Registratienrs. EJ 2621 en 2674/09 – H. 41/10
Uitspraak: 14 december 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[vrouw],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: de vrouw,
in de zaak EJ 2621/09 oorspronkelijk verzoekster en in de zaak EJ 2674/09 oorspronkelijk verweerster, thans appellante ter zake van de deelbeschikking en geïntimeerde ten aanzien van de eindbeschikking,
gemachtigden: mrs. C.A. Francis en M.S. Cabenda,
[man],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: de man,
in de zaak EJ 2621/09 oorspronkelijk verweerder en in de zaak EJ 2674/09 oorspronkelijk verzoeker, thans geïntimeerde ter zake van de deelbeschikking en appellant ter zake van de eindbeschikking,
gemachtigden: mrs. M.M.M. Ecury en E.J.M. Lotter Homan,
zijnde de vrouw en de man de ouders van:
[kind],
geboren [datum] 2004 in Aruba,
hierna te noemen: het kind.
Het verloop van de procedure
1.1. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de gevoegde zaken met EJ nummers 2621 en 2674 van 2009 gegeven en op 19 november 2009 uitgesproken deelbeschikking en de op 1 april 2010 uitgesproken eindbeschikking. De inhoud van die beschikkingen geldt als hier ingevoegd.
1.2. De vrouw heeft in een brief aan het GEA, ingekomen op 1 december 2009, bezwaar gemaakt tegen de inhoud van de deelbeschikking van 19 november 2009. Ook aan het slot van de akte Uitlating/verweer van 1 december 2009, mede getekend door haar gemachtigde, heeft de vrouw bezwaren kenbaar gemaakt.
1.3. Op 31 december 2009 is een beroepschrift van de vrouw ter zake van voornoemde deelbeschikking, met productie, ingekomen. Hierin heeft zij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar alleen zal belasten met het ouderlijk gezag over het kind.
1.4. De man is bij beroepschrift, ingekomen op 28 april 2010, met producties, in hoger beroep gekomen van de eindbeschikking van 1 april 2010. Hierin heeft hij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw zal stellen op nihil, althans op een veel lager bedrag dan in de bestreden eindbeschikking, althans zodanige andere redelijke en billijke beslissing zal nemen, als het Hof na afweging van alle belangen in goede justitie zal vermenen te behoren, rente en kosten rechtens.
1.5. De man heeft in een verweerschrift de niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar hoger beroep tegen de deelbeschikking van 19 november 2009 ingeroepen, wegens termijnoverschrijding.
1.6. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend ter zake van het hoger beroep van de man tegen de eindbeschikking van 1 april 2009.
1.7. Op 18 mei 2010 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn de vrouw, vergezeld van haar gemachtigden, de man, vergezeld van mr. Gracita Griffith occuperend voor zijn gemachtigden, en mw. Ras van de Voogdijraad. Door de gemachtigden van partijen zijn pleitaantekeningen overgelegd, bij die van de gemachtigde van de moeder zijn producties gevoegd. Medegedeeld is dat in het kader van een gevoerd kort geding ter zake van de omgang partijen zijn overeengekomen dat het kind zal worden onderzocht door een psychiater uit Curaçao. Besloten is tot aanhouding van de zaak.
1.8. Op 8 juni 2010 heeft de gemachtigde van de man uitstel verzocht en een kort gedingvonnis van 26 mei 2010 (KG 806/10) overgelegd. Het uitstelverzoek is door het Hof toegestaan.
1.9. Op 11 augustus 2010 heeft de gemachtigde van de man een rapport van de kinder- en jeugdpsychiater K.M.E. Hermans ingezonden.
1.10. Op 16 augustus 2010 heeft de gemachtigde van de man uitstel van de voortzetting van de behandeling verzocht in verband met een traumagerelateerde therapie van het kind. Het uitstelverzoek is door het Hof toegestaan.
1.11. Op 17 november 2010 heeft de gemachtigde van de man een faxbrief gezonden aan het Hof, waarop de gemachtigde van de vrouw op 22 november 2010 heeft gereageerd.
1.12. Op 9 december 2010 heeft de vrouw een rapport van de psycholoog en therapeut drs. Lupina M. Croes ingezonden.
1.13. Op 14 december 2010 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn de vrouw, vergezeld van haar gemachtigde mr. Cabenda, en de man, vergezeld van zijn gemachtigden. Het Hof heeft mondeling een voorlopige gesuperviseerde omgangsregeling getroffen. Besloten is tot voortzetting van de mondelinge behandeling op 18 januari 2011.
1.14. De door het Hof gegeven mondelinge beschikking is heden op schrift gesteld.
2. De gronden van de hoger beroepen
Voor de gronden van de appellen wordt verwezen naar de beroepschriften.
3.1. In het rapport van de psycholoog drs. Lupina M. Croes staat vermeld, aan het slot: ‘Verder heb ik zowel moeder en vader verteld dat ik het advies zou geven voor voorlopige gesuperviseerde bezoekregeling. vader is bereid tot elke vorm van contact; moeder legt zich erbij neer. Zij willen. Een traumabehandeling voor [kind] lijkt mij na overleg met mijn supervisor in Nederland (met moeder’s toestemming overlegd) niet opportuun. De supervisor vraagt zich af hoe ik erachter kan komen of hij een trauma heeft; een trauma is te meten met vragenlijsten en deze worden ingevuld voor jonge kinderen door de ouders. Niet elke kind wordt getraumatiseerd door getuige te zijn van echtelijke conflicten. Een begeleiding voor de ouders hoe zij met het kind dienen om te gaan in een conflictueuze echtscheiding lijkt mij eerder aangewezen. Daarbij kan het kind af en toe worden gezien om zijn emotionele ontwikkeling in de gaten te houden’.
3.2. De moeder heeft ter zitting van 14 december 2010 verklaard een gesuperviseerde omgangsregeling prematuur te vinden. Zij vraagt zich af hoe de psycholoog in zo’n korte tijd tot het oordeel kan komen dat een traumabehandeling niet nodig is.
3.3. Naar het voorlopig oordeel van het Hof, uitgesproken ter zitting, was het advies van de psychiater om traumagerelateerde therapie aan te bieden niet op sterke, dwingende gronden gebaseerd. De conclusie van de psycholoog komt het Hof verstandig voor. Wat hier ook van zij, tegen een gesuperviseerde omgang van de man en het kind lijkt thans geen bezwaar te bestaan. De man heeft daarop recht. Hij heeft zijn kind sedert 23 maart 2010 niet meer gezien.
3.4. Partijen gaan ermee akkoord dat de supervisie zal geschieden door drs. Lupina M. Croes. Mocht zij niet bereid of in staat zijn, dan zullen partijen in onderling overleg een andere persoon aanwijzen.
3.5. De omgang zal plaatsvinden eenmaal per week, vanaf 20 december 2010.
3.6. De vrouw heeft ertegen bezwaar dat de man het kind op de mond zoent en bij een begroeting zijn billen aanraakt. Mede in aanmerking genomen dat deze handelingen in de Arubaanse cultuur als ongepast worden gezien, dient de man met de opvatting van de vrouw in dit opzicht rekening te houden en af te zien van genoemde handelingen. De man heeft ter zitting van 14 december 2010 beloofd zich strikt aan dit verbod te houden.
3.7. De mondelinge behandeling wordt voortgezet op 18 januari 2011. Dan zullen tevens aan de orde komen de ontvankelijkheid van de vrouw in haar appel tegen de deelbeschikking van 19 november 2009 ter zake van het gezamenlijke gezag (mede gelet op de brieven van de vrouw van 1 december 2009) en eventueel de inhoudelijke behandeling daarvan, alsmede het appel van de man tegen de eindbeschikking van 1 december 2009 ter zake van de alimentatie van de vrouw.
3.8. Ieder verdere beslissing wordt aangehouden.
- bepaalt voorlopig dat de man eenmaal per week, vanaf 20 december 2010, omgang zal hebben met zijn kind onder toezicht van drs. Lupina M. Croes of, indien deze daartoe niet bereid of in staat is, van een door partijen in onderling overleg aan te wijzen andere persoon;
- verwijst de zaak naar de zitting van dinsdag 18 januari 2011 in Aruba ter verdere mondelinge behandeling;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mrs. J. de Boer, E.M. van der Bunt en H.J. van Kooten, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2010, in tegenwoordigheid van de griffier. De beschikking is op schrift gesteld op 4 januari 2011, in aanwezigheid van de griffier.