkers van de catering op de luchthaven Schiphol worden onderzocht. De telefoon van een van de medewerkers met de achternaam [B] wordt momenteel getapt. Hieruit bleek dat [B] contacten heeft met de man bijgenaamd [P.] die zich op dat moment in Colombia bevond. Uit een gesprek was te herleiden dat [P.] op 10 oktober 2009 naar Curaçao moest reizen. Bij aanvraag op de luchthaven naar de passagierslijsten van personen die op 10 oktober 2009 uit Colombia reisden is gebleken dat [verdachte] geboren op Curaçao op [datum] 1967 op de passagierslijst van personen die uit Colombia zijn gearriveerd staat. Het is voor het onderzoeksteam bekend dat [verdachte] de bijnaam [P.] heeft. [P.] gebruikte verder toen hij zich op Curaçao bevond, het telefoonnummer [nr.] om contact te houden met de corrupte medewerker van de catering te Schiphol.
Verder wordt momenteel het telefoonnummer [nr] van [P.] getapt. In een gesprek op 20 november 2009 spreekt [P.] met een medewerker van de RBTT Bank. Bij het begin van voornoemd gesprek, vraagt de medewerker van de RBTT Bank of het de [verdachte] is, waarbij [P.] antwoord ja.
<i>Gespreksgegevens 08-10-09 23:00:
Beller: NNM0293, telefoonnummer Colombia. Gebelde [B.]. Inhoud: </i>
NNM0293: (…) zou jij het voor mij in ontvangst kunnen nemen en het voor mij kunnen vasthouden.
[B.]: als het zo moet zijn kan ik dat wel voor je doen.
NNM0293: ja kijk, ik wil graag hebben dat jij het werk overneemt en het voor mij vasthoudt totdat eeuuhhhmmm ik kom dan zelf weer in de lucht.
[B.]: goed goed goed
NNM0293: en dan wanneer ik er ben dan regelen wij gelijk alles. Maar ik wil hebben dat jij voor mij in de gaten houdt of die koelkast verzegeld aankomt. (….) Ik zeg dat ik in Colombia ben. Zaterdag kom ik aan.
<i>Gespreksgegevens 09-10-09 18:16:17
Beller: 31 – 06 – 53025000. Gebelde: [B.]. Inhoud: </i>
[B.]: hallo
Nnman: oom
[B.]: hey
Nnman: (..) je spreekt met [P.]
(…) [P.]: ik ga oom bellen om het nummer van de koelkast door te geven
<i>Gespreksgegevens 10-10-09 19:02:37
Beller: 31 – 06 – 22829776. Gebelde: [B.]. Inhoud: </i>
P: hoe gaat het je spreekt met [P.] (…) Heb je een pen bij je? (…)
[B.]: ja
P: twee en twintig (22) (…) vijf zeven negen (….) ok, die ene met die vuile kleur, die bruine.
[B.]: ja, ja, ja, ja
P: en euuhhhhh de kaart (…) een twee drie.
[B.]: ok, goed
<i>Gespreksgegevens 11-10-09 08:31:14
Beller: 599 – 96976998, [P.]. Gebelde: [B.]. Inhoud:</i>
[P.]: En hoe is het?
[B.]: nog helemaal niks, niks, niks (…) hebben zij het er zeker in gedaan?
[P.]: ja, ja, ja, natuurlijk
[B.]: want ik krijg 122 maar geen 0123 (…) maar bel voor de zekerheid daar naartoe, ik wil het zeker weten.
<i>Gespreksgegevens 11-10-09 10:18:42
Beller: 599 – 96976998, [P.]. Gebelde: [B.]. Inhoud:</i>
[B.]: er zijn toch twee van die vogels? (…) In welke hebben zij het gezet? (…) Trek het voor mij na en stuur mij een bericht.
[P.]: ja, goed.
<i>Gespreksgegevens 11-10-09 16:57:28
Beller: 599 – 96976998, [P.]. Gebelde: [B.]. Inhoud:</i>
[B.] zegt al die tijd te hebben gezocht maar nog steeds niks. [B.] zegt dat hij een andere vent heeft ingeschakeld om te blijven zoeken en te checken.
[B.]: of dan heeft de douane de boel bedonderd.
<i>Gespreksgegevens 11-10-09 17:05:45
Beller: 599 – 96976998, [P.]. Gebelde: [B.]. Inhoud:</i>
[P.]: ja maar zo is het binnengekomen met grijs en met lepels.
[B.]: vuilgrijs bedoel je?
[P.]: ik weet niet of zij die grijze erin hebben gestopt maar daarna toch de blauwe erin hebben gedaan. En de rest er boven op.
[B.]: die man weet het. Zeg maar tegen hem metalen box. Verander het en zeg tegen hem metalen box. Omdat wat jij mij hebt doorgegeven 123 is niet aangekomen. </small>
5. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 maart 2010 gesloten en getekend door[brigadier en agent], brigadier en agent bij het Korps Politie Bonaire, (<u>pv. nummer: 190320101455</u>), voor zover inhoudende als <u>verklaring van [W.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>M = mededeling A = antwoord
A: Vanaf het moment dat ik in de maand juli 2009 te werk gesteld werd bij Goddard Catering Group Bonaire, was ik van de drugstransporten op de hoogte.
M: Op 11 oktober 2009 werd 6 kilo cocaïne in een trolley gevonden uit een KLM toestel dat afkomstig was uit Bonaire met bestemming Nederland.
A: Deze drugs heb ik van [M.] gekregen. Hij gaf mij de 6 kilo cocaïne mee. De drugs was al verpakt in een blauwe belt. (…) Ik had de drugs toen geplaatst in de trolley, vervolgens gaf ik een seintje aan [L] waardoor hij de trolley kon verzegelen en later hield [D.C.] de trolley in de gaten totdat de trolley in de vrachtwagen terecht kwam en de vrachtwagen verzegeld werd. Hierna zorgde [J.] dat de trolley in het vliegtuig kwam.
[M.] belde mij een dag later op met de vraag of ik de drugs geplaatst had, omdat het niet was aangekomen in Nederland. Hierop heb ik geantwoord: dat is wel vreemd dat het niet aangekomen was, omdat ik het wel geplaatst had. </small>
6. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 maart 2010 gesloten en getekend door [brigadier en agent], brigadier en agent bij het Korps Politie Bonaire, (<u>pv. nummer: 240320101400</u>), voor zover inhoudende als zevende <u>verklaring van [J.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Mijn rol was om de 6 kilo cocaïne die verstopt zat in de dead head trolley aan boord van het KLM toestel te brengen. </small>
7. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 maart 2010 gesloten en getekend door [brigadier en agent], brigadier en agent bij het Korps Politie Bonaire, (<u>pv. nummer: 200320101200</u>), voor zover inhoudende als vijfde <u>verklaring van [J.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>V: vraag A: Antwoord
V: Hoe kon met de trolley waarin drugs zich bevindt onderscheiden van andere trolley’s?
A: Dit kon door middel van het stickernummer welke zich op de trolley bevindt, in dit geval het stickernummer 123. Dit stickernummer is de code voor een dead head trolley. </small>
Feit 3:
8. Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 maart 2010 gesloten en getekend door [R.M., K.E. G.M., D.A., E.M.] allen buitengewoon agent van politie dienstdoende bij de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, steunpunt Curaçao, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisanten of van een van hen</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Op 12 maart 2010 te 3:00 uur werd ik door de dienstdoende wachtofficier verzocht om met mijn ploeg met de Superrhib (SR) 06 uit te varen met de mededeling dat er vanuit Bonaire een vissersvaartuig genaamd “Baby Tutu” richting Curaçao vertrokken was en dat er zich mogelijk aan boord verdovende middelen zouden bevinden. Wij zagen de “Baby Tutu” varen. Nadat wij het vaartuig met de optische signalen hadden benaderd gaf ik de kapitein van het vaartuig met luide stem het bevel het vaartuig tot stilstand te brengen en de handen omhoog te doen. Op hetzelfde moment zagen wij dat één van de opvarenden, naar later bleek [M.], een pakket in zijn handen had en deze in het water gooide. Het pakket zonk vrijwel meteen naar beneden en kon niet meer worden getraceerd. Wij zagen dat het voertuig door bleef varen en onze bevelen te stoppen negeerde. Nadat wij de SR-06 varend tegen het vaartuig hadden aangelegd verminderde de kapitein vaart en deden beiden mannen de handen omhoog. De aangehouden verdachten gaven later op te zijn genaamd: [D. en M.]. Wij zijn vervolgens met de in beslag genomen “Baby Tutu” doorgevaren naar de Kustwachtsteiger op de Marinebasis Parera. </small>
9. Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 maart 2010 gesloten en getekend door [douaneambtenaar], douaneambtenaar, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Op de kustwachtsteiger heb ik nadat het vaartuig de “Baby Tutu” aanbracht was door de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba vanaf een afstand waargenomen dat de waterlijn van het vaartuig de “Baby Tutu” niet gelijk liep. Ik heb waargenomen dat de achterkant van het vaartuig dieper in het water lag. Ik ben aan boord gegaan van de “Baby Tutu” met het doel om deze waarnemingen verder te controleren. Ik heb de volgende bevindingen gedaan. De ruimte die gebruikelijke wordt gebruikt voor het houden van levend aas was afgedekt met een dunne laag vrij recent aangebracht fiber. Aan de achterkant van het vaartuig is met vier bouten een plaat van roestvrij stalen plaat aangebracht. Met behulp van een aan boord aangetroffen dopsleutel heb ik de vier bouten los gedraaid. Vervolgens heb ik een opening waargenomen die naar de ruimte leidt waar zowel het stuur en het roermechanisme, als de ruimte voor levend aas zich bevindt. Uit die ruimte heb ik twintig luchtdicht verpakte pakken weggehaald en overgedragen aan de Kustwacht. </small>
10. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 maart 2010 gesloten en getekend door [brigadier en brigadier], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisanten</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Bij weging van de twintig in beslag genomen pakken elk inhoudende een hoeveelheid samengeperst witachtig poeder die aan boord van de vissersboot genaamd “Baby Tutu” door het personeel van de Kustwacht werden aangetroffen, bleken deze een gezamenlijk brutogewicht van 23.000 gram te hebben. Bij de Cobalt Thiocyanate Reagent tester reageerden de geteste hoeveelheden witachtig poeder positief als cocaïne. Wij namen een hoeveelheid witachtig poeder als monster en deden deze in vijf afzonderlijke plastic potjes met dopje voorzien van het opschrift nummer 30 code II-B-1 tot en met II-B-5. Bedoelde potjes met inhoud werden in een verzegelde enveloppe op 12 maart 2010 ter beschikking gesteld van drs. [deskundige], dienstdoende aan het Analytisch Diagnostisch Centrum. </small>
11. Een <u>rapport van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V.</u> op Curaçao, opgemaakt op 6 mei 2010, onder verantwoordelijkheid van dr. [toxicoloog], toxicoloog, voor zover inhoudende, als <u>bevindingen van genoemde deskundige</u>,
-zakelijk weergegeven-:
<small>Onderwerp: 30/II-B-1 t/m II-B-5, d.d. 12 maart ‘10
Het aangeboden materiaal bestond uit vijf plastic potjes met dop, elk inhoudende een hoeveelheid witachtig poeder.
Gaschromatografisch en gaschrom-massaspectrometrisch werd aangetoond dat het materiaal cocaïne bevatte.
Uit de verkregen resultaten moet de conclusie getrokken worden dat het materiaal cocaïne bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.</small>
12. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 maart 2010 gesloten en getekend door [inspecteur], inspecteur bij het Korps Politie Bonaire, voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>De onderstaande waarnemingen zijn verricht op donderdag 11 maart 2010 en vrijdag 12 maart 2010:
Omstreeks 22:50 uur werden de subjecten [verdachte] en[M.] gesignaleerd de aankomsthal van Flamingo Airport Bonaire uitlopend.
Omstreeks 23:00 uur werd waargenomen dat Meijer als bestuurder optrad van een witte Kia Rio. [verdachte] stapte aan de passagierszijde in.
Vrijdag 12 maart omstreeks 0:00 uur werd waargenomen dat de boot “Baby Tutu” in de Harbour Village Marina lag en dat er zich een manspersoon op bevond. Omstreeks 0:15 uur werd waargenomen dat de Kia Rio met daarin de subjecten zich bij een woning in de wijk Tera Cora begaven. Ambtshalve is bekend dat het de woning van [C.] is.
Omstreeks 01:37 uur werd waargenomen dat de Kia Rio met daarin de subjecten bij de Harbour Village Marina tot stilstand werd gebracht. Een der subjecten stapte uit en liep in de richting van de “Baby Tutu” boot.
Omstreeks 01:57 uur werd waargenomen dat de boot “Baby Tutu” de haven van de Harbour Village Marina uitvoer.
Omstreeks 04:55 uur werd waargenomen dat de Kia Rio van het subject [verdachte] langs de Harbour Village Marina reed.
Omstreeks 05:05 uur werd waargenomen dat [verdachte] het parkeerterrein van de luchthaven Flamingo opreed (…), naar de balie van de vliegmaatschappij DAE liep en vervolgens de vertrekhal in liep. </small>
13. Een geschrift, voor zover inhoudende, als <u>weergave van een op 12 maart 2010 gevoerd telefoongesprek tussen de verdachte en [A.]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small><i>Call details
Target: 5119894 Date: 03/12/2010 Time: 01:55:44
Transcript:</i>
Gesprek tussen Pollo (1) en [A.] (2)
1. Hee
2. Nu ga ik vertrekken, tot ziens
1. Goed, goed. Rustig.</small>
14. Een proces-verbaal analyse van telefoongesprekken, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 maart 2010 gesloten en getekend door [brigadier], brigadier bij het Korps Politie Bonaire, (<u>pv. nummer: 150320101910</u>), voor zover inhoudende als <u>relaas van de verbalisant</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>In de periode van 11 maart 2010 tot en met 12 maart 2010 bleek uit analyse van de afgeluisterde telefoongesprekken over de telefoonlijnen van de verdachte [verdachte] (5119894), [C.] (6912219) en [D.] (5164013) het volgende.
In een afgetapt sms van 12 maart 2010, 01:41 uur, verstuurd door[C.] naar [D.]: <i>Bel op 511-9894</i>
[D.] ontvangt het nummer van de verdachte [verdachte] om hem op te bellen.
In een afgetapt sms van 12 maart 2010, 04:14 uur, verstuurd door [C] naar de verdachte [verdachte]: <i>hoe is het met de hoeren?</i>
Hier wordt in versluierde termen vermoedelijk gevraagd hoe het met de mannen op de uitgevaren boot gaat.
In een afgetapt sms van 12 maart 2010, 04:17 uur, verstuurd door de verdachte [verdachte] naar [C.]: <i>vanaf 2 uur zijn die hoeren gaan reizen</i>
De verdachte [verdachte] geeft in versluierde termen aan dat de boot al vanaf 2:00 uur aan het varen is, het welk overeen komt met de waarnemingen van het observatieteam.
In een afgeluisterd telefoongesprek van 12 maart 2010, 06:52 uur, tussen [C.] en [verdachte]:
<i>[Du.] zegt stuur niets meer, want er is iets kleins die hun vergezeld. [P.] zegt ahan. [Du] zegt dat hebben die mensen me zonet gemeld. (…) Duarte zegt waar ben je nu? [P.] zegt in ben thuis. [Du] zegt ik kom naar je toe. </i>
[Du] geeft aan de verdachte [verdachte] door om geen sms meer te sturen en dat hij vermoedelijk op de hoogte is dat de boot mogelijk gecontroleerd zal worden. </small>
Het in dit bewijsmiddel opgenomen relaas van bevindingen bevat deels interpretaties van telefoongesprekken en sms-berichten door de verbalisant.
Het Hof is van oordeel dat die telefoongesprekken en sms-berichten telkens de door verbalisant daaraan gegeven interpretatie rechtvaardigen. Het Hof neemt die interpretaties daarom over en maakt deze tot de zijne. De weergave van de desbetreffende telefoongesprekken maakt, door de hiervoor opgenomen verwijzing integraal onderdeel uit van dit bewijsmiddel.
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder A van de Opiumlandsverordening 1960,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening
Feit 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder B van de Opiumlandsverordening 1960,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het transporteren van verdovende middelen. Door medewerkers van de catering op Bonaire werd een trolley waarin zes kilo cocaïne was verborgen in een KLM vliegtuig geplaatst. De verdachte had daarbij een organiserende rol en onderhield contact met een cateringmedewerker op Schiphol die de lading daar zou opvangen. Daarnaast was de verdachte betrokken bij het per boot vervoeren van 23 kilo cocaïne van Bonaire naar Curaçao. De verdachte hield onder andere contact met de op de boot aanwezige personen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten gezien de omstandigheid dat de handel in verdovende middelen een bedreiging voor de samenleving in het algemeen vormt door de criminaliteit en overlast die ermee gepaard gaat. Indien de verdovende middelen de beoogde bestemming hadden bereikt, waren deze op de markt terecht gekomen. Hard drugs als de onderhavige leveren, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers op, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Het voorgaande rechtvaardigt een gevangenisstraf van na te melden duur. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De verdachte is weliswaar eerder met politie en justitie in aanraking gekomen, maar is niet eerder voor een soortgelijk delict veroordeeld. In verband met de reeds besproken normschendingen zal het Hof op de voorgenomen straf van zestig maanden een korting verlenen van zes weken.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 31, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 7 september 2010 en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 58 (ACHTENVIJFTIG) maanden en 2 (TWEE) weken;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 12 (TWAALF) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 (TWEE) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, P.E. de Kort en E.M. van der Bunt, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 16 december 2010.