ECLI:NL:OGHACMB:2012:BX0111
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en onderzoek naar artikel 8 EVRM
In deze zaak gaat het om de intrekking van een verblijfsvergunning van een vreemdeling door de Minister van Justitie. De Minister heeft de vergunning ingetrokken zonder te onderzoeken of artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor familie- en gezinsleven waarborgt, aan deze intrekking in de weg staat. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft in zijn uitspraak van 14 juni 2011 geoordeeld dat de Minister dit onderzoek wel had moeten uitvoeren. De Minister heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 3 april 2012 zijn zowel de Minister, vertegenwoordigd door mr. O.G. Plate en mr. D.J. Victorina, als de vreemdeling, bijgestaan door mr. E.R. Cheri en A.J. Henriquez LL.M., verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat de Minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de intrekking van de verblijfsvergunning gerechtvaardigd was, zonder rekening te houden met de mogelijke positieve verplichtingen die voortvloeien uit het recht op eerbiediging van het gezinsleven.
Het Hof heeft geoordeeld dat de Minister, door de stelling van de vreemdeling dat hij in duurzaam gezinsverband met zijn echtgenote en kind op Curaçao samenwoont, niet heeft onderzocht of dit recht een positieve verplichting voor de autoriteiten met zich meebrengt. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing van de Minister om de verblijfsvergunning in te trekken wordt daarmee nietig verklaard, en de Minister wordt verplicht om de belangen van het gezinsleven van de vreemdeling in de toekomst in overweging te nemen.