ECLI:NL:OGHACMB:2011:BP6516

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 1729/08-H-153/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie en schadevergoeding na rectificatie door krant

In deze Arubaanse zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie op 18 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant], een advocaat in Aruba, en de naamloze vennootschap DIARIO N.V., een krant. De zaak ontstond naar aanleiding van een artikel dat op 17 december 2007 in de Diario was gepubliceerd, waarin [appellant] beschuldigd werd van volmachtfraude en een strafrechtelijke veroordeling. [appellant] stelde dat deze publicatie onrechtmatig was en vorderde schadevergoeding. Het Hof oordeelde dat de publicatie onrechtmatig was, omdat de beschuldigingen niet waren onderbouwd en Diario zelf een rectificatie had geplaatst waarin werd erkend dat er geen bewijs was voor de beschuldigingen. Het Hof kende [appellant] een schadevergoeding toe van Afl. 3.000,- voor immateriële schade, en veroordeelde Diario tot betaling van de proceskosten. De uitspraak volgde op een eerdere afwijzing van een kort geding waarin [appellant] om rectificatie had gevraagd. Het Hof concludeerde dat de ernstige beschuldigingen, zonder bewijs, maatschappelijk onzorgvuldig waren en dat de vordering tot schadevergoeding op basis van materiële schade onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en ondertekend door de oudste rechter.

Uitspraak

UITSPRAAK: 18 januari 2011
ZAAKNR.: AR 1729/08-H-153/10
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[appellant],
wonend in Aruba,
voorheen eiser, thans appellant,
gemachtigde: mr. M. Croes,
tegen
de naamloze vennootschap DIARIO N.V. (hierna Diario),
gevestigd in Aruba,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. C.B.A. Coffie.
1. Verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, (verder: het GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 20 mei 2009. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
[appellant] is in hoger beroep gekomen van genoemd vonnis door indiening op 26 juni 2009 van een akte van hoger beroep. Bij een ter griffie van het GEA op 7 augustus 2009 ingediende memorie van grieven heeft hij drie grieven aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis. Hij heeft in die memorie gevorderd dat het Hof, kort gezegd, Diario zal veroordelen om aan hem alle proceskosten te betalen evenals Afl. 10.000,- materiële schade en Afl. 25.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over materiële en immateriële schade. Subsidiair heeft hij gevorderd dat het Hof een volgens het Hof passende voorziening zal treffen.
Diario heeft bij op 20 oktober 2009 ter griffie ingediende memorie van antwoord de grieven bestreden en heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [appellant] om de proceskosten in hoger beroep te betalen.
Op de nader voor pleidooi bepaalde dag hebben partijen pleitnota’s overgelegd, [appellant] onder het overleggen van producties waartegen Diario geen bezwaar heeft gemaakt, waarna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
Het door [appellant] ingestelde appel is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat hij daarin kan worden ontvangen.
3. Grieven
Voor de inhoud van de grieven verwijst het Hof naar de ingediende memorie van grieven.
4. Beoordeling
4.1 Het Hof gaat in deze zaak van de volgende feiten uit.
Diario geeft een krant uit, genaamd “Diario”. In deze krant heeft op 17 december 2007 een artikel gestaan waarin werd beweerd, kort gezegd, dat onder meer [appellant], toen en nu advocaat in Aruba, in het kader van een landelijke verkiezing volmachtfraude zou hebben gepleegd ten faveure van de politieke partij MEP (“ … Na 1977 …. [appellant]… a hasi fraude na gran escala cu volmacht. … Ora cu e volmacht tabata wordo traha, nan tabata tuma nan den beslag y yena nan cu nombernan di hende cu tabata na fabor di e Gobierno di MEP y tabata firma nan mes tambe.”). In de krant stond verder, kort gezegd, dat [appellant] hiervoor strafrechtelijk ter verantwoording was geroepen en gevangenisstraf had gekregen (“Nan a haya nan mes den problema cu husticia y a haya castigo di prison”).
Bij op ter griffie van het GEA op 23 januari 2008 door [appellant] ingediend verzoekschrift in kort geding heeft [appellant] gevorderd dat het GEA Diario zal bevelen om een rectificatie in haar krant te plaatsen. Voordat deze vordering ter zitting is behandeld, heeft Diario, zonder overleg met [appellant], op 2 februari 2008 een rectificatie in haar krant geplaatst. Voor zover van belang houdt de rectificatie in dat Diario geen bewijs heeft van de volmachtfraude en van de strafrechtelijke veroordeling.
De behandeling van de kort gedingvordering heeft na 2 februari 2008 plaatsgevonden, waarbij de vordering tot rectificatie echter was gewijzigd in een vordering tot betaling van schadevergoeding in de vorm van geld wegens onrechtmatige publicatie. Deze vordering is bij vonnis van 27 februari 2008 afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
4.2 Naar het Hof begrijpt betwist Diario allereerst dat de publicatie onrechtmatig zou zijn. Het is, zo stelt zij, haar taak als krant om misstanden aan de kaak te stellen.
Ook bij een dergelijke taakopvatting dient Diario te stellen op grond van welke feiten en, desnoods, redelijke vermoedens die misstanden (en/of verdenkingen) bestaan. In deze procedure is van het een noch het ander gebleken. In het onderhavige dossier ligt niet meer dan de met niets onderbouwde beschuldiging dat [appellant] volmachtfraude zou hebben gepleegd en daarvoor in de gevangenis zou hebben gezeten. Het Hof stelt voorop dat dit zeer ernstige beschuldigingen zijn die, indien gegrond, kunnen worden onderbouwd met een mate van inspanning die van een journalist mag worden verwacht. Bij gebreke aan elke vorm van onderbouwing, moet die beschuldiging, waarvoor dus geen spoor van bewijs bestaat, dan ook voor onwaar worden gehouden. Enige reden waarom deze ernstige beschuldigingen door Diario op 17 december 2007 werden geplaatst heeft Diairio in dit geding niet gegeven, zodat, bij gebreke daarvan, de publicatie ook onnodig grievend is. Het behoeft in deze procedure, mede gelet op de door Diario zelf vrijwillig geplaatste rectificatie waaruit het Hof afleidt dat zij de onjuistheid van haar handelen ook heeft ingezien, geen nadere uitleg dat dergelijke zeer ernstige beschuldigingen waarvoor geen spoor van bewijs bestaat, zodanig maatschappelijk onzorgvuldig zijn dat zij moeten worden gekwalificeerd als onrechtmatig.
4.3.1 De door [appellant] gevorderde schade bestaat uit drie posten. Ten eerste vordert hij, naar het Hof afleidt uit de toelichting op grief 1 in de memorie van grieven bezien in onderling verband en samenhang met hetgeen onder punt 4 in zijn pleitnota is vermeld, Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 207,- aan deurwaarderskosten, Afl. 48,- aan zegels, Afl. 5.000,- aan gemachtigdensalaris en Afl. 1.000,- aan onvoorziene kosten in verband met het aangespannen kort geding. Die kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat de kort gedingrechter daarover al heeft geoordeeld in zijn eindvonnis waarbij hij de proceskosten heeft gecompenseerd.
4.3.2 [appellant] vordert verder Afl. 10.000,- aan materiële schade. Hij heeft gesteld dat deze schade is ontstaan door overwerk en verleend advies. In zijn pleitnota heeft hij verder gesteld dat er sprake is geweest van omzetvermindering ten gevolge van die publicatie. [appellant] heeft de stelling dat er sprake is geweest van overwerk en van verleend advies met niets onderbouwd, zodat het Hof daaraan voorbij gaat.
Bij pleidooi heeft hij gesteld dat zijn kantoor in 2006 een omzet had van Afl. 213.272,-, in 2007 van Afl. 183.234,-, in 2008 van Afl. 172.955,- en in 2009 van Afl. 228.114,-.
Uit deze cijfers blijkt dat de omzet in 2007 in vergelijking met de omzet in 2006 was gedaald met Afl. 30.038,-. De omzet in 2008 is ten opzichte van de omzet in 2007 slechts gedaald met Afl. 10.279,-.
Omzetcijfers per maand zijn niet gegeven, zodat niet duidelijk is dat de omzetdaling in 2007 heeft plaatsgevonden in de laatste twee weken van dat jaar. Evenmin is duidelijk dat de omzetdaling in 2008 heeft plaatsgevonden in de eerste maanden van 2008, dus kort na de publicatie in december 2007. Alleen al daarom heeft [appellant] met de enkele omzetcijfers zijn stelling dat hij materiële schade heeft geleden onvoldoende onderbouwd, zodat die gevorderde schade dient te worden afgewezen.
4.3.3 Tenslotte vordert [appellant] Afl. 25.000,- aan immateriële schade. De hiervoor onder 4.1 gegeven citaten uit de Diario zijn op geen enkele manier juist gebleken en zijn zodanig van aard dat zij de eer en goede naam van [appellant] schaden, waarmee hem het nodige leed is berokkend. Zijn stelling dat alleen hij weet welk leed hem is berokkend moge op zich juist zijn doch dat brengt niet met zich dat dit leed niet door middel van bijvoorbeeld een psychologisch en/of psychiatrisch verslag of rapport nader onderbouwd had kunnen worden. Gelet op alle omstandigheden van het geval, met name de zwaarte van de niet aannemelijk geachte beschuldigingen, acht het Hof, naast de reeds geplaatste rectificatie, een immateriële schadevergoeding op zijn plaats van Afl. 3.000,-.
4.4 Een en ander betekent dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat Diario, als de in het ongelijk te stellen partij in de aan de zijde van [appellant] gerezen proceskosten moet worden veroordeeld.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht als volgt:
veroordeelt Diario uitvoerbaar bij voorraad om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te betalen Afl. 3.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Diario tot betaling van de aan de zijde van [appellant] gerezen proceskosten, in eerste aanleg begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 194,- aan explootkosten en Afl. 1.800,- aan gemachtigdensalaris en in dit hoger beroep begroot op Afl. 1.500,- aan griffierecht, Afl. 207,- voor kosten betekening akte van hoger beroep en memorie van grieven en Afl. 5.100,- aan gemachtigdensalaris;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en P.E. de Kort, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 18 januari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier en, bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter.