ECLI:NL:OGHACMB:2011:BP2885

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 2386/10 – HAR 63/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schorsing tenuitvoerlegging vonnis en zekerheidstelling door Crimson Development Group Inc.

In deze Arubaanse zaak heeft de naamloze vennootschap Banco di Caribe N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, gewezen op 13 oktober 2010. De Bank vorderde in hoger beroep de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis en, subsidiair, dat de verweerster Crimson Development Group Inc. zekerheid zou stellen. Het Hof heeft op 4 januari 2011 uitspraak gedaan en geoordeeld dat de Bank geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een afwijking van de eerdere beslissing rechtvaardigen. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de eerdere uitspraak van het GEA. De Bank heeft onvoldoende onderbouwd dat er een restitutierisico bestaat. Daarom heeft het Hof de vorderingen van de Bank afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van het incident. De beslissing is genomen in het licht van de belangen van beide partijen, waarbij het Hof de eerdere beslissing van het GEA als uitgangspunt heeft genomen. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting in Curaçao, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Registratienummer: AR 2386/10 – HAR 63/10
Uitspraak: 4 januari 2011 (bij vervroeging, op Curaçao)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
vonnis in de incidenten ex art. 272 en 57 Rv in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BANCO DI CARIBE N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. W.G.T.M. Kloes,
- tegen -
de vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
CRIMSON DEVELOPMENT GROUP Inc.,
gevestigd te Tortola (BVI),
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. G.W. Rep.
Partijen worden hierna de Bank en Crimson genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 13 oktober 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: GEA) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 De Bank is in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis door op 20 oktober 2010 een akte van hoger beroep in te dienen. Eveneens op 20 oktober 2010 heeft de Bank een incidentele vordering ingediend ertoe strekkende dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 oktober 2010 wordt geschorst, met veroordeling van Crimson in de proceskosten. Bij op 18 november 2010 ingediende memorie van grieven heeft de Bank, subsidiair (voor zover de vordering tot schorsing niet toewijsbaar is), gevorderd dat door Crimson zekerheid wordt gesteld.
1.3 Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling en Crimson is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op de incidentele vorderingen te reageren. Zij heeft ter rolle van 14 december 2010 bij memorie van antwoord in het incident ex art. 57 jo 272 Rv van die gelegenheid gebruik gemaakt en geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vorderingen, met veroordeling van de Bank in de proceskosten. Eveneens ter rolle van 14 december 2010 heeft de Bank een pleitnota ingediend.
1.4 Vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.
2. De beoordeling in het incident
2.1 Bij de beoordeling van de vordering moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient daarbij in de regel buiten beschouwing te blijven. Bovendien geldt dat in beginsel moet worden uitgegaan van de beslissing van de vorige rechter en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De Bank zal aan haar vorderingen dus feiten en omstandigheden ten grondslag moeten leggen die bij de door de vorige rechter gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van de vorige rechter hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die vorige beslissing wordt afgeweken (HR 30 mei 2008, NJ 2008, 311). Voor schorsing kan voorts aanleiding zijn indien sprake is van een kennelijke juridische of feitelijke misslag door het GEA.
2.2 Van een kennelijke juridische of feitelijke misslag is niet gebleken. Hetgeen door de Bank is aangevoerd ten aanzien van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [xxx] kan niet als een dergelijke misslag worden aangemerkt.
2.3 Door de Bank zijn voorts geen (nieuwe) feiten en omstandigheden gesteld die bij de door het GEA gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen en die zouden kunnen rechtvaardigen dat thans wordt afgeweken van de beslissing van het GEA om het vonnis, zonder bevel tot zekerheidsstelling, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het gestelde restitutierisico heeft de Bank onvoldoende onderbouwd.
2.4 De incidentele vorderingen zullen daarom worden afgewezen. De Bank zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van dit incident.
BESLISSING
Het Hof:
wijst de vordering in het incident af;
veroordeelt de Bank in de kosten van dit incident aan de zijde van Crimson gevallen en tot op heden begroot op Afl. 1.700,00 aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 4 januari 2011.