ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0634

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 092/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf van vreemdeling

In deze Arubaanse zaak betreft het een hoger beroep van een vreemdeling die een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf had ingediend bij de minister van Vreemdelingenzaken. Dit verzoek werd op 30 januari 2009 afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze beschikking op 11 maart 2009, maar de minister reageerde niet op het bezwaar. Hierdoor stelde de vreemdeling op 3 september 2009 beroep in wegens het uitblijven van een beschikking op haar bezwaar. De vreemdeling betoogde dat de termijn voor het instellen van beroep pas veertien weken na de indiening van het bezwaarschrift was aangevangen, en dat haar beroepschrift dus tijdig was ingediend.

Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba verklaarde het beroep echter niet-ontvankelijk, omdat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De vreemdeling ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelde dat de Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) geen grondslag biedt voor het betoog van de vreemdeling. De rechter bevestigde dat de termijn voor het indienen van beroep tegen het uitblijven van een beschikking op het bezwaar was verstreken, en dat het beroep niet op of voor 26 augustus 2009 was ingesteld. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht, met verbetering van de gronden waarop deze rustte. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2011. De zaak is behandeld op 10 november 2010, waarbij de vreemdeling werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. D.M. Passchier, en de minister door J.M. Harewood.

Uitspraak

HLAR 092/09
Datum uitspraak: 25 januari 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 25 november 2009 in zaak nr. 2833 van 2009 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Vreemdelingenzaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 30 januari 2009 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een verzoek van appellante (hierna: de vreemdeling) om haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vreemdeling bij brief van 11 maart 2009 bezwaar gemaakt.
Het tegen het uitblijven van een beschikking op het aldus gemaakte bezwaar bij brief van 3 september 2009 door de vreemdeling ingestelde beroep heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) bij uitspraak van 25 november 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij het Hof ingekomen op 10 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2010, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.M. Passchier, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door J.M. Harewood, werkzaam bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De vreemdeling betoogt dat het Gerecht, door het beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk te verklaren, heeft miskend dat de termijn voor het instellen van beroep tegen het uitblijven van een beschikking op het door haar gemaakte bezwaar veertien weken nadat de minister het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie had gesteld, is aangevangen en het beroepschrift binnen acht weken daarna en derhalve tijdig is ingediend.
2.1.1. Ingevolge artikel 15, aanhef en onder a, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), voor zover thans van belang, stelt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken uiterlijk binnen twee weken na ontvangst ervan in handen van de bezwaaradviescommissie.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, brengt de bezwaaradviescommissie het bestuursorgaan binnen vier weken, nadat zij het bezwaarschrift heeft ontvangen, advies uit.
Ingevolge het tweede lid kan de commissie deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen, indien het redelijkerwijs niet mogelijk is advies binnen die termijn uit te brengen. De commissie doet van een zodanige verlenging mededeling aan de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, neemt het bestuurorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Ingevolge artikel 27, tweede lid, bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken en gaat deze in op de dag, waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
2.1.2. Niet in geschil is dat de bezwaaradviescommissie een mededeling, als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Lar, heeft gedaan. De minister diende derhalve binnen zestien weken na ontvangst van het bezwaarschrift op 11 maart 2009, dat wil zeggen uiterlijk op 1 juli 2009, op het daarbij gemaakte bezwaar te beschikken.
Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Lar kon uiterlijk op 26 augustus 2009 beroep tegen het uitblijven van zodanige beschikking worden ingesteld. Voor het betoog van de vreemdeling dat de termijn voor het instellen van beroep tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar eerst veertien weken nadat de minister het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie heeft gesteld, is aangevangen, biedt de Lar geen grondslag. Het beroep is niet op of voor 26 augustus 2009 ingesteld.
Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2011
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,