Registratienummer: AR 112/08 - H 40/11
Uitspraak: 15 april 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
[vrouw],
wonend in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres, thans principaal appellante tevens incidenteel geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.J.A. Arduin,
[man]
wonend in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, thans principaal geïntimeerde tevens incidenteel appellant,
en
AMORFIATA PRIVATE FOUNDATION,
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, thans principaal geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J. Veen.
Partijen worden hierna [vrouw], [man] en Amorfiata genoemd. [man] en Amorfiata gezamenlijk zullen ook worden aangeduid als [man] c.s.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 23 februari 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 [vrouw] is in hoger beroep gekomen van het vonnis door op 30 maart 2010 een akte van appel in te dienen. Bij afzonderlijke memorie van grieven heeft [vrouw] twee grieven geformuleerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen voor zover hetgeen primair onder a. en subsidiair gevorderd is afgewezen en opnieuw rechtdoende het primair onder a. en/of subsidiair gevorderde zal toewijzen, alsmede [man] c.s. zal opdragen, althans zal bevelen te gehengen en te gedogen, dat een onafhankelijk taxateur wordt toegelaten de overgedragen registergoederen te betreden ter inspectie en vaststelling van de waarde daarvan, onder verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000,-- per dag of gedeelte van iedere dag dat [man] c.s. na de betekening van het vonnis nalatig blijven daaraan te voldoen, met veroordeling van [man] c.s. in de proceskosten.
1.3 [man] c.s. hebben bij op 16 juli 2010 ingediende memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd dat het Hof de vorderingen van [vrouw] zal afwijzen. Bij dezelfde memorie heeft [man] incidenteel appel ingesteld en drie grieven geformuleerd en toegelicht. Zijn conclusie strekte ertoe dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat zijn vorderingen in reconventie alsnog zullen worden toegewezen, met veroordeling van [vrouw] in de proceskosten. [vrouw] heeft in het incidenteel appel geen memorie van antwoord ingediend.
1.4 Op de daarvoor bepaalde dag hebben partijen pleitaantekeningen overgelegd.
1.5 Vonnis is bepaald op heden.
2.1 Met het GEA gaat het Hof ervan uit dat partijen het geschil beoordeeld wensen te zien naar Sint-Maartens (voorheen: Nederlands-Antilliaans) recht. Tegen de eiswijziging bij memorie van grieven hebben [man] c.s. geen bezwaar gemaakt en het Hof heeft daartegen ook ambtshalve geen bezwaar zodat op de gewijzigde eis recht zal worden gedaan.
2.2 Terecht en op juiste gronden heeft het GEA geoordeeld dat de overeenkomsten van 11 juni 2001 en de overeenkomst van 26 juni 2001 niet als geldige huwelijkse voorwaarden kunnen worden aangemerkt. De aan een dergelijke overeenkomst te stellen vormvereisten, waaraan in casu niet is voldaan, strekken mede ter bescherming van de bij het opstellen daarvan betrokken partijen (HR 27 juni 2003, NJ 2003, 524). Van conversie in een enkel tussen partijen geldende regeling kan geen sprake zijn (zie ook HR 2 mei 1986, NJ 1987, 353). Ook het oordeel van het GEA ten aanzien van de stelling dat de overeenkomsten als een overeenkomst in de zin van art. 1:100 lid 1 BW (echtscheidingsconvenant) moeten worden aangemerkt, neemt het Hof over nu niet kan worden gezegd dat de overeenkomsten zijn opgemaakt met het oog op de aanstaande ontbinding van de gemeenschap. Het incidenteel appel kan dan ook niet slagen.
2.3 Nu tussen partijen geen sprake is van (rechtsgeldige) huwelijkse voorwaarden, vielen de door [man] bij akte van 24 april 2007 aan Amorfiata overgedragen registergoederen in de, inmiddels ontbonden, huwelijksgoederengemeenschap van partijen. Dit laat onverlet dat [man], van wiens zijde de goederen in de gemeenschap zijn gevallen, volledig bevoegd was om ten aanzien van deze goederen obligatoire rechtshandelingen aan te gaan en over deze goederen te beschikken. Er heeft in beginsel dan ook een geldige verkoop en overdracht plaatsgevonden. Ook het op de goederen rustende maritaal beslag, waarvan het GEA terecht heeft geoordeeld dat het niet is vervallen nu ook het indienen van een verzoek tot echtscheiding als het aanhangig maken van de hoofdzaak geldt, doet daaraan niet af (HR 5 september 2008, NJ 2009, 154).
2.4 [vrouw] heeft een beroep gedaan op de vernietiging ex art. 1:89 BW, zich daarbij onder meer op het standpunt stellend dat de goederen ver onder de marktwaarde aan Amorfiata zijn verkocht en de overdracht mitsdien als een gift moet worden aangemerkt. [vrouw] heeft zich daarbij, onderbouwd met een taxatierapport, op het standpunt gesteld dat de waarde van de goederen op minimaal US$ 1.5 miljoen moet worden geschat. Tegenover deze stelling van [vrouw] had het op de weg van [man] c.s. gelegen om nader te onderbouwen dat de koopsom van US$ 500.000,-- de reële waarde van de overgedragen goederen betrof. Dat hebben [man] c.s. evenwel nagelaten. Daarmee hebben zij het verweer van [vrouw] en het daarmee samenhangende beroep op art. 1:88 lid 1 sub b BW onvoldoende gemotiveerd weerlegd. Dit beroep slaagt dan ook. De vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst en van de overdracht van de desbetreffende goederen aan Amorfiata zal worden toegewezen. Gelet op deze vernietiging bevinden de in geding zijnde goederen zich met deze uitspraak nog altijd in de huwelijksgoederengemeenschap. Overigens overweegt het Hof dat, ook als van deze vernietiging geen sprake zou zijn, als gevolg van het op de goederen rustende beslag de vervreemding evenmin aan [vrouw] zou kunnen worden tegengeworpen.
2.5 Gelet op het voorgaande zal het bestreden vonnis in conventie worden vernietigd en zullen de primaire vorderingen zoals in het dictum geformuleerd worden toegewezen. Aan beoordeling van de subsidiaire vorderingen - waaronder, naar het Hof uit de daarbij gegeven toelichting afleidt, ook de vermeerdering van eis valt - komt het Hof mitsdien niet toe. Het vonnis in reconventie zal worden bevestigd. Evenals het GEA ziet ook het Hof aanleiding, zoals gebruikelijk in zaken betreffende echtscheiding en de afwikkeling van de gevolgen daarvan, de proceskosten te compenseren.
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
vernietigt de overeenkomst van koop en verkoop tussen [man] en Amorfiata alsmede de overdracht van de registergoederen bij akte van 24 april 2007 opgemaakt en verleden door notaris F.E. Gijsbertha en ingeschreven in de Openbare Registers op 27 april 2007 in Register C, deel 231 onder nummer 70;
beveelt [man] om met [vrouw] over te gaan tot scheiding en deling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en benoemt, tenzij partijen binnen een maand na heden anders overeenkomen, notaris M. Boekhoudt in Sint Maarten als notaris ten overstaan van wie de werkzaamheden van de scheiding en deling zullen plaatsvinden;
benoemt in geval van weigerachtigheid en/of nalatigheid van een van of beide partijen om aan de scheiding en deling mee te werken de deurwaarder E.A. Arrindell, wonend in Sint Maarten tot onzijdig persoon om de onwillige en/of nalatige partij(en) te vertegenwoordigen;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Sijmonsma, Lock en Van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 15 april 2011.