ECLI:NL:OGHACMB:2011:BU3393

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
E-241/10-H-216/11 en HAR 50/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsingsverzoek van beschikking inzake alimentatie

In deze zaak gaat het om een schorsingsverzoek van een beschikking waarin het alimentatiebedrag is vastgesteld. De man, wonend in Curaçao, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. Op 5 oktober 2010 en op 27 oktober 2010, 12 april 2011 en 21 juni 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao beschikkingen gegeven. De man heeft op 29 juli 2011 een verzoek ingediend tot schorsing van de uitvoerbaarheid van de beschikking van 21 juni 2011, waarbij hij verzocht dat de vrouw wordt bevolen aan de beschikking geen uitvoering te geven.

De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het schorsingsverzoek en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure. Het Hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en vastgesteld dat het schorsingsverzoek van de man niet voldoende onderbouwd is. De man heeft onvoldoende concrete omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat het belang van de vrouw bij de alimentatiebepaling niet zwaarder weegt dan dat van de man bij behoud van de bestaande toestand.

Het Hof heeft geoordeeld dat de vrouw, als degene die de alimentatiebepaling verkreeg, wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben. De grieven van de man zijn niet voldoende om aan te tonen dat er sprake is van juridische of feitelijke misslagen die de werking van de beschikking zouden schorsen. Het verzoek van de man is afgewezen en hij is veroordeeld in de kosten van het incident.

Uitspraak

Registratienummer: E-241/10-H-216/11 en HAR 50/11
Uitspraak: 4 oktober 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in het incident ex artikel 429p lid 2, tweede zin Rv in de zaak van:
[man],
hierna: de man,
wonend in Curaçao,
oorspronkelijk verzoeker tevens verweerder in het zelfstandig verzoek,
thans appellant en verzoeker in het incident,
gemachtigde: mr. J.P. Jackson,
tegen
[vrouw],
hierna: de vrouw,
wonend in Curaçao,
oorspronkelijk verweerster tevens verzoekster in het zelfstandig verzoek,
thans geïntimeerde en verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. M.N. Meyer.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 5 oktober 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: GEA), en op 27 oktober 2010, 12 april 2011 en 21 juni 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna ook: GEA) tussen de man en de vrouw beschikkingen gegeven. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar deze beschikkingen.
1.2 De man is van voornoemde beschikkingen van 12 april 2011 en 21 juni 2011 in hoger beroep gekomen en heeft klaarblijkelijk in verband met het bepaalde in artikel 429p lid 2, tweede zin Rv een verzoek geformuleerd door op 29 juli 2011 een als ‘beroepschrift tevens schorsingsverzoek’ aangeduid stuk in te dienen, met een productie. Het verzoek strekt ertoe dat het Hof de tenuitvoerlegging van de beschikking van 21 juni 2011 schorst, met bepaling dat de vrouw wordt bevolen aan de beschikking geen uitvoering te geven.
1.3 De vrouw heeft verweer gevoerd bij een als ‘memorie van antwoord inzake schorsingsverzoek ex art. 272 BRV’ aangeduid stuk, met als conclusie dat het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring wordt afgewezen, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure in hoger beroep.
1.4 De man heeft een stuk overgelegd met als opschrift ‘akte tot uitlating n.a.v. memorie van antwoord inzake schorsingsverzoek ex art. 272 BRV’ dat blijkens de begeleidende brief d.d. 19 september 2011 van de gemachtigde als pleitnota is bedoeld. Ook de vrouw heeft een pleitnota overgelegd, met een productie.
1.5 Beschikking is bepaald op heden.
2. De beoordeling in het incident
2.1 Bij de beoordeling van het verzoek moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden, bijvoorbeeld in verband met de spoed-eisendheid van het voldoen aan de veroordeling – in het voorliggende geval de bepa-ling van de hoogte van de door de man aan de vrouw verschuldigde alimentatie –, het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient daarbij in de regel buiten beschouwing te blijven (vgl. Gemeenschappelijk Hof van Justitie 15 juli 2011, LJN: BT1639).
2.2 Het schorsingsverzoek van de man is niet afzonderlijk onderbouwd. Voor zover een of meer van de in het beroepschrift geformuleerde grieven is of zijn bedoeld om het verzoek te onderbouwen, is het Hof van oordeel dat daarmee onvoldoende concreet omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan kan worden beoordeeld of het belang van de vrouw bij de bepaling van het door de man aan haar verschuldig-de alimentatiebedrag al dan niet zwaarder weegt dan dat van de man bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Daarbij stelt het Hof voorop dat de vrouw als degene die bedoelde bepaling verkreeg, wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben. Dit vermoeden wordt niet weerlegd door de inhoud van de grieven. Aan hetgeen in dit verband eerst bij pleidooi door de man is gesteld, gaat het Hof voorbij omdat de vrouw daarop niet heeft kunnen reageren.
2.3 Voor zover met de grieven is beoogd te betogen dat de beschikking waarvan beroep kennelijke juridische of feitelijke misslagen inhoudt die grond opleveren de werking van de beschikking te schorsen, faalt dat betoog naar het oordeel van het Hof omdat ook in zoverre onvoldoende is gesteld dat sprake is van een misslag die aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad in de weg staat. Ambtshalve is het Hof van een dergelijke misslag evenmin gebleken. Voor het overige zal in hoger beroep moeten blijken of de grieven slagen.
2.4 Op grond van het voorgaande moet het verzoek worden afgewezen. De man zal worden veroordeeld in de kosten van dit incident.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
wijst het verzoek af;
veroordeelt de man in de kosten van het incident aan de zijde van de vrouw gevallen en tot op heden begroot op nihil aan verschotten en NAF. 1.000,-- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.E. de Kort, J.P. de Haan en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 4 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.